Janssen, Wilhelmina Martha Catharina (1890-1953)

 
English | Nederlands

JANSSEN, Wilhelmina Martha Catharina (1890-1953)

Janssen, Wilhelmina Martha Catharina (Miek), dichteres en schilderes (Arnhem 11-4-1890 - Hilversum 20-11-1953). Dochter van Theodor Janssen, hotelier, en Catharina Frederika Dijkstra. Gehuwd op 15-7-1935 met Rodolphe Gerard Alphonse Charles le Conge Kleyn. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Janssen, Wilhelmina Martha Catharina

Miek Janssen groeide op in een artistiek niet onbegaafd milieu in Oosterbeek. Haar oudere broer Fred (1883 - 1933) schilderde, haar zuster en haar jongere broer speelden piano en fluit. Miek zelf kreeg zangles en legde zich toe op het schrijven van gedichten. In 1912 maakte zij te Nijmegen kennis met de schilder Jan Toorop, wiens werk zij bewonderde. Van zijn kant had de schilder waardering voor haar verzen. Hun wederzijdse genegenheid, nog verdiept door Mieks overgang in 1914 tot de r.-k. kerk, hield stand tot Toorops dood in 1928. Toorop stimuleerde Miek Janssen tot het schrijven van kunstkritieken. Haar eerste gedichten verschenen in de Catalogus tentoonstelling Jan Toorop, voor een tentoonstelling door kunsthandel Theo Neuhuys in februari 1914 in Den Haag georganiseerd. Vanaf 1915 publiceerde Miek Janssen verscheidene dichtbundels, waarin vele verzen voorkomen die geïnspireerd waren door werken van Jan Toorop, zoals Aan den einder (1915), Aan de bron [1916], Schaduw van den toren [1918]. Toorop van zijn kant was blijkbaar geroerd door de gedichten van zijn beschermelinge. De genoemde bundels voorzag hij van illustraties en bandversieringen.

Intussen was Miek Janssen tevens in het krijt getreden als propagandiste voor het werk van Toorop. Van haar essay over Jan Toorop dat in 1915 in Onze Kunst verscheen, werd in hetzelfde jaar een afzonderlijke boekuitgave gepubliceerd, die omstreeks 1920 een derde druk beleefde. Een Schets over het leven en enkele werken van Jan Toorop zag in 1920 het licht (herdrukt in 1925). Een aparte studie wijdde Miek Janssen in 1922 aan Jan Toorop 's Kruiswegstaties, St. Bernulphuskerk te Oosterbeek. Intussen had de dichteres zich ook gewaagd aan een drama (De onreinen, [1919]) en aan een mysteriespel (De wroeging, [1922]). De literaire kritiek ontving haar verzen en drama's slecht. Het klimaat was niet gunstig voor de mystieke, vroom katholieke gedichten, welker auteur men geëxalteerdheid en, erger, technisch onvermogen verweet. Zelfs de latere romans Renera Genoveva de Caettens (1925) en Leven! Parijsche roman (1929) vonden - mede wegens hun verouderde 'decadente' inslag - geen genade in de ogen der kritiek. Sympathie en erkenning ondervond de dichteres slechts van de zijde van enkele katholieke literatoren en critici, geestelijken die bevriend waren met Jan Toorop. Veel artistieke en spirituele steun heeft zij ondervonden van pater G.D.A. Jonckbloet s.j. (1848-1926). Dat ondertussen ook Miek Janssens schildertalenten door de kritiek lauw waren ontvangen kwam voor haar minder hard aan: ofschoon bekwaamd in modetekenen, was zij zich van haar beperkte talenten op dit terrein goed bewust. Toch had zij sinds 1915 de penseel ter hand genomen en exposeerde zij enige keren. Uit 1917 dateert een niet-onverdienstelijke 'mediterende Jan Toorop'.

Miek Janssen heeft moeten aanvaarden dat zij in het leven van Jan Toorop - wiens huwelijk met Annie Hall niet gelukkig was - de tweede plaats moest innemen, na zijn enige dochter Charley (1892-1955). Na Toorops dood heeft zij zich in haar Herinneringen aan Jan Toorop (1933, een jaar eerder verschenen in algemeen geïllustreerd weekblad Opgang) rekenschap proberen af te leggen over haar relatie met de schilder, met wie zij een mystiek katholieke inspiratie gemeen had. Tijdens de twee laatste decennia van haar leven is Miek Janssen voortgegaan met haar creatief werk: verzen, oorlogsromans, schilderijen. Aan de artistieke 'wereld' nam zij niet noemenswaardig deel. Zij ontwikkelde een speciale belangstelling voor de handlijnkunde. Aan haar bewerking van Noel Jaquins De hand van de mens (1934) voegde zij een studie over de hand van Jan Toorop toe. In haar sterfjaar verschenen Verzamelde gedichten en Wat lees ik uit de hand. Postuum werd haar sympathieke Herinnering aan mijn twee leermeesters Jan Toorop en Fred. Janssen (1958) gepubliceerd, waaraan een veertigtal reprodukties van haar werken is toegevoegd.

A: Zowel haar letterkundige nalatenschap als haar schilderijen zijn gelegateerd aan het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.

P: Voor verdere geschriften zie 'Voorlopige bibliografie van Miek (le Conge Kleyn-) Janssen 1890- 1953', door A.H. Huussen jr. (typoscript, mei 1985; aanwezig in leeszaal NLMD).

L: A.H. Huussen jr., 'Jan Toorop en de dichteres-schilderes Miek Janssen', in Juffrouw Ida 12 (1986) 1 (april) 1-39.

I: Website Jan Toorop Research Center: http://www.jan-toorop.com/browse/year/1915/?&limit=1&page=12 [7-5-2008] [Portret: Jan Toorop, 1915].

A.H. Huussen jr.


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013