Barwahser, Hubert (1906-1985)

 
English | Nederlands

BARWAHSER, Hubert (1906-1985)

Barwahser, Hubert, fluitist (Herzogenrath (Duitsland) 28-9-1906 - Zwolle 29-4-1985). Zoon van Adam Barwahser, meubelmaker, en Christina Beumers. Gehuwd op 31-12-1928 met Regina Magdalena Luise Elise Kröger. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren. Na echtscheiding (15-2-1962) gehuwd op 3-3-1962 met Anna Rebekka Elte. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Genaturaliseerd bij Wet 26-7-1950 (Stbl. nr. K 317). afbeelding van Barwahser, Hubert

Hubert Barwahser groeide op in Herzogenrath, een Duits plaatsje, dat grenst aan Kerkrade. De dwarsfluit boeide hem al toen hij nog een kind was. Na zijn tiende jaar speelde hij in regionale fanfare-, harmonie- en bioscooporkesten. Zijn werkelijke muzikale opleiding begon in Aken, waar Emile Delling zijn leraar was. Delling was solofluitist van het operaorkest te Aken. Toen Barwahser zeventien was, werd hij in Hamburg benoemd tot eerste fluitist van het orkest van de Volksoper en op twintigjarige leeftijd in dezelfde functie bij de Hamburger Philharmonie, waarvan Karl Muck de directeur was. Barwahser kreeg in die tijd les van de vermaarde fluitist Wilhelm Tieftrunk, die een grote invloed op hem uitoefende.

In het Duitsland van de jaren dertig met het opkomend nazisme voelde Barwahser zich niet thuis. In 1935 kreeg hij de kans proef te spelen bij Willem Mengelberg in Amsterdam. Hij werd aangenomen en met ingang van 1 januari 1936 benoemd tot eerste fluitist van het Concertgebouworkest. Hij bleef dit zesendertig jaar lang tot aan zijn pensionering op 1 oktober 1971.

Toen in Nederland de oorlog uitbrak, was Barwahser nog niet genaturaliseerd. Met tegenzin, maar aangespoord door een neef die in het verzet was en hoopte via hem informatie te verkrijgen, ging hij in Duitse militaire dienst. Hij deserteerde, toen het hem te hachelijk werd. Onder de naam 'Van der Meer' dook hij onder in Zaandam, waar hij tot de bevrijding bleef. Aangezien sommige collega's veronderstelden dat Barwahser in de oorlog Duitse sympathieën had, verliep zijn terugkeer in het Concertgebouworkest aanvankelijk moeizaam. Ten slotte werd hij gerehabiliteerd.

De afscheidsconcerten met het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink vonden plaats op 15 en 16 december 1971. Van Barwahsers solistische optreden ging een enorme roep uit. Zijn orkestsoli, met name in werken van Mahler, Bruckner, Debussy en Ravel, alsmede de obligaatpartijen in Bachs Suite no. 2, de Matthäus-Passion en het Vierde Brandenburgs Concert hebben op tal van luisteraars een grote en blijvende indruk gemaakt. Behalve onder leiding van de vaste dirigenten van het Concertgebouworkest Mengelberg, Eduard van Beinum, Eugen Jochum en Haitink, musiceerde hij onder vele, ook buitenlandse gastdirigenten, zoals Pierre Monteux, Otto Klemperer en Bruno Walter.

In binnen- en buitenland verwierf Barwahser bekendheid als solist, onder meer door zijn uitvoeringen van fluitconcerten van Mozart, Haydn en Quantz. Tevens was hij kamermusicus. Zo maakte hij deel uit van het Concertgebouw Quintet, een blazersensemble. Met Phia Berghout, die als soloharpiste verbonden was aan het Concertgebouworkest, vormde hij vijfentwintig jaar een duo. Samen werkten zij mee aan de Salzburger Festspiele. In ons land introduceerden zij tal van, soms speciaal voor hen geschreven, werken van Nederlandse componisten, zoals Sem Dresden, Marius Flothuis, Lex van Delden, Henk Badings, Hendrik en Jurriaan Andriessen en Hans Henkemans. Onder auspiciën van de stichting 'Eén uur muziek' verzorgde hij in diverse combinaties, o.a. met Phia Berghout, vele jaren schoolconcerten. Als solist maakte hij 33 plaatopnamen, ook met Phia Berghout. Als muzikaal duo namen zij afscheid op 3 februari 1972 in de Kleine Zaal van het Concertgebouw.

Barwahser was ook op pedagogisch gebied actief. Hij was hoofdleraar aan de conservatoria van Amsterdam en Rotterdam. Barwahser beschouwde de menselijke stem als de basis van alle muziek. Hij was een wilskrachtige, inspirerende, veeleisende en uiterst geconcentreerd werkende docent. Zoals hij voor zichzelf was, zo was hij ook voor zijn leerlingen. Tijdens de lessen legde hij de nadruk op muzikale voordracht en expressie. Hij stimuleerde zijn leerlingen tot het uitdrukken van hun emoties in de muziek. Overigens voelde hij zich altijd zeer betrokken bij het wel en wee van zijn leerlingen. Door zijn orkestervaring en zijn geweldige kennis van het repertoire was hij bovendien een geschikte docent voor het instuderen van orkestpartijen. Barwahser hoefde een voor hem onbekend muziekstuk slechts enkele keren te horen om de structuur ervan te kunnen doorgronden.

Hij bezat verschillende fluiten, waarvan hij de Wunderlich-fluit het liefst bespeelde. Men noemde hem wel de vader van de Amsterdamse fluitschool. Vooral om zijn 'toon' werd hij zeer gewaardeerd. Hij produceerde een Duitse, grote en dragende klank: helder maar nooit hard; een warme, strakke en ronde toon.

Sedert 1973 woonde Barwahser in Hessum (bij Dalfsen). Hier gaf hij van 1974 tot 1980 leiding aan de christelijke muziekvereniging Excelsior. In de jaren zeventig kreeg hij ook belangstelling voor het bespelen van een ander instrument: de violoncel. Als cellist maakte hij deel uit van enkele plaatselijke amateurkamermuziekcombinaties.

Over de dwarsfluit heeft hij eens gezegd: 'De fluit is voor mij een roeping... Het enige instrument, naast de menselijke stem, dat zonder hulpmiddelen wordt bespeeld.'

P: Van de vele plaatopnamen kunnen hier slechts genoemd worden: J. S. Bach, Suite no. 2 in B. kl.t./Suite no. 3 in D.gr.t. Het Concertgebouworkest Amsterdam o.l.v. Eduard van Beinum (Philips A 00351 L); M. Blavet, Sonate no. 2 'La Vibray'. Hubert Barwahser (fluit) en Albert de Klerk (orgel) (CNR LC 4002); W.A. Mozart, Fluitconcerten in G.gr.t. en D.gr.t./Andante in C.gr.t. voor fluit en orkest. London Symphony Orchestra o.l.v. Colin Davis (Philips 835 257 LY); M. Ravel, Daphnis en Chloé; suite no. 1, suite no. 2/Ma mère l'oye. Het Concertgebouworkest Amsterdam o.I.v. Bernard Haitink (Philips 6500311). Voorts zij verwezen naar het microfichebestand in de Fonotheek van de NOS te Hilversum.

L: A. L. Bouma, 'Hubert Barwahser (65) zestig jaar fluitist', in Preludium 31 (1971) 4 (december) 73-74; W. Paap, 'Bij het afscheid van Hubert Barwahser. Solofluitist van het Concertgebouworkest', in Mens en melodie 27 (1972) 51-53; Redactie, 'In memoriam Hubert Barwahser', in Preludium 44 (1985) 1 (augustus/september) 19-20.

I: Mens en melodie 27 (1972) 52.

H.W. Hilberdink


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013