Kempen, Dingeman Pieter van (1898-1985)

 
English | Nederlands

KEMPEN, Dingeman Pieter van (1898-1985)

Kempen, Dingeman Pieter van, wielrenner (Ooltgensplaat 12-12-1898 - Brussel (België) 5- 5-1985). Zoon van Jan van Kempen, arbeider, later handelaar in lompen en oud ijzer, en Annetje Anna van Hassent. Gehuwd in 1920 met Joséphine Boogmans. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. afbeelding van Kempen, Dingeman Pieter van

Dingeman groeide op in Den Haag, waarheen zijn ouders kort na de eeuwwisseling vanaf het Zuidhollandse eiland Goeree en Overflakkee waren verhuisd. Op zevenjarige leeftijd verloor hij zijn moeder, waarna zijn vader hertrouwde met haar zuster. Als jongen voelde Van Kempen zich al vroeg aangetrokken tot de wielersport, wat in die tijd ongewoon was. Na lang zeuren kreeg hij in 1911 van zijn vader een tweedehands racefiets, en toen hij daarmee een jaar later deelnam aan een elfstedentocht op de fiets over 200 km wist hij zeker wat hij wilde worden. Met een glansrijke wielercarrière voor ogen paste hij alvast zijn roepnaam aan. Aangezien Dingeman niet gemakkelijk in het gehoor lag, ging hij zijn tweede voornaam gebruiken, en sindsdien heette hij Piet.

Van Kempen had van het begin af een sterke band met het Vlaamse wielrennen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog leerde hij de knepen van het vak op de wielerbaan in Harderwijk van aldaar als soldaat geïnterneerde Belgische coureurs. Nog voordat in november 1918 de wapenstilstand was getekend, trok hij op de fiets naar Brussel, waar hij moest trachten rond te komen van premies in wedstrijden. Aanvankelijk kostte het hem grote moeite een startvergunning te bemachtigen, maar door zijn strijdlust lukte dit toch. Vooral als een prijs de moeite waard was - een jas, een motorfiets -, wierp hij zich enthousiast in het gevecht. In de eerste jaren was het doorbijten. Nadat hij in 1919 de zuster van wielrenner René Boogmans had leren kennen, met wie hij het jaar daarop trouwde, vond hij bij haar familie wat steun. Voor zijn eerste zesdaagse, in 1920 te Brussel, kreeg hij na lang aandringen een contract. Hij werd gekoppeld aan de oud-stayerkampioen Arthur Vanderstuyft tegen het laagste startgeld. Van Kempen greep zijn kans, en zijn spectaculaire manier van rijden bezorgde hem meteen een contract voor de Verenigde Staten. Daar perfectioneerde hij zijn techniek dank zij de ervaren renner Reggie MacNamara, Australiër van geboorte.

Piet van Kempen was een veelzijdige coureur: op de weg zowel als op de wielerbaan en als sprinter zowel als in koppelkoersen stond hij zijn mannetje. Zijn grootste triomfen behaalde hij evenwel in zesdaagse wielerwedstrijden. Deze waren in de jaren twintig en dertig buitengewoon populair, vooral in Duitsland en de Verenigde Staten. De renners bleven nagenoeg permanent in de baan. De wedstrijd zelf speelde zich af in langdurige jachten tijdens de avond en nacht. Het was een vorm van koersen waarvoor Piet van Kempen leek geschapen: zijn talent als pistier, zijn uithoudingsvermogen en vooral zijn koersinzicht maakten hem tot een topcoureur. In een schitterende stijl - bijna onbeweeglijk - toonde hij zijn overmacht en regeerde hij het rennersveld.

In totaal startte Piet van Kempen in meer dan honderd zesdaagsen. Zijn eerste overwinning boekte hij in maart 1921 te New York met de Zwitser Oscar Egg als koppelgenoot, en zijn laatste in mei 1937 te Londen met de Belg Albert Buysse. Bij elkaar won hij 32 keer. Verder werd hij twaalf keer tweede en elf maal derde. In het seizoen 1929/1930 won hij niet minder dan vijf zesdaagsen achter elkaar. Op den duur verwierf Van Kempen de titel 'Koning der Zesdaagsen'. 'Zwarte Piet', 'Big Pete' (in de Verenigde Staten) en 'Vliegende Hollander' waren andere bijnamen. Van Kempen was in zijn tijd misschien de meest bereisde sportman ter wereld: vrijwel ieder jaar maakte hij de oversteek per boot naar Amerika of Canada om er wedstrijden te rijden.

Van Kempen had geen vaste ploegmaat: zijn 32 zeges behaalde hij met 24 verschillende partners (in 1934 te Minneapolis met twee koppelgenoten). Zo toonaangevend was hij dat buitenlandse baandirecties hem graag samen met een plaatselijke grootheid lieten rijden. Met een Nederlander als partner koerste hij dan ook zelden. Hij won slechts één maal met Klaas van Nek en drie maal met Jan Pijnenburg (waaronder de eerste Nederlandse zesdaagse te Amsterdam in 1932). Met zijn elf jaar jongere halfbroer Jan kwam hij nooit verder dan een tweede plaats (te Keulen in 1930).

In zijn glorietijd verdiende Piet van Kempen 1000 dollar per dag; in Berlijn was zijn topgage 2400 mark per dag. Daar kwam het prijzengeld nog bij. Als renner gaf hij baandirecties en publiek dan ook waar ze om vroegen. Van Kempen was behalve wielrenner ook zakenman, met zijn echtgenote Fien als onmisbare raadgeefster, verzorgster en vooral beheerster van het gewonnen kapitaal. Zelf had hij een gat in zijn hand. Zo gebeurde het dat hij tijdens een bootreis terug uit Amerika, toen zijn vrouw een keer niet mee kon, alle gewonnen dollars verspeelde met kaarten. Zijn echtgenote zorgde dat het gewonnen geld werd belegd, vooral in nieuwbouwwoningen te Brussel, de stad waar hij van 1918 tot aan zijn dood woonde.

In de tweede helft van de jaren dertig liepen Van Kempens krachten terug. Toch wist hij door slimheid en routine vaak spektakel te leveren. Ook na zijn veertigste wilde hij doorgaan, en in mei 1939 reed hij in Londen nog een zesdaagse met Kees Pellenaars als ploegmaat. Met de Tweede Wereldoorlog kwam er echter een einde aan de zesdaagse wedstrijden, en zo werd voor hem een beslissing genomen die hij zelf niet had aangedurfd. Wel probeerde Van Kempen enkele jaren later van zijn zoon een renner te maken om samen een koppel te vormen, maar dat liep op niets uit.

Deze lange wielerloopbaan was alleen mogelijk doordat de van nature sterke Van Kempen sober leefde: hij rookte noch dronk. Na de beëindiging van zijn wielerloopbaan werd hij succesvol in zaken, vooral de handel in huizen. Bovendien dreef hij van 1939 tot 1951 een door sportliefhebbers druk bezocht café-restaurant bij het Brusselse Noordstation. In gedachten bleef Van Kempen echter de door geestdriftige toeschouwers bejubelde sportheld. In 1955, 56 jaar oud, werd het hem te machtig en kondigde hij zijn come-back aan. Hij trainde een half jaar, uren aan een stuk, legde enorme afstanden af, ging in gewicht terug van 104 naar 81 kilo en droomde van vroeger. Na een reeks afwijzingen elders gaf het Gentse Sportpaleis hem een contract. Op 22 januari 1956 waren de tribunes vol om de held van weleer in actie te zien. Het liep uit op een mislukking: in een omnium - een samenstel van vier soorten wedstrijd - werd hij laatste achter dertig jaar jongere tegenstanders. Van een zesdaagse, waar hij op hoopte, kwam niets meer.

Zo leefde Van Kempen verder: in grote welstand - hij was miljonair -, maar zonder zijn fiets. Luxe woningen, een grote stal renpaarden en dure auto's namen zijn heimwee niet weg. Na de dood van zijn vrouw, in november 1968, werd de goklust hem vaak te machtig, vooral op de renbaan. Het heeft hem een vermogen gekost. Maar wanneer de televisie een wielerwedstrijd uitzond, moest alles wijken.

P: Een chronologisch overzicht van Van Kempens wieleroverwinningen tussen 1915 en 1938 in: Wim van Eyle, Een eeuw Nederlandse wielersport. Van Jaap Eden tot Joop Zoetemelk (Utrecht [etc.], 1980) 97-98. Van Kempens zesdaagsenoverwinningen tussen 1920 en 1939 in de onder L genoemde publikatie van Smulders, 6-8.

L: Joris van den Bergh, 'Wielrennen', in Nationaal Sport Gedenkboek . Samengest. door H.A. Meerum Terwogt [e.a.] (Amsterdam [1928]) 144-147; M.J. Adriani Engels, Van Jaap Eden tot Jan Derksen. De wielersport in Nederland gedurende tachtig jaar (Amsterdam, 1947); Karel van Wijnendaele, in Nieuwsblad-Sportwereld , 14-11-1948; Jaak Veltman, in Wielersport , 26-1-1956; M.J. Adriani Engels, 'Uit het bonte wielerleven', in idem, Honderd jaar sport. Een historische documentatie ... (Amsterdam [1959]); interview door Jan Wintraecken, in Maas- en Roerbode , 11-12-1967; Evert van Mokum, in Wielersport , 6-12-1973; René Jacobs [e.a.], 'Six Days', in Velo 1976 II (Brussel, 1976) 368-376; Wil Verheesen, in Limburgs Dagblad , 24-12-1983; Wil Smulders, 'Piet van Kempen', in Wielerglorie 24/25 (1989) 3-10.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 789.

Frans Oudejans


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013