© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J.W. Schulte Nordholt, 'Witsen, Willem Arnoldus (1860-1923)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/witsen [12-11-2013]
WITSEN, Willem Arnoldus (1860-1923)
Witsen, Willem Arnoldus, schilder, etser en fotograaf (Amsterdam 13-8-1860 - Amsterdam 13-4-1923). Zoon van Jonas Jan Witsen, koopman, en Jacoba Elizabeth Bonekamp, zich noemende Veltman. Gehuwd op 4-5-1893 met Elizabeth van Vloten. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren. Na echtscheiding (10-9-1902) gehuwd op 25-4-1907 met Augusta Maria Schorr. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Witsen was een telg uit een vermaarde Amsterdamse familie, die in de 17e eeuw al een grote rol speelde in het bestuur der stad, met burgemeesters als Cornelis en vooral Nicolaas Witsen. Hij was van 1876 tot 1884 leerling aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, met A. Allebé als leermeester voor schilderen en J.W. Kaiser en R. Stang voor grafiek. Onder zijn medeleerlingen waren W.B. Tholen, E. Karsen, M.W. van der Valk, J.P. Veth en A.J. Derkinderen. Waarschijnlijk door Van der Valk, die een jeugdvriend was van Willem Kloos, raakte Witsen met deze en de andere Tachtigers bevriend. Hij had een actief aandeel in de Beweging van Tachtig, steunde De Nieuwe Gids in financieel opzicht en schreef hierin onder diverse schuilnamen artikelen over moderne kunst, waarbij hij vooral getuigde van zijn grote bewondering voor de schilderkunst van Millet.
In de jaren 1884 tot 1888 tekende en schilderde hij veel op het buiten van de familie Witsen, de Ewijckshoeve te Baarn. Al vroeg legde hij zich toe op de grafiek. In 1885 stichtte hij met Veth en Derkinderen de Nederlandse Etsclub, die portefeuilles met etsen uitgaf en jaarlijks exposeerde. Het landschap was aanvankelijk zijn voornaamste onderwerp, maar meer en meer ging de grote stad hem boeien. In 1888 vertrok hij naar Londen, waar hij tot 1890 bleef. Deze tijd is beslissend geworden voor zijn kunstenaarschap. In donkere visionaire prenten werd de stad uitgebeeld in al haar sombere majesteit, met mensen en rijtuigen en slechts schaars beweeg tussen de grote vormen van bruggen en gebouwen. Voor zijn vrienden, zoals Kloos, die een paar maanden bij hem logeerde, bleef hij, ook in de verte, een trouwe hulp. Terug in Nederland werkte Witsen in Laren, Amsterdam en Ede, zijn aandacht verdelend over stad en land. In de hoofdstad woonde hij in een fraai huis in het Oosterpark (nr. 82), en verleende hij gastvrijheid aan vele vrienden. G.H. Breitner en Isaäc Israels schilderden hier, Paul Verlaine logeerde er in 1892 op zijn beroemd geworden reis naar Nederland en de dichters Kloos, Hein Boeken en Frederik van Eeden waren geregelde bezoekers. In 1893 trouwde Witsen met Betsy van Vloten, wier zusters Martha en Kitty met Van Eeden en Albert Verwey huwden.
Na de ontbinding van zijn eerste huwelijk gaf Witsen zijn buitenhuis in Ede op en sindsdien werd zijn vaderstad het grote thema van zijn werk. Slechts enkele andere plaatsen kregen kort zijn aandacht: Rotterdam (1896/1897), Dordrecht (1900), Wijk bij Duurstede (1906-1908) en Venetië (1914). Van de oude buurten van Amsterdam, in het bijzonder rond de Montelbaanstoren, werden vele schilderijen en vooral grandioze etsen gemaakt. Hij gebruikte daarbij ook een atelierboot, waardoor zijn visie merkwaardig laag en horizontaal is. In 1915 vertrok Witsen naar San Francisco als regeringscommissaris voor de beeldende kunst voor het Nederlandse paviljoen op de wereldtentoonstelling. Veel eigen werk maakte hij daar niet. Zijn laatste grote reis vond plaats in 1920/1921 naar Ned.-Indië, waar een broer van zijn tweede vrouw op een plantage werkte. Het Indonesische landschap boeide hem, maar hij wist er niet goed raad mee. Eenmaal in Batavia kreeg hij echter de opdracht het portret te schilderen van de toen scheidende gouverneur-generaal, J.P. graaf Van Limburg Stirum. Na een halfjaar keerde hij terug naar Holland, waar hij in april 1923 overleed na een langdurige ziekte.
Witsen was een stil, haast schuw man, neigend tot melancholie. Opvallend in de kring der Tachtigers was zijn aristocratische allure. Hij was een maecenas voor veel van zijn schilders- en dichtersvrienden. Zijn koele reserve verborg een nerveuze gevoeligheid. Zoals Witsen zelf schreef had hij 'buien van grote moedeloosheid met mezelven, maar ik zoek tevredenheid in mijn werk'. Onderzijn vrienden kon hij zich echter wel ontspannen: als een goed schaker en cellist, die graag een glas dronk en een dure sigaar rookte. Er was in zijn leven 'een ondertoon van zwaarmoedigheid', en dat ziet men in al zijn werk. Hij was een gevraagd portrettist en vervaardigde ook enkele kleurrijke bloemstukken, om als het ware de hem toegeschreven koelheid te weerleggen. Witsen was zeer geïnteresseerd in artistieke technieken, maakte zelf veel proefdrukken van zijn etsen en ontwikkelde en drukte ook zelf de prachtige foto's af die hij van zijn gezin en vrienden maakte. Anders dan bij Breitner, werden zijn foto's haast nooit als voorbeelden voor zijn schilderijen gebruikt.
Witsen heeft gemengde waardering gevonden. Zijn werk is vaak te somber en afwerend geacht, het was de tegenpool van dat van zijn vrienden Breitner en Israels. Hij werd nooit als zij een echte impressionist, strenge vormen en vlakken zijn kenmerkend voor zijn doeken en prenten. Er spreekt een beheerste hartstocht uit, door Hammacher de 'hartstocht der eenzaamheid' genoemd. Trots en stil staan de Amsterdamse huizen, de huizen der vaderen, langs de donkere grachten. Witsen houdt van de winter, de bomen steken zwart af tegen de grauwe lucht, de dooisneeuw plakt op de daken en takken. Alles is even fors en monumentaal gezien en toch vol met een sfeer van ijlte en vergankelijkheid. De geschiedenis van het oude geslacht en de oude stad lijken in dit werk samen te vloeien, voornaam en vermoeid.
Witsens betekenis is veelzijdig. Zijn schilderkunst en grafiek is groots van allure maar traditioneel, zijn fotografie daarentegen zeer oorspronkelijk en daarom thans hoog gewaardeerd. In de beweging van Tachtig heeft hij door zijn vriendschap en steun een centrale rol gespeeld: Kloos herdacht hem met 25 sonnetten.
A: Collectie-Witsen in Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage (meer dan 1200 brieven); fotocollectie met negatieven en afdrukken in Prentenkabinet der Leidse Universiteit; volledigste collectie prenten in Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
P: Verscheidene artikelen over schilderkunst in de vroegste jaargangen van De Nieuwe Gids onder de pseudoniemen Verberchem en W.J. van Wester voorde.
L: Aeg. W. Timmerman, Willem Witsen (Amsterdam, 1912). Hollandsche schilders van dezen tijd; N. van Harpen, Willem Witsen (Amsterdam, 1924); Het etswerk van Willem Witsen. Verkoopcatalogus uitg. door E.J. van Wisselingh & Co (Amsterdam, [1934]); F. Erens; Vervlogen jaren (Den Haag, 1938) 156- 160; A.M. Hammacher, Amsterdamsche impressionisten en hun kring (Amsterdam, 1941) 57-58; 65-69; idem, 'De schilder Willem Witsen', in Menschen in de schaduw. Inl. door R. Houwink ('s-Gravenhage, 1943) 101-118; R.W.P. de Vries jr., Nederlandsche grafische kunstenaars ('s-Gravenhage, 1943) 65-79; Witsen en zijn vriendenkring. Catalogus van de tentoonstelling Stedelijk Museum Amsterdam 19 dec. 1947 - 10 jan. 1948 [Voorwoord van P.H. van Moerkerken (Amsterdam, [1947]); Lodewijk van Deyssel. Gedenkschriften. Uitg. en ingel. door Harry G.M. Prick (Zwolle, 1962. 2 dl.) II, 639-643; M. Ree, 'Willem Witsen. ,,De Tachtigers" en "De Nieuwe Gids" ', in Ons Amsterdam 22 (1970) 298-303; Willem Witsen, fotograaf. [Tentoonstelling Haags Gemeentemuseum. Prentenkabinet 29 jan. - 13 maart 1977. 's-Gravenhage, 1977]; Willem Witsen 1860-1923 als tekenaar en etser. [Tentoonstelling] Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam, 28 mei - 17 juli 1977. [Inl. door I. M. de Groot. Amsterdam, 1977]; I.Th. Leijerzapf, 'De studentikoze poses in de fotografische oeuvres van Israël David Kiek en Willem Witsen', in Leids Kunsthistorisch Jaarboek 2 (1983) 283-299; Charles Vergeer, Willem Witsen en zijn vriendenkring. De Amsterdamse bohème van de jaren negentig (Amsterdam [etc.], 1985); J.F. Heijbroek, 'Impressies uit de 'reuzestad'. Het verblijf van Willem Witsen in Londen (1888-1891)', in Liber amicorum A.G. van der Steur. Onder red. van F.W. Kuyper en B.C. Sliggers (Haarlem, 1988) 61-97; Rein van der Wiel, Ewijkshoeve, tuin van tachtig (Amsterdam, 1988); I.Th. Leijerzapf en P. Amade, 'Willem Witsen', in Geschiedenis van de Nederlandse fotografie in monografieën en thema-artikelen. Red. Ingeborg Th. Leijerzapf (Alphen aan den Rijn, 1988) 1-10; A-7.
I: Willem Witsen: 1860-1923. Schilderijen, tekeningen, prenten, foto's. Onder red. van Irene M. de Groot. (Bussum 2003) 50. [Foto: Willem Witsen, 1893].
J.W. Schulte Nordholt
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)Laatst gewijzigd op 12-11-2013