Kann, Jacobus Henricus (1872-1944)

 
English | Nederlands

KANN, Jacobus Henricus (1872-1944)

Kann, Jacobus Henricus, bankier en zionistisch leider ('s-Gravenhage 12-7-1872 - Theresienstadt (Tsjechoslowakije) 7-10-1944). Zoon van Maurice Kann, koopman, en Johanna Hijmans. Gehuwd op 26-7-1893 met Adriana Anna Polak Daniels. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en l dochter geboren. afbeelding van Kann, Jacobus Henricus

Jacobus kwam uit een Haags-joodse bankiersfamilie; zijn overgrootvader Hirschel Kann en Moses Lissa hadden zich op 5 juni 1805 bij onderhandse akte geassocieerd en voerden de firmanaam Lissa & Kann. Jacobus Kann bracht zijn leerjaren voornamelijk in Amsterdam door o.a. bij de firma H. Oyens & Zonen, waar hij ingewijd werd in de effectenhandel. Na de dood van zijn vader werd hij in 1891 hoofd van de familiefirma. In 1899 associeerde Kann zich met mr. Simon Jan Hogerzeil. In 1906 werd de onderneming omgezet in de nv Bankiers-kantoor Lissa & Kann. Het kantoor bleef als zelfstandig bankbedrijf bestaan totdat het in de jaren '60 geïntegreerd zou worden in de firma Mees en Hope nv. Door zijn maatschappelijke positie had hij veel contacten met de Haagse society en belangrijke politici.

Kanns belangstelling was echter niet uitsluitend op bankzaken gericht. Hij was een der weinige Nederlanders die in 1897 het eerste zionistische congres in Bazel bezochten. Onder de indruk geraakt van Theodor Herzls pamflet Der Judenstaat (1896) bood hij deze zijn diensten als bankier aan. In 1899 was hij medeoprichter van de Jewish Colonial Trust, een bank die de toekomstige zionistische emigriatie naar Palestina moest financieren. Omdat Herzl zich naar Kanns smaak te veel bemoeide met de technisch-financiële kant van deze zaak, was hun verhouding vol strubbelingen. Na Herzls dood in 1904 werd Kann lid van het Engeres Actions-Comité, het dagelijks bestuur van de zionistische organisatie. President werd David Wolffsohn, een der eerste medewerkers van Herzl. Kann bewonderde deze zeer om zijn kwaliteiten als zakenman die de visionair Herzl telkens met beide voeten op de grond dwong. In deze jaren werd het conflict 'praktisch' versus 'politiek' zionisme steeds sterker. De eerste richting wilde feiten scheppen door zionistische vestigingen in Palestina, hoe klein of eventueel illegaal ook; de laatste gaf, in het spoor van Herzl, voorrang aan publiekrechtelijke erkenning van zionistische kolonisatie door de grote mogendheden. Kann en Wolffsohn waren politieke zionisten. In 1911 werd de kritiek op hun beleid zo sterk dat beiden uit het bestuur traden. Kann bleef veel invloed uitoefenen, omdat hij met andere geestverwanten uit Herzls tijd het beheer van de financiële instituten van de organisatie in handen had.

In 1899 had Kann bovendien reeds met opper-rabbijn Joseph Dunner en de dichter Abraham van Collem de grote stoot gegeven tot de oprichting van de Nederlandsche Zionistenbond (nzb). Daarna bemoeide hij zich echter niet sterk meer met de Nederlandse afdeling wegens zijn activiteiten in het internationale zionisme. Tevergeefs probeerde hij aan koningin Wilhelmina en de Nederlandse regering officiële sympathiebetuigingen voor dit internationale zionisme te ontlokken.

In 1907 bezocht Kann Palestina; hij schreef naar aanleiding hiervan Erets Israël. Het Joodsche Land (Leiden, 1908). De Duitse en Franse vertaling hiervan (in 1909 en 1910) wekte consternatie bij de zionistische leiders, omdat hierin openlijk de joodse autonomie in Palestina werd geëist. Men vreesde dat hierdoor de toch al delicate betrekkingen met de Turkse sultan verstoord zouden worden.

Hoewel Kann een overtuigd voorstander van het politieke zionisme bleef, diende hij ook de praktische richting. Ondanks het toenmalige Turkse verbod voor buitenlandse joden om in Palestina land te kopen, verwierf hij in 1907 een stuk grond ten noorden van Jaffa. Hierop zou later de eerste wijk van het joodse Tel Aviv worden gebouwd. Kann deed deze aankoop als stroman van het Joodsch Nationaal Fonds, dat grond aankocht als eigendom van het hele joodse volk. In 1910 richtte hij de Joodsche tuinbouw-, veeteelt- en zuivelbereidingsvereeniging op. Deze diende om joodse emigranten naar Palestina op te leiden.

Toen door de Eerste Wereldoorlog de contacten binnen de zionistische organisatie werden verbroken, kon Kann als burger van een neutraal gebleven land optreden als bemiddelaar bij het doorzenden van de post voor de zionistische leiders die van elkaar gescheiden in de oorlogvoerende landen woonden. Bovendien zorgde hij voor bemiddeling door de Nederlandse regering in geldzendingen naar joden in Palestina. Na de oorlog kwam hij echter in conflict met het zionistische leiderschap van Chaim Weizmann. Met de voorzitter van de nzb, Nehemia de Lieme, en verschillende oudgedienden uit Herzls tijd vormde hij de zogenaamde Haagse oppositie. Deze keerde zich tegen de te optimistische voorstelling van zaken en het financiële beleid van de zionistische leiding in Londen. Vooral het salariëren van zionistische functionarissen en het stichten van kolonies in Palestina zonder te letten op een sluitend budget was dit 'Geschäftszionismus' een doom in het oog. Deze kritiek werd gedeeld door het invloedrijk geworden zionisme in de Verenigde Staten. Bovendien bleef Kann tijdens zijn tweede reis naar Palestina in 1920 en ook daarna hameren op de noodzaak tot een goede verstandhouding te komen met de inheemse Arabische bevolking. Hoewel de Haagse oppositie geen invloed kreeg, werd veel van haar kritiek achteraf wel als juist beschouwd, vooral doordat de grondprijzen door de aankooppolitiek van de leiding werden opgedreven.

Ondanks zijn kritiek bleef Kann de beweging ook financieel steunen. Door zijn aimabele en innemende persoonlijkheid, naast de zakelijke nuchterheid die hem kenmerkte, bleef hij binnen de organisatie een geacht en gewaardeerd figuur. Zijn invloed blijkt ook uit de benoeming tot Nederlands consul in Jeruzalem in 1924. Kanns aanvaarding van deze functie was voor de Nederlandse regering een opluchting. Zij zag eigenlijk liever geen zionist op deze post, maar er waren geen andere acceptabele kandidaten en in Kann vond zij een bezadigd en wijs man die geen politieke moeilijkheden zou veroorzaken. In 1927 verkreeg hij eervol ontslag wegens vertrek naar Nederland, omdat zijn vrouw niet tegen het klimaat kon.

Jacobus Kann had ook een aandeel in de vernieuwing van het middelbaar onderwijs. Hij was een drijvende kracht bij de oprichting van het Nederlandsch Lyceum in Den Haag. Hier werd een nieuw onderwijstype, gebaseerd op de ideeën van prof. R. Casimir en Jan Ligthart, gevolgd. Voor het eerst werd een gemeenschappelijke onderbouw voor middelbare scholieren toegepast met daarna splitsing in HBS en gymnasium.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verwierpen Kann en zijn vrouw uit solidariteit met het Nederlandse jodendom de mogelijkheid te vluchten. Beiden werden zij eerst weggevoerd naar Barneveld en later naar Theresienstadt. In het laatste kamp stierf hij.

A: Archief-Kann en archieven van Nederlandsche Zionistenbond van Herzl en van Wolnsohn in Central Zionist Archives, Jeruzalem. Verder correspondentie over geloofsvervolgingen in Archief-BuZa dossier Al 18, 2e afd. Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.

P: Eene honderdjarige. Lissa & Kann 1806-1906 ['s-Gravenhage: s.n., 1906]; An die Mitglieder des Zentral-Komitees! (Den Haag, 1913); Warum gingen wir zum ersten Zionistenkongressl (Berlin, 1922); Opmerkingen betreffende het beleid van de mandaatsregeering van Palestina, met betrekking tot de arabische overvallen op de joodsche bevolking in augustus 1929, en betreffende de joodsche en de arabische volksgroepen ('s-Gravenhage, 1930. Franse en Engelse vert. 's-Gravenhage, 1930).

L: R. Casimir, Het Nederlandsch Lyceum van 1909 tot 1934 (Groningen, 1934); A. Böhm, Die zionistische Bewegung 2e herz. dr. (Tel Aviv [etc.], 1935-1937, 2 dl.); A. Bein, Theodor Herzl. A bio-graphy. Transi, from the German by M. Samuel (London, 1957); Th. Herzl, The complete diaries. Ed. by Raphaël Patai. Transi, by H. Zohn (New York, 1960. 5 dl.); Th. Steven, 'De familie Kann en haar financiële activiteiten gedurende vier eeuwen', in Studio Rosenthaliana 4 (1970) 43-95; L.A.M. Giebels, 'De Nederlandse consulaire vertegenwoordiging in Palestina van 1918 tot 1940', ibidem S (1971) 71-102; eadem, De zionistische beweging in Nederland 1899-1941 (Assen, [1975]). Proefschrift Nijmegen.

I: L.A.M. Giebels, De zionistische beweging in Nederland 1899-1941 (Assen 1975) afbeelding na Inleiding.

Ludy Giebels


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013