© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J.R. de Groot, 'Toorop, Annie Caroline Pontifex (1891-1955)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/toorop [12-11-2013]
TOOROP, Annie Caroline Pontifex (1891-1955)
Toorop, Annie Caroline Pontifex (Charley), kunstschilderes (Katwijk 24-3-1891 - Bergen (Nh) 5-11-1955). Dochter van Jean Theodoor (Jan) Toorop, kunstschilder, en Annie Hall. Gehuwd op 1-5-1912 met Hendrik Fernhout, filosoof. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. Dit huwelijk werd op 22-7-1924 door echtscheiding ontbonden.
De jeugd van Charley Toorop werd overschaduwd door de crises die het huwelijk van haar ouders vanaf het begin kenmerkten. Haar vader, de dynamische Jan Toorop, die in 1858 in Poerworedjo op Java geboren was uit een Europese vader en een moeder van Chinees-Brits-Indische afkomst, ontmoette tijdens zijn studiejaren in Brussel zijn toekomstige echtgenote, de uit een gegoede Engelse familie geboren Annie Hall, met wie hij in 1886 in het huwelijk trad. Het overlijden van hun eerste kind in 1887 kort na de geboorte bracht een verwijdering teweeg tussen de echtelieden, waarin de geboorte van hun dochter Charley in 1891 geen wezenlijke verandering bracht. Na een verblijf in Katwijk, waar het gezin Toorop vanaf 1899 de voor hen door bouwmeester H.P. Berlage gebouwde villa 'De Schuur' bewoonde, vertrok Annie Toorop na een tijdelijke scheiding van haar man in 1902 met haar dochtertje naar Engeland, waar zij tot het rooms-katholieke geloof overging en haar dochter Charley liet dopen. In 1905 bekeerde ook de vader Jan Toorop zich tot dit geloof.
Door een onmiskenbare muzikale aanleg scheen Charley al vroeg voorbestemd om een loopbaan als violiste te volgen: haar beide ouders stimuleerden haar daarin. De vioollessen die haar moeder haar tijdens het verblijf in Engeland liet geven werden in 1903 nog voor korte tijd voortgezet in Parijs, maar na terugkeer in Nederland van moeder en dochter, die in 1905 opnieuw bij Jan Toorop introkken, werden deze vioollessen afgebroken en volgde voor Charley een zangstudie in Amsterdam, waar de Toorops gedurende de wintermaanden verblijf hielden. Musici als de cellist Pablo Casals en de violist Eugène Isaye musiceerden bij de Toorops in de Vossiusstraat, terwijl er veel contact was met bekende muziekbeoefenaars als Willem Mengelberg, Dirk Schäfer, Alphons Diepenbrock en G. von Brucken Fock. In deze vriendenkring van haar vader leerde Charley ook beeldende kunstenaars kennen.
Vanaf 1905 verbleef Jan Toorop 's zomers vaak in Domburg om er te werken. Hij was er het middelpunt van een kunstenaarskolonie en liet binnen- en buitenlandse kunstenaars in een door hem ingericht kunstzaaltje exposeren. Zo kwamen contacten met o.a. Piet Mondriaan en Jacoba van Heemskerck tot stand. In deze omgeving begon ook zijn dochter Charley zich op het schilderen toe te leggen; in 1911 stelde zij luministisch getinte werken in de kunstzaal van haar vader ten toon. In dat zelfde jaar werd het Frans kubisme door de 'Moderne Kunstkring' in Nederland geïntroduceerd met werken van o.a. G. Braque, Pablo Picasso, A. Derain en H.Y.G. le Fauconnier; Charley Toorop nam aan deze tentoonstelling in Amsterdam deel met luministische schilderijen en kwam zo in aanraking met het kubisme. Deze vormentaal miste haar uitwerking niet op haar werk en gaf haar impulsen tot een nieuwe wijze van werken, waarbij - meer dan de formele kwaliteiten van het kubisme - het verlenen van inhoud en expressie aan haar voorstellingen vooropstond.
Inmiddels was de breuk met haar ouders compleet geworden toen zij een relatie aanging met de protestants-christelijke filosofiestudent Henk Fernhout, met wie zij in 1912 in het huwelijk trad. Als hun eerste kind werd te Bergen (Nh) een zoon geboren, de latere schilder Edgar Fernhout. De mystieke inslag in het karakter van Charley Toorop - geërfd van haar half-oosterse vader en gevoed door de theosofische en antroposofische ideeën uit de Domburgse kring rondom Marie Tak van Poortvliet - kwam tot uiting in de vroege portretten van haar kinderen Edgar (geb. 1912), John (geb. 1913) en Annie (geb. 1916), die uitgebeeld werden met een uitstraling van hun aura. In plaats van een precieze omschrijving van hun uiterlijk te geven streefde Charley Toorop ernaar uitdrukking te geven aan het wezen van haar kinderen: de expressie van het niet-zichtbare. Onder invloed van de schilderijen van W. Kandinsky, een der leden van de 'Blaue Reiter', die zij zag in de collectie van Marie Tak van Poortvliet op haar landgoed Loverendale bij Domburg, onderzocht Charley Toorop de mogelijkheden van het expressionisme: zij begon in haar werk vormen te vereenvoudigen en te experimenteren met kleuren.
Toen haar huwelijk met Fernhout in 1917 op een mislukking was uitgelopen vertrok zij, na een kort verblijf in het kunstenaarshuis Meerhuizen te Amsterdam, naar het Noordhollandse Schoorl. Sedert enkele jaren had zich daar rondom Le Fauconnier een groep schilders gevestigd (de zg. 'Bergense School') met o.a. Leo Gestel, Dirk Filarski, Matthieu en Piet Wiegman, die een van het kubisme afgeleide expressionistische schildertrant huldigden met vereenvoudigde vlakken, zware contouren en donkere kleuren, die zijn weerslag had op het werk van Charley Toorop in deze jaren. Mede onder invloed van een reis naar de Belgische mijnstreek de Borinage in 1920, in het voetspoor van Vincent van Gogh, werd haar benadering van de onderwerpen persoonlijker en kreeg haar kunst een sociaal-realistische inslag. Daarbij ging zij in toenemende mate werkelijkheidsgetrouw schilderen, waarbij de verworvenheden van het kubisme en het expressionisme ondergeschikt gemaakt werden aan een zware plastische vormgeving en een steeds meer op de werkelijkheid afgestemd kleurgebruik.
In 1922 betrok zij haar door architect Piet Kramer ontworpen huis 'De Vlerken' aan de Buerweg te Bergen (Nh), waar zij - met tussenpozen - tot aan haar dood zou blijven wonen. Vanaf 1924 bracht zij de zomers meestal door in Westkapelle op Walcheren, waar zij steeds weer uit de boerenbevolking haar onderwerpen koos, die zij in haar zelf ontwikkelde expressieve sociaal-realistische manier van schilderen op het doek bracht: in plaats van een esthetische benadering van haar sujetten krijgt de uitbeelding van de realiteit van maatschappelijke situaties voorrang: zij schilderde typen, geen karikaturen, en gaf daarmee haar visie op de sociale realiteit. Na haar huwelijk met de anarchistisch ingestelde Henk Fernhout was haar belangstelling voor het anarchisme gewekt, een belangstelling die nog gevoed werd door het contact met de filmer Joris Ivens, die zij als mede-initiatiefneemster voor de oprichting van de Film Liga in 1927 in Amsterdam ontmoette. Haar relatie, vanaf 1928, met Arthur Lehning, oprichter en hoofdredacteur van het nieuwe avant-garde tijdschrift i 10 (1927-1929), wees haar de weg naar de meer theoretische achtergronden van het anarchisme. Overigens had zij al vóór 1930 belangstelling gekregen voor het socialisme; in 1930 nam zij - samen met o.a. Peter Alma en Gerrit Rietveld - deel aan de tentoonstelling Socialistische Kunst-Heden in het Stedelijk Museum te Amsterdam.
In 1932/1933 ontstond de Maaltijd der vrienden , een samengesteld groepsportret van de vrienden in haar huis, dat intussen door Gerrit Rietveld gemoderniseerd was. De naderende oorlog en persoonlijke problemen versomberden haar leven, hetgeen in haar portretten een neerslag vond. De oorlogstijd met evacuatie uit haar atelier in Bergen, haar bezorgdheid voor haar voormalige joodse schoondochter, die met John getrouwd was geweest, haar weigering om lid van de Kultuurkamer te worden, maakten haar depressief. Ook na 1945 zag zij gevaren in de kracht van een groeiend fascisme en in de macht van de katholieke kerk: meer en meer vatte zij sympathie op voor het communisme en ten slotte werd zij, in 1947, lid van de Communistische Partij van Nederland.
Haar laatste grote schilderij, de Drie Generaties, werd tussen 1941 en 1951 geschilderd. Zij beeldde daarin drie schilderskarakters uit: haar vader Jan Toorop - in de vorm van een bronzen kop door John Rädeker -, haar zoon Edgar en zichzelf. Charley Toorop overleed op 5 november 1955 in haar huis in Bergen met een laatste doek: 'Rozen in herfst' onafgemaakt op de ezel.
A: Alba met foto's en documenten in bezit familie Fernhout. T.z.t. in Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.
P: Oeuvrecatalogus samengest. door L. Brozek Dolezal [et al.] in onder L genoemd werk van N.J. Brederoo, Charley Toorop... .
L: A.M. Hammacher, Charley Toorop (Rotterdam, 1952); Nico J. Brederoo, Charley Toorop. Leven en werken (Amsterdam, 1982); Charley Toorop 1891-1955. Centraal Museum Utrecht 13 februari t/m 12 april 1982. Württembergischer Kunstverein 22 April bis 30 Mai 1982 [tekst Marja Bosma; vert. in het Duits door C. van Wanrooy] (Utrecht [etc.], 1982); Betty van Garrel n.a.v. deze tentoonstelling in Utrecht in NRC , 19-2-1982. CS 3; Nico J. Brederoo, Een familie van kunstenaars. Charley Toorop en Edgar Fernhout. Proefschrift Leiden ['s-Gravenhage, 1985].
J.R. de Groot
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013