Treub, Melchior (1851-1910)

 
English | Nederlands

TREUB, Melchior (1851-1910)

Treub, Melchior, directeur van 's Lands Plantentuin in Buitenzorg (Bogor) (Voorschoten 26-12-1851 - St. Raphaël (Frankrijk) 3-10-1910). Zoon van Jacobus Petrus Treub, burgemeester, en Marie Louise Cornaz. Gehuwd op 7-3-1905 met Antoinette Petronella Vogel. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Treub, Melchior

Melchior Treub was de oudste van drie broers die ieder op hun eigen terrein grote bekendheid verwierven: Melchior als botanicus en directeur van de Plantentuin in Buitenzorg op Java, Marie Willem Frederik als liberaal politicus en Hector als gynaecoloog. Hun vader was burgemeester van Voorschoten, hun moeder Frans-Zwitserse van geboorte. Het ouderlijk milieu was niet welgesteld, maar wel ontwikkeld. Na de dorpsschool in Voorschoten volgde Melchior Treub de Gem. HBS in het nabij gelegen Leiden en in 1869 ging hij daar biologie studeren aan de universiteit. Zijn belangrijkste leermeesters waren de botanicus W.F.R. Suringar en de zoöloog Emil Selenka. Treub stond tijdens zijn studietijd open voor darwinistische invloeden, maar hij voelde zich meer aangetrokken tot het principe van de wederzijdse hulp in de evolutie, dan dat van de 'struggle for life'. Om de betekenis van de wederzijdse hulp aan te tonen onderzocht hij de vorming van korstmossen, een onderzoek dat in 1873 door de Leidse universiteit met goud bekroond werd. Hij werkte de onderzoeksresultaten verder uit in zijn dissertatie. Onderzoekingen over de natuur der lichenen (Leiden, 1873), waarop hij later dat jaar summa cum laude bij Suringar promoveerde. In 1874 werd Treub tot zijn botanisch assistent benoemd. Met zijn voortgezette onderzoek naar celvorming en -scheiding verwierf hij in toenemende mate landelijke en internationale bekendheid. In 1879 werd hij lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Toen in 1880 het directoraat van de botanische tuin in Buitenzorg vacant kwam, werd Treub unaniem voor deze post voorgedragen. Hij aanvaardde de benoeming pas na enige aarzeling en hij deed dat ten slotte omdat er voorlopig geen hoogleraarschap in Nederland vrij zou komen.

Eenmaal aangekomen in Indië begon Treub met enthousiasme aan zijn nieuwe taak. De tropische plantenwereld verschafte hem nieuwe mogelijkheden om het verschijnsel van de wederzijdse hulp te observeren. Na herstel van verwaarloosde onderdelen als het herbarium, de bibliotheek en het museum, breidde hij het tuinencomplex systematisch uit. De onderzoeksfaciliteiten werden geleidelijk verruimd en Treub entameerde belangrijke nieuwe projecten, zoals de samenstelling van een flora van Buitenzorg. Hij besteedde veel aandacht aan de publikatie van de resultaten. Naast de bestaande reeksen van de Plantentuin begon hij de uitgave van de Mededeelingen uit 's Lands Plantentuin, een Franstalig Bulletin en de populair-wetenschappelijke Teysmannia. In de perioden waarin hij tweemaal wegens ziekteverlof in Nederland was verzamelde hij fondsen om meer onderzoekers naar Buitenzorg te halen. In 1890 nam hij het initiatief tot de oprichting van de Maatschappij ter Bevordering van het Natuurkundig Onderzoek der Nederlandsche Koloniën, spoedig bekend als de 'Treub Maatschappij', die met succes bemiddelde tussen de overheid en de wetenschappelijke wereld bij de uitrusting van expedities naar de buitengewesten van Nederlands-Indië. Op 22 november 1898 werd Treub namens de Nederlandse regering door gouverneur-generaal C. H.A. van der Wijck wegens zijn bijzondere verdiensten alsnog de hoogleraarstitel in een land zonder universiteit verleend. Ook in het buitenland groeide de belangstelling voor de Plantentuin en het werk van Treub. Naast het zuiver-wetenschappelijke onderzoek werd er onder Treub op de Plantentuin in toenemende mate toegepast onderzoek verricht naar tropische landbouwgewassen. Treubs voorkeur voor fundamentele verbeteringen op langere termijn bracht hem wel eens in conflict met ambtenaren en planters die snelle, direct bruikbare resultaten verwachtten. Toch prevaleerden zijn opvattingen bij de oprichting van een regeringsdepartement voor de landbouw, waarvan hij in 1905 de eerste directeur werd. Dat jaar trad hij ook in het huwelijk met Antoinette Petronella Vogel, een jeugdige bezoekster van de Plantentuin, afkomstig uit een vooraanstaande Rotterdamse familie. In 1909 nam Treub om gezondheidsredenen ontslag als directeur van de Plantentuin en het departement van Landbouw. Na terugkeer in Europa vestigde hij zich in St. Raphaël aan de Franse Rivièra, waar hij echter binnen enkele maanden aan de gevolgen van een hardnekkige malaria-aanval overleed.

Onder het directoraat van Treub groeide de Plantentuin in Buitenzorg uit tot een van de belangrijkste centra van botanisch onderzoek in de tropen. Hij legde daarbij veel organisatietalent aan de dag. Op tijdgenoten maakte hij eerder de indruk van een diplomaat dan van een geleerde. In de koloniale wereld rond 1900 waren zijn hoffelijk optreden en verzorgde voorkomen spreekwoordelijk. Zijn gevoel voor presentatie heeft zeker bijgedragen tot de grote landelijke en internationale bekendheid van de Plantentuin. Maar voor Treub zelf bleef de wetenschap duidelijk op de voorgrond staan. Hij was in godsdienstig opzicht ongelovig en politiek-ideologisch gezien liberaal in de ruimste zin van het woord. Deze levensbeschouwing is ook herkenbaar in zijn blijvende belangstelling voor het verschijnsel van de wederzijdse hulp in de evolutie. Hoewel zijn theoretische en conceptuele uitgangspunten in onbruik zijn geraakt hebben Treubs concrete waarnemingen van synthese en symbiose in de plantenwereld in sommige gevallen hun wetenschappelijke waarde behouden.

A: In het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie en het Rijksherbarium in Leiden bevinden zich stukken van en over Treub. Planten-collectie in Bogor (Indonesië), collectie-duplicaten in Rijksherbarium te Leiden.

P: Bibliografie in het onder L genoemde levensbericht van Went met 103 publikaties, voornamelijk in de verschillende reeksen van de Plantentuin.

L: Behalve personalia-collectie in Rijksherbarium: F.A.F.C. Went, Annales du Jardin Botanique de Buitenzorg 2e série 9 (1911) I-XXXII; idem, 'Melchior Treub', in Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen 41 (1911) afl. 11; J.P. Lotsy, in Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1911-1912, 1-31; V.J. Koningsberger, 'Het werk van Melchior Treub na 25 jaren", in Koloniale Studiën 18 (1934) I, 249-258; K. Dammerman, '"Het werk van Melchior Treub na 25 jaren." Een antwoord aan dr. V.J. Koningsberger", ibidem, II, 402-412; H.H. Zeijlstra Fzn., Melchior Treub. Pioneer of a new era in the history of the Malay Archipelago (Amsterdam, 1959); C.G.G.J. van Steenis, 'Melchior Treub', in Dictionary of Scientific Biography (New York, 1976) XIII, 458-460.

I: H.H. Zeijlstra, Melchior Treub. Pioneer of a new era in the history of the Malay Archipelago. (Amsterdam, 1959) Afbeelding tegenover titelblad.

M. Kuitenbrouwer


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013