Helb, Henri Arnold (1909-1965)

 
English | Nederlands

HELB, Henri Arnold (1909-1965)

Helb, Henri Arnold, diplomaat (Lawang (Nederlands-Indië) 23-1-1909 - Pretoria (Zuid-Afrika) 4-8-1965). Zoon van Henri Abraham Helb, juridisch ambtenaar in Nederlands-Indië, en Anna Marie van der Mark. Gehuwd op 19-10-1934 met Josephine Bernardine Adam. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. afbeelding van Helb, Henri Arnold

Han Helb stamde uit een familie die sinds generaties in Nederlands-Indië woonde: zijn grootvader bracht het tot generaal-majoor in het Nederlandsch-Indisch leger en zijn vader was onder meer voorzitter van de landraad in verschillende regentschappen. Samen met zijn enige zuster groeide hij op in een liberaal, onkerkelijk gezin op Java. Hij doorliep de HBS in Batavia en vertrok in 1926 naar Nederland. Na het afleggen van het staatsexamen liet Helb zich inschrijven als student in de rechten aan de Leidse universiteit. Tijdens zijn studie, van 1927 tot 18 december 1931, kreeg hij belangstelling voor internationaal recht en volkenrecht. Om zich op deze terreinen verder te bekwamen studeerde hij ook enige tijd aan de Sorbonne en aan het Institut des Hautes Études Internationales te Parijs.

In september 1932 deed Helb als adjunct-commies zijn intrede op de juridische afdeling van het departement van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Hij werkte er zich op van juridisch medewerker tot beleidsambtenaar: in 1934 - het jaar van zijn huwelijk met de juriste 'Dies' Adam, een voormalige studiegenote uit Leiden - werd hij commies en twee jaar later hoofdcommies. In de tweede helft van de jaren dertig verschenen ook enkele publikaties van zijn hand op het gebied van internationale betrekkingen en de positie van Nederland in de wereld.

De Duitse bezetting betekende een onderbreking van Helbs loopbaan bij Buitenlandse Zaken. In 1940 stapte hij over naar het Regeringscommissariaat voor de Wederopbouw, waar hij, in de rang van referendaris, werkzaam was bij het Bureau Technische Herbouw- en Herstelaangelegenheden van het Algemeen Secretariaat. Na de bevrijding van Zuid-Nederland, in september 1944, werd Helb door de leiding van de Dienst naar Eindhoven gezonden om er als Waarnemend Algemeen Gemachtigde voor de Bevrijde Gebieden op te treden. In deze functie beschikte hij over verstrekkende bevoegdheden met betrekking tot de wederopbouw. Toenemende kritiek op Helbs bijzondere positie leidde ertoe dat op 3 mei 1945 door de ministerraad in Londen werd besloten de Waarnemend Algemeen Gemachtigde te vervangen door een College van Algemeene Commissarissen voor den Wederopbouw. Aan Helb werd de post van secretaris van het College aangeboden, maar hij gaf er de voorkeur aan terug te keren naar zijn oude departement.

Op Buitenlandse Zaken begon een nieuwe fase in Helbs carrière. Was hij hier vóór de oorlog jurist en beleidsambtenaar geweest, nu vroeg men hem toe te treden tot de buitenlandse dienst. Op 1 augustus 1945 werd hij benoemd tot eerste gezantschapssecretaris en sous-chef bij de directie Politieke Zaken van het departement. Als zodanig hield hij zich in het bijzonder bezig met Nederlands-Indië. In 1947 begon zijn diplomatieke loopbaan buiten de landsgrenzen met de benoeming tot ambassaderaad in Washington. Nederland zat toen juist bij de Verenigde Naties (VN) in de beklaagdenbank in verband met de gang van zaken bij de dekolonisatie van Indonesië. De eerste politiële actie, in juli 1947, had namelijk tot behandeling van de kwestie in de Veiligheidsraad geleid. Samen met ambassadeur E.N. van Kleffens beijverde Helb zich om het Nederlandse standpunt bij de VN te verdedigen. In deze jaren deed hij hier de nodige diplomatieke ervaring op, daarmee de basis leggend voor zijn verdere loopbaan.

In 1950 werd Helb overgeplaatst naar de pas gevormde Bondsrepubliek Duitsland. Aanvankelijk bestond daar nog geen Nederlandse ambassade, maar een Nederlandse Militaire Missie bij de Geallieerde Bestuursraad te Berlijn en een Nederlandse Missie bij de Geallieerde Hoge Commissie voor Duitsland in Bonn. Hoofd van beide missies was vice-admiraal J.M. de Booy. Onder hem diende Helb als ambassaderaad (Hoofd Sectie I, Politieke Zaken). In deze functie was hij nauw betrokken bij de onderhandelingen over een aantal Nederlands-Duitse geschilpunten, zoals grenscorrecties en handels- en verkeersbelemmeringen. Ook hield hij de Nederlandse regering op de hoogte van de zich ontwikkelende democratie in de Bondsrepubliek. 'Het democratisch plantje leeft, maar wordt zeker niet met liefdevolle zorg opgekweekt', aldus Helb in een notitie voor de ambassadeursconferentie van 12 augustus 1950. Deze uitspraak kan kenmerkend worden genoemd voor de scepsis waarmee in Nederland de opbouw van de Westduitse democratie werd gevolgd.

Begin 1953 werd de bilaterale verhouding tussen Nederland en de Bondsrepubliek ernstig belast door de affaire van de 'zeven van Breda'. Op Tweede Kerstdag 1952 waren uit de Bredase gevangenis zeven gedetineerden ontsnapt en naar West-Duitsland gevlucht. Het ging hierbij om Nederlanders die tijdens de oorlog dienst hadden genomen bij de vijand en zich schuldig hadden gemaakt aan oorlogsmisdaden. De Duitse politie toonde grote laksheid bij haar opsporingswerkzaamheden, hetgeen in Nederland irritatie opwekte. Een diplomatiek en juridisch touwtrekken over hun uitlevering begon, waarin Helb een centrale rol speelde. Pas nadat in de loop van 1953 zes van de zeven ontsnapten waren gearresteerd, luwde de storm, ook al bleven uitleveringsverzoeken zonder succes.

Met zijn benoeming op 16 juni 1953 tot Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister in de Joegoslavische hoofdstad Belgrado - tevens geaccrediteerd in Bulgarije -, kwam Helb voor de eerste maal aan het hoofd van een diplomatieke post te staan. Als gezant speelde hij hier een belangrijke rol bij de verbetering van de handelsbetrekkingen tussen Nederland en Joegoslavië, terwijl hij daarnaast de politieke ontwikkelingen in dit land met bijzondere aandacht volgde. President Tito had Joegoslavië immers in 1948 losgemaakt uit het communistisch blok, waardoor het als een potentiële casus belli werd gezien.

Na een tussenperiode van ongeveer vier maanden, waarin hij zich als lid van de Nederlandse delegatie bij de Assemblée van de VN bezighield met de dekolonisatiepolitiek, werd Helb op 14 september 1956 benoemd tot Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur te New Delhi, tevens geaccrediteerd in Afghanistan en Nepal. Hier had hij de niet gemakkelijke taak de relatie tussen Nederland en India te bestendigen tegen de achtergrond van de gang van zaken bij de dekolonisatie van Indonesië en Nederlands-Nieuw-Guinea, waartegen premier Nehru fel ageerde. Deze laatste behoorde, samen met de Indonesische president Soekarno, tot de leiders van de niet-gebonden landen, die zich in 1955 op de zogeheten Bandoengconferentie als groep presenteerden. Zelf beschouwde Helb New Delhi als één van zijn boeiendste posten.

In 1960 wisselde Helb nogmaals van standplaats en werd hij Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur in Moskou. Gezien de gespannen Oost-Westtegenstelling in die tijd was dit allerminst een eenvoudige post. Medio oktober 1961 kwam er echter aan zijn ambtsperiode een abrupt einde, toen de Sovjetunie hem tot persona non grata verklaarde als vergelding voor de uitwijzing door de Nederlandse regering van de ambassadeur in Den Haag, P.K. Ponomarenko. Deze laatste was op de luchthaven Schiphol slaags geraakt met de marechaussee toen een Russische chemicus daar politiek asiel wilde aanvragen.

Daarop brak een moeilijke periode voor Helb aan, omdat een nieuwe benoeming lang op zich liet wachten. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, J.A.M.H. Luns, wilde Helb straffen, omdat hij zich had doen gelden als tegenstander van diens Nieuw-Guineapolitiek. Bovendien had Helb een baan in Brussel, die hem werd aangeboden in het kader van een mogelijke toetreding van Groot-Brittannië tot de Europese Economische Gemeenschap, geweigerd, daar hij deze sterk handelspolitieke functie niet zijn métier achtte. Uiteindelijk werd Helb in december 1963 benoemd tot Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur in Pretoria. Zijn voorganger aldaar was een aanhanger van de apartheidspolitiek geweest en had op goede voet gestaan met de Zuidafrikaanse machthebbers. Helb daarentegen was een fel tegenstander van de apartheid, waardoor de regering in Pretoria een nogal grimmige houding jegens hem aannam. Zelf heeft Helb aan zijn benoeming in Zuid-Afrika weinig genoegen beleefd. Hij hoopte nog eens ambassadeur te worden in zijn geboorteland Indonesië, want 'dan zou de kringloop gesloten zijn', zoals hij dikwijls zei. Die wens werd niet vervuld, want in 1965 overleed hij op 56-jarige leeftijd in een ziekenhuis in Pretoria aan de gevolgen van een hersenbloeding, waardoor hij twee weken eerder was getroffen.

Helb was een diplomaat met instinct voor machtsverhoudingen. Hij beschikte over 'politiek verstand', het vermogen om de dynamiek van een land te schatten. Wel hadden zijn scherpe analyses en onverbloemd geuite conclusies dikwijls een controversieel karakter. Hij had een uitgesproken mening, maar respecteerde ook anderen die opkwamen voor hun opinies, mits voldoende onderbouwd. Met het overlijden van Helb verloor Nederland een bekwaam, maar niet geheel onomstreden diplomaat.

P: 'Wapenembargo', in De Volkenbond 10 (1934/1935) 321-325; 'Nederland en het luchtpact', in De Opbouw (1935/1936) 97-107; 'Egypte en de capitulaties', De Volkenbond 12 (1936/1937) 125-130; 'Non-interventie .... und (k)eine Ende', ibidem 12 (1936/1937) 285-288; 'Les Pays-Bas et la Non-intervention', in Grotius Annuaire International (1938) 4-37.

L: Behalve necrologieën op 5-8-1965 onder andere in Het Parool , Nieuwe Rotterdamse Courant en de Volkskrant : carrièreoverzicht in Gids van het departement van Buitenlandse Zaken en de Buitenlandse Dienst 1965 ('s-Gravenhage, 1965) 117; L.G.M. Jaquet, Minister Stikker en de souvereiniteitsoverdracht aan Indonesië ('s-Gravenhage, 1982); H.F.L.K. van Vredenburch, Den Haag antwoordt niet. Herinneringen (Leiden, 1985); H.T. Siraa, Een miljoen nieuwe woningen. De rol van de rijksoverheid bij wederopbouw, volkshuisvesting, bouwnijverheid en ruimtelijke ordening (1940-1963) ('s-Gravenhage, 1989); Friso Wielenga, West-Duitsland: partner uit noodzaak. Nederland en de Bondsrepubliek 1949-1955 (Utrecht, 1989).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Harry Pot; Collectie ANEFO; Helb op 14 oktober 1961.]

A. van Veldhuijzen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013