Mesdag, Hendrik Willem (1831-1915)

 
English | Nederlands

MESDAG, Hendrik Willem (1831-1915)

Mesdag, Hendrik Willem, kunstschilder (Groningen 23-2-1831 - 's-Gravenhage 10-7-1915). Zoon van Klaas Mesdag, bankier, en Johanna Willemina van Giffen. Gehuwd op 23-4-1856 met Sina van Houten. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. afbeelding van Mesdag, Hendrik Willem

De van oudsher doopsgezinde familie Mesdag was van oorsprong afkomstig uit Vlaanderen. Al in de 16e eeuw was de stamvader om geloofsredenen uitgeweken naar de noordelijke Nederlanden en had zich in Friesland gevestigd. De vader van H.W. Mesdag, Fries van geboorte, richtte in 1851 het bankiershuis fa. Mesdag en Zoonen op na achtereenvolgens graanhandelaar, stijfselfabrikant en commissionair in effecten te zijn geweest. In het maatschappelijk leven bekleedde hij vooraanstaande posities o.a. in gemeenteraad. Provinciale Staten en bij zijn kerk, terwijl hij uit kunstzinnige belangstelling het culturele verenigingsleven steunde en een collectie schilderijen aanlegde. Deze kunstverzameling in het ouderlijk huis is zeker van invloed geweest op de ontwikkeling van Hendrik Willem, die dan ook al jong met tekenen en schilderen begon. Op twaalfjarige leeftijd kopieerde hij naar Engelse gravures en in 1849, op zijn achttiende jaar, maakte hij zijn eerste schilderijtje. Met zijn anderhalf jaar oudere broer Taco werd hij in de gelegenheid gesteld tekenlessen te volgen, achtereenvolgens bij C.B. Buys (1808-1872) en J.H. Egenberger (1822-1897).

Evenals Taco was Hendrik na zijn schoolopleiding in het familiebankiersbedrijf werkzaam, waar hij handelsgeest aan de dag legde en over administratieve eigenschappen bleek te beschikken. Op 23 april 1856 trad hij in het huwelijk met Sina ('Sientje') van Houten (1834-1909). Evenals haar man stamde Sina van Houten uit een vooraanstaand Gronings handelsgeslacht: haar vader bekleedde functies in de gemeenteraad, in de Provinciale Staten en in de Kamer van Koophandel te Groningen. Haar broer Sam van Houten, die een bestuurlijke loopbaan had gekozen, was een belangrijk liberaal lid van de Tweede Kamer van 1869 tot 1894. Aan hem zijn o.a. te danken het bekende 'kinderwetje' uit 1874, het prille begin van de Nederlandse sociale wetgeving, en - in zijn ministertijd - het tot stand brengen van de kieswet van 1896.

Toen na het overlijden van Sina's vader aan het echtpaar Mesdag in 1866 een erfdeel van 60.000,- was toegevallen, kon gevolg gegeven worden aan Mesdags steeds groeiende verlangen - door zijn vrouw gestimuleerd - zijn maatschappelijke positie op te geven en een schildersloopbaan te volgen. Op aanraden van zijn toen nog in Brussel wonende neef Laurens Alma Tadema (1836-1912), die later in Engeland een beroemd kunstschilder zou worden, besloot Mesdag in de leer te gaan bij Willem Roelofs (1822-1897), die vanaf 1847 eveneens in Brussel verbleef. Roelofs was op dat moment al in aanraking gekomen met de Franse contemporaine schilders die bekendheid hebben gekregen als de schilders van de School van Barbizon. Deze schilders wilden afstand nemen van de literaire thema's en het heersende pathos in de schilderkunst van hun tijd. Zij stelden tegenover de romantische benadering een meer directe schildertrant gebaseerd op intensieve studie naar de natuur in de bossen van Fontainebleau nabij het plaatsje Barbizon. Deze school vond ook in Nederland navolging: te Oosterbeek vestigden zich vanaf 1842, met de komst van J.W. Bilders (1811-1890), enkele schilders die van een hernieuwde beleving van de natuur in hun werk getuigenis aflegden en daarmee de directe voorlopers werden van de schilders van de Haagse School. Alvorens naar Brussel te vertrekken kreeg Mesdag, toen hij in 1866 de zomer in Oosterbeek doorbracht, enige aanwijzingen van Bilders.

In de drie jaren te Brussel die nu volgden werd het huis van het echtpaar Mesdag al spoedig een ontmoetingsplaats van Belgische en Nederlandse schilders. Mesdag bleek een bindende figuur; de nieuwe contacten verbreedden zijn artistieke horizon en droegen bij aan zijn ontwikkeling. Hij kwam er in aanraking met Brusselse realisten in de schilderkunst, zoals Alfred Jacques Verwée (1838- 1895), met wie hij jarenlang bleef corresponderen. Daarnaast sloot hij vriendschap met o.a. de Belgische schilders Jean-Paul Clays (1819-1900) en Louis Artan (1837-1890), beiden schilders van zee- en riviergezichten. Mesdags belangstelling voor de zee - die zijn onderwerp par excellence zou worden - werd bovendien gestimuleerd door een vakantie op het Noordduitse waddeneiland Norderney in de zomer van 1868. Hier maakte hij studies van de zee en de kust die, in de maanden daarna te Brussel omgewerkt tot schilderijen, vooralsnog slechts bij collega's waardering oogstten.

Om dichter bij zee en strand te kunnen zijn verhuisden de Mesdags in 1869 naar Den Haag, de woonplaats van zwager en broer Sam van Houten. Zij betrokken er een woning aan de Anna Paulownastraat. Bovendien stond een kamer met uitzicht op zee Mesdag permanent ter beschikking als atelier. Hij begon nu studies te maken van de zee, van de bommen op het strand en van het vissersdorp Scheveningen en zijn bewoners, onder alle weersomstandigheden. Anders dan de latere schilderijen, die vrijer van verfbehandeling zijn en met bredere toets geschilderd, kenmerkten de werken uit het begin van de jaren zeventig zich nog door een nauwkeurige weergave en een fijne penseelstreek. Al spoedig werden Mesdags kwaliteiten in bredere kring erkend. De doorbraak kwam toen een van de twee schilderijen die hij naar de Parijse Salon van 1870 had gezonden, Les Brisants de la Mer du Nord, bekroond werd met de gouden medaille; met Het binnenkomen eener visserspink verwierf hij in 1872 de Gouden Penning van Den Haag, eerbewijzen die door vele andere gevolgd zouden worden.

In zijn persoonlijk leven trof hem een zware slag toen zijn enige zoon. Klaas, op jonge leeftijd in september 1871 plotseling overleed; het was aanleiding voor zijn vrouw zich nu ook zelf aan tekenen en schilderen te wijden. Net als in Brussel vervulden de Mesdags in het Haagse kunstenaarsleven een prominente rol: zo bleef hij tot 1885 voorzitter van de in 1875 opgerichte Hollandsche Teekenmaatschappij en was hij daarna, van 1887 tot 1907, voorzitter van Pulchri Studio.

In 1881 ontstond in betrekkelijk korte tijd Mesdags meest bekende en belangrijke werk, waarmee hij blijvende bekendheid verworven heeft en dat tot op de dag van vandaag bewaard is gebleven aan de Zeestraat in Den Haag: het Panorama dat zijn naam draagt, ofwel het Gezicht op het Seinpostduin te Scheveningen. De ook internationaal toenemende bekendheid van de Haagse School en de groeiende belangstelling van het publiek brachten een groep Belgische ondernemers ertoe in 1880 de 'Société Anonyme du Grande Panorama Maritime de la Haye' op te richten, en Mesdag werd aangezocht een panorama te leveren. Daartoe werd een speciaal gebouw neergezet en op de eerste verdieping onder een koepelvormig dak een rondlopende blinde muur vervaardigd waarop het panorama geschilderd diende te worden - de toeschouwers konden dan in het midden staan en door het zorgvuldig berekende perspectief visueel een sterk ruimtelijk effect ondergaan. Mesdag koos voor dit doel het panoramisch uitzicht vanaf het Seinpost-duin te Scheveningen, dat spoedig daarna afgegraven zou worden. In vier maanden - van 29 maart tot 1 augustus 1881 - voltooide hij het gigantische doek met een lengte van 120 m en een hoogte van 14 m, daarin bijgestaan door zijn vrouw, Théophile de Bock (1851-1904) en de jonge George Hendrik Breitner (1857-1923). Bernardus Johannes Blommers (1845-1914) leverde een kleine bijdrage. Toen al na enige jaren de exploitatie niet lonend bleek, kocht Mesdag zelf in 1886 het Panorama met het bijbehorende gebouw en paste hij de verliezen bij. Aan de straatzijde voegde hij expositieruimten toe waarin schilderijen van zijn hand en van zijn vrouw een plaats kregen. Voor zijn in de loop der jaren opgebouwde verzameling van schilderijen van tijdgenoten - met o.a. werken van de School van Barbizon en van de Haagse School - stichtte Mesdag bovendien in de tuin van zijn huis aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag een apart museumgebouw, het huidige museum Mesdag. In 1903 schonk hij het museumgedeelte van zijn huis en een gedeelte van zijn particuliere verzameling aan de Staat der Nederlanden. In de schenkingsakte werd bepaald, dat de samenstelling van de collectie niet gewijzigd mocht worden. Tot aan zijn 80e jaar in 1911 bleef Mesdag directeur. Diverse koninklijke onderscheidingen vielen hem ten deel.

P: Vermelding belangrijkste schilderijen, in Museum Mesdag. Nederlandse negentiende-eeuwse schilderijen, tekeningen en grafiek. Samengest. door Elie van Schendel ('s-Gravenhage, 1975).

L: Behalve publikaties over Mesdag en beknopte lijst van zijn bekroonde eenmanstentoonstellingen in hieronder genoemd werk van J. Poort: Jos de Gruyter, De Haagse School (Rotterdam, [1968]) I, 92-102; Johan Poort, Hendrik Willem Mesdag. 'Artiste peintre à La Haye' ('s-Gravenhage, 1981); Saskia de Bodt, 'Hendrik Willem Mesdag en Brussel', in Oud-Holland 95 (1981) 59-84; Saskia de Bodt en Marjolein van Delft, 'Het Panorama Mesdag', in Antiek 16(1981) 145-157; Het panorama fenomeen. Catalogus in de gedaante van een geïllustreerde geschiedschrijving. Samengest. door E.J. Fruitema en P.A. Zoetmulder (Den Haag, 1981).

I: Peter Thoben, Hendrik Willem Mesdag 1831-1915. Zeeschilder van de Haagse School (Eindhoven 1999) 4 [Mesdag voor het doek De winter van 1891].

J.R. de Groot


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013