Schürmann, Eduard Gerhard (1866-1939)

 
English | Nederlands

SCHÜRMANN, Eduard Gerhard (1866-1939)

Schürmann, Eduard Gerhard, kleermaker en voorman van middenstandsorganisaties (Rotterdam 24-2-1866 - Rotterdam 1-2-1939). Zoon van Johann Gerhard Schürmann, winkelier in herenconfectie, en Fanny Ochse. afbeelding van Schürmann, Eduard Gerhard

Schürmann, die zich gewoonlijk voluit Ed.G. Schürmann liet noemen, was de zoon van een uit Noord-Duitsland afkomstige kleermaker, die een vrouw uit Londen huwde. Te zamen bouwden dezen een confectiemagazijn in het centrum van Rotterdam op. Zij lieten een vrij talrijk kroost na van ongewoon verstandelijke en artistieke begaafdheid. Eduard wijdde zich aanvankelijk met een paar broers aan de kledingwinkel. Vervolgens specialiseerde hij zich op de maatkleermakerij. Nog vrij jong trok hij zich geheel terug uit de praktijk van dit vak om verder in zaken slechts op te treden als commissaris van de daartoe in het leven geroepen vennootschap.

Aanvankelijk leefde hij enigszins in de schaduw van meer in het oog vallende broers, van wie vooral Willem als talentrijk auteur (met als hoogtepunten in 1906 zijn roman De Berkelmans en in 1912 het toneelstuk De Violiers) de aandacht trok. Na diens vroege dood beschouwde Eduard zieh min of meer als de hoeder van zijn nagedachtenis, zoals bijvoorbeeld blijkt uit zijn strijd voor het behoud van het monument dat in Rotterdam voor deze broer was opgericht.

Geleidelijk aan werd hij echter zelf bekend als voortrekker van een plaatselijke middenstandsorganisatie. In de negentiende eeuw leefde de middenstand in Nederland gewoonlijk nog zo onopvallend mogelijk in veelszins benepen verhoudingen. Het is de verdienste van Schürmann geweest dat hij aan deze klasse van neringdoenden een gepast gevoel van eigenwaarde bijbracht. Op 20 juni 1897 werd onder voorzitterschap van zijn broer Anton de 'neutrale' middenstandsvereniging "Handelsvereeniging Rotterdam" opgericht. Amper een jaar later scheen deze organisatie reeds door schuwe machteloosheid tot ondergang gedoemd. Eduard Schürmann wist door zijn welsprekendheid het ontbindingsbesluit te doen uitstellen. Hij belastte zich daarna met de leiding in plaats van zijn inmiddels gestorven broer en wist de vereniging tot een krachtig zelfbewust leven te wekken. Hij slaagde daarin vooral door een zeker beschavingsoverwicht, dat hij had verworven door de in zijn gehele familie aanwezige zin voor cultuur, vooral op het gebied van letteren en geschiedenis, die merkwaardigerwijs - gezien haar afkomst- toegespitst was op de Franse geest en beschaving. Zulk gevoel voor cultuur en literatuur paarde Schürmann aan een groot gevoel voor humor en de gave de vonken van zijn sprankelende geest door een meeslepende verhaaltrant op anderen te doen overspringen. Hij had wat Goethe bedoeld moet hebben met de door hem aan zijn moeder toegeschreven 'Lust zum Fabulieren'.

Een tweede Rotterdamse middenstandsvereniging, "Winkeliers en Handelsbelangen", werd in 1919 met de organisatie van Schürmann samengesmolten tot een nog krachtiger eenheid, de Rotterdamsche Middenstandsvereeniging "Handel en Nijverheid". Ondertussen was de organisatie van de middenstand in Nederland reeds verder voortgeschreden op het nationale vlak. In 1902 behoorde Schürmann met zijn Amsterdamse geestverwant, de hoedenwinkelier J.S. Meuwsen, tot de oprichters van de (later Koninklijke) Nederlandsche Middenstandsbond. In 1915 werd hij daarvan vice-voorzitter en in 1919 voorzitter. Het voorzitterschap in Rotterdam legde hij in 1925 neer, dat van de nationale bond heeft hij tot zijn dood bekleed.

In 1906 viel hem de destijds ongewone onderscheiding ten deel van een lidmaatschap à titre personnel van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam, die nog in 1902 nadrukkelijk had vastgesteld dat zij nimmer de vertegenwoordiging van de kleinhandel was geweest en dit ook niet behoorde te zijn. Gedurende zestien jaren stond hij daar ook eenzaam - zoals hij met zijn gewone humor opmerkte - als enige 'mijnheer' te midden van zijn medeleden, die elkander als goede bekenden tutoyeerden. Toen ten slotte de Kamers van Koophandel en Fabrieken in 1922 bij de Wet van 26 maart 1920 (Stbl. 152) gereorganiseerd werden en naast de afdeling grootbedrijf ook een afdeling kleinbedrijf werd ingesteld - zij het in Amsterdam en in Rotterdam bij uitzondering niet paritair -werd de liberale Schürmann, ondanks een klein confessioneel overwicht, tot voorzitter gekozen van deze afdeling kleinbedrijf, een functie die hij tot het einde van 1935 zou vervullen. Bovendien heeft Schürmann ons land ook enige malen vertegenwoordigd op congressen van de Internationale Middenstandsunie te Bern en heeft hij deel uitgemaakt van enkele staatscommissies op zijn gebied.

In het politieke leven trad Schürmann minder op de voorgrond, al had hij van 1933 tot 1935 voor de Liberale Staatspartij "De Vrijheidsbond" zitting in de gemeenteraad van Rotterdam. Zijn flitsende geest werd nu eenmaal niet aangetrokken door regelmatig droog organisatorisch werk als in de gemeenteraad noodzakelijk was. Bij het klimmen der jaren ging zich ook zijn gebrek aan waardering wreken voor geestelijke stromingen buiten de gezichtskring van zijn aanleg en instelling, die men het best als Voltairiaans kan kenschetsen.

Na zijn dood hebben zijn geestverwanten hem geëerd door de onthulling op 28 november 1939 van een plaquette op zijn graf, waarvan het opschrift hem roemt als een der grondleggers van de middenstandsbeweging in ons land.

L: 'Iets uit de historie van de Handelsvereeniging "Rotterdam"', in Gedenkboek van de handelsvereeniging " Rotterdam", uitgegeven ter gelegenheid van haar 12½-jarig bestaan op 1 Februari 1910 (Rotterdam, [1910]); Bekende Rotterdammers. Biografisch maandschrift. Onder red. van Wm. de Bruijn en J.C.W. Duncker 1 (1927) 519-520; A. Ingenool Jr, Gedenkboek van den ,.Nederl. Middenstandsbond", uitgegeven ter gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan. 1902-September-1927. (['s-Gravenhage], 1927); Gedenkboek van de Rotterdamsche Middenstandsvereeniging ,,Handel en Nijverheid" 1919-1929 [Rotterdam, 1929]; W.F. Lichtenauer, 'Eduard Gerhard Schürmann', in Bekende Rotterdammers door hun stadgenoten beschreven (Rotterdam, 1951) 59-61.

I: Gedenkboek [van de] Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam 1803-1928 (Rotterdam, 1928) afbeelding XVII.

W.F. Lichtenauer


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013