Hermesdorf, Bernardus Hubertus Dominicus (1894-1978)

 
English | Nederlands

HERMESDORF, Bernardus Hubertus Dominicus (1894-1978)

Hermesdorf, Bernardus Hubertus Dominicus, hoogleraar Romeins en oudvaderlands recht (Chèvremont, gem. Kerkrade 3-11-1894 - Nijmegen 3-11-1978). Zoon van Franz Peter Hermesdorf, bij Wet 3-1-1899 (Stbl. nr. 20) genaturaliseerd, kunstschilder, en Maria Josepha Francisca Hubertina Deutz. Gehuwd op 2-5-1922 met Jeannette Louise Maria Teulings. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. Na haar overlijden (26-3-1952) gehuwd op 5-9-1953 met Maria Josepha Hubertina Isabella Imkamp. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Hermesdorf, Bernardus Hubertus Dominicus

Hermesdorf was afkomstig uit een artistiek katholiek milieu en studeerde na zijn gymnasiale opleiding te Rolduc rechten aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, waarbij bij J.Ch. Naber op 30 juni 1919 op stellingen tot doctor in de rechtswetenschap promoveerde. Na enige jaren als secretaris van de Raad van Arbeid te Heerlen en als bedrijfsjurist, in het bijzonder met octrooiaangelegenheden belast, te Deventer werkzaam te zijn geweest, oefende hij sinds 1923 aldaar de advocatuur uit. Daarnevens fungeerde hij als secretaris van diverse katholieke sociale organisaties.

In zijn studentenjaren publiceerde hij veel in studenten- en dagbladen, later ook in juridische, historische en katholieke periodieken. Hij gaf daarbij ook blijk van een levendige belangstelling voor de rechtsgeschiedenis (vgl. zijn 'Recht en cultuur'. De Beiaard 10 (1925) 452-458). In 1928 volgde zijn benoeming tot lector in het Romeinse recht aan de toen vijf jaar oude rk Universiteit te Nijmegen, welke functie hij op 27 april 1928 aanvaardde met de rede Enkele beschouwingen over het Romeinsch recht in verband met het Academisch Instituut. In 1931 werd hij tevens benoemd tot hoogleraar in dit vak aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Laatstgenoemd professoraat gaf hij node op toen hij, in 1938, tot hoogleraar in het Romeinse en oud-vaderlandse recht aan de Nijmeegse universiteit werd benoemd (intreerede op 6 februari 1939: De verhouding van Romeinsch tot Oud Vaderlandsch recht in geschiedenis en academische opleiding). Deze dubbele leeropdracht vervulde hij ononderbroken tot hij op 6 juli 1965 als hoogleraar afscheid nam met de rede Poena talionis.

Van 1963 tot 1965 vervulde hij tevens een extraordinariaat oudvaderlandse recht aan de pas opgerichte juridische faculteit van de Katholieke Hogeschool te Tilburg, terwijl hij ook als emeritus nog tot in 1971 regelmatig colleges gaf te Tilburg en aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Vele generaties rechtenstudenten, zowel aan de Nijmeegse als aan andere juridische faculteiten, hebben zijn Schets der uitwendige geschiedenis van het Romeins recht (1936,7e dr. 1972) en de door hem sinds de 3e druk (1943) bewerkte Aantekeningen bij de geschiedenis van het oude vaderlandse recht van E.J.J. van der Heijden (8e dr. 1968) bestudeerd. Hermesdorf had een boeiende voordracht en zijn colleges waren helder en systematisch van opzet. Als docent en examinator genoot hij nochtans een geduchte reputatie: hij eiste van de studenten een niet geringe mate van zelfwerkzaamheid en op het stuk van exameneisen deed hij geen concessies. Viermaal trad hij te Nijmegen als promotor op.

Als wetenschapsbeoefenaar nam Hermesdorf een geheel eigen plaats onder de Nederlandse rechtshistorici in. Ofschoon hij wel degelijk specifiek rechtshistorische studies heeft gepubliceerd, zoals Het heimael (1950), zijn bekende opstel 'Te hoofde gaan' (1954) en zijn aan de zg. receptiegeschiedenis van het Romeinse en canonieke recht in deel 5 van het lus Romanum Medii Aevi gewijd Römisches Recht in den Niederlanden (Milaan, 1968), beoefende Hermesdorf de rechtsgeschiedenis toch bij voorkeur in samenhang met allerlei contemporaine culturele en maatschappelijke verschijnselen. Hij had veel belangstelling voor het economisch leven, de kunst, taal en letteren, zoals blijkt uit zijn magistrale opstellenbundel Recht en taal te hoofde. Opstellen over de ontmoeting tussen Nederlandse letteren en oudvaderlands recht (1955), godsdienst en kerk, maar ook voor meer alledaagse zaken als de markt, de landbouw, het gezinsleven en zelfs... de hond en de herberg (De herberg in de Nederlanden. Een blik in de beschavingsgeschiedenis Assen, 1957). Ook boeide hem steeds weer de mens in zijn omgang met het recht, zoals rechtsgeleerden (Wigle van Aytta van Zwichem. Hoogleraar en rechtsgeleerd schrijver, 1949) en advocaten (Licht en schaduw in de advocatuur der Lage Landen, 1951). Hij was op deze wijze niet zozeer een beoefenaar van juridische dogmatiek in historisch perspectief, doch in wezen veeleer een katholiek cultuurhistoricus met een brede geestesoriëntatie, 'vertrekkend' vanuit de rechtsgeschiedenis. Door het inbegrip van al zulke prejuridische factoren werden zijn rechtshistorische studies in een breder cultuur- en sociaal-historisch perspectief geplaatst. Omgekeerd bezigde hij zijn, vooral middeleeuws, rechtsbronnenmateriaal ook om bijdragen te leveren aan de sociale en de cultuurgeschiedenis. Een van de meest saillante voorbeelden van dat laatste vormt zijn postuum verschenen Rechtsspiegel. Een rechtshistorische terugblik in de Lage Landen van het herfsttij (Nijmegen, 1980), waarin hij de weerspiegeling van allerlei facetten van het laat-middeleeuwse volksleven in de 14e- en 15e-eeuwse Nederlandse rechtsbronnen schetst, zoals steeds met dat fijnzinnige taalgebruik en met die welverzorgde en zo strikt persoonlijke stijl die het lezen van zijn geschriften alleen daarom al tot een intellectueel genot maken.

Als gelovig katholiek in dienst staande van een katholieke universiteit, vatte Hermesdorf zulks op als een impliciete opdracht zijn gaven en kundigheden aan de katholieke geloofsgemeenschap dienstbaar te maken. Daarvan getuigen niet alleen zijn vele bijdragen aan specifiek katholieke periodieken, maar ook artikelen als die over Sint Augustinus' gedachten over de taak des rechters, de vele over Paulus, Bernardus van Clairvaux en Thomas van Aquino en dat over de Regula van Benedictus. Niet minder karakteristiek voor Hermesdorfs oeuvre is voorts zijn drang tot kennisverspreiding onder een bredere kring dan die van zijn directe vakgenoten. Tot in zijn laatste levensjaren publiceerde hij talloze (rechts)historische artikelen in katholieke en/of regionale dagbladen als De Zuid-Limburger, het Overijssels Dagblad, De Tijd, De Maasbode, en De Gelderlander, alsmede in regionale en lokale historische periodieken als de Publications de la société historique... Limbourg à Maastricht, De Maasgouw, Numaga enz. Een uitgesproken heemkundig getinte voorkeur voor de rechtsgeschiedenis van Limburg, Brabant, Overijssel, Deventer en Nijmegen springt daarbij in het oog.

Hermesdorf diende de Katholieke Universiteit niet alleen als docent en wetenschapsbeoefenaar. Zonder aarzeling aanvaardde hij op 21 september 1942 de functie van rector-magnificus, aldus naar L.J. Rogiers woord 'zwaarder verantwoording dragend en groter persoonlijke gevaren trotserend dan een van zijn voorgangers en opvolgers'. Onder zijn driejarig rectoraat kwam het al spoedig tot een escalerende confrontatie met de bezetter, vooral in verband met de van de studenten geëiste zg. loyaliteitsverklaring, culminerend in de sluiting van de universiteit op 11 april 1943. Hermesdorfs vastberaden houding had daartoe in niet geringe mate bijgedragen. Na de oorlog was hij betrokken bij de oprichting van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, in welks directorium (later: bestuur) hij tot 1972 zitting had. Voorts was hij o.m. bestuurslid van de Vereeniging (sinds 1976: Stichting) tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandse recht (1941-1978) en van de algemene redactie van het Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis (1950-1978). Enige binnen- en buitenlandse onderscheidingen vielen hem ten deel.

Als zoon van een kunstschilder was Hennesdorf niet van kunstzinnigheid verstoken. Zijn bij vele Nijmegenaren bekende huis aan de Groesbeekseweg met o.m. zijn unieke studeerkamer had hij zelf tot in details ontworpen. Hierin prijkten vele van zijn vaders kunstwerken. Tot in zijn laatste levensjaar bewaarde hij een verbazingwekkende vitaliteit. Als meer dan tachtigjarige was de kwiek voortstappende Hermesdorf een bekende verschijning in het Nijmeegse straatbeeld. Nog in zijn stervensjaar publiceerde hij een tweetal artikelen naar aanleiding van actuele onderwerpen ('Abortus utriusque juris', Nederlands Juristenblad 53 (1978) 115-119 en 'Een jurist uit de Zuidelijke Nederlanden over de rechtspositie der joden'. Verst. Med. Stichting uitg. bronnen oud-vaderl. recht 1978. Nr: I, 17-45. Toen hij na een kortstondige ziekte juist op zijn 84ste verjaardag in een Nijmeegs ziekenhuis overleed, ging met hem een 'vir iustus' in bijbelse zin heen, een rechts- en cultuurhistoricus van grote eruditie, die gedurende een lang, arbeidzaam leven met zijn talenten gewoekerd had en van wiens intellectuele nalatenschap nog vele generaties zullen profiteren.

P: Bibliografie afgesloten per 1 mei 1965 in Opstellen over recht en rechtsgeschiedenis aangeboden aan prof.mr. B.H.D. Hermesdorf (Deventer, 1965) XI-XXIII. Een aanvullende bibliografie in Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 50 (1982) 403-407 samengest. door Angelie A.M.Th. van Alphen en O. Moorman van Kappen.

L: Jaarboeken en Jaarverslagen der Katholieke Universiteit Nijmegen 1928-1978; herdenkingsartikelen n.a.v. afscheid vermeld in onderstaand artikel van O. Moorman van Kappen, 14-15; L.J. Rogier, 'Terugblik', in Katholieke Universiteit Nijmegen 1923-1973. Een documentenboek. Onder red. van A.F. Manning [et al.] (Bilthoven, 1974) passim; O. Moorman van Kappen, In memoriam Bernardus Hubertus Dominicas Hermesdorf (Nijmegen, 1978); idem, in Nederlands Juristenblad 53 (1978) 947-948; idem, in Numaga 26 (1979) 1-2; J.P.A. Coopmans, in Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis 47 (1979) 83-86.

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 1b11402 [Foto: Fotopersbureau Gelderland; Hermesdorf in 1949].

O. Moorman van Kappen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013