Kleerekoper, Salomon (1893-1970)

 
English | Nederlands

KLEEREKOPER, Salomon (1893-1970)

Kleerekoper, Salomon, bedrijfseconoom (Amsterdam 18-11-1893 - Amsterdam 16-1-1970). Zoon van Jacob Samuel Kleerekoper, diamantbewerker, en Rika Zeelander. Gehuwd op 4-11-1925 met Johanna Gerharda Elisabeth Kleber. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Kleerekoper, Salomon

Salomon ('Sally') Kleerekoper behaalde in 1915, na eerst de HBS te hebben doorlopen, het MO-diploma boekhouden. Vanaf 1917 was hij leraar in dit vak aan de gemeentelijke driejarige HBS te Haarlem, een functie die hij in 1923, in verband met onderwijsbezuinigingen, moest neerleggen. Drie jaar tevoren had Kleerekoper zich reeds als student laten inschrijven aan de in 1913 opgerichte Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam, de eerste instelling hier te lande die zich toelegde op de wetenschappelijke bestudering van de handelsvakken. Op 4 juli 1922 deed hij hier kandidaatsexamen om vervolgens verder te studeren aan de in dat zelfde jaar opgerichte faculteit der Handelswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam.

Gedurende zijn Amsterdamse studiejaren, na een langdurige onderbreking op 19 maart 1926 afgesloten met het doctoraal examen, onderging Kleerekoper de blijvende invloed van zijn leermeester, prof. Th. Limperg jr., hoogleraar in de bedrijfshuishoudkunde. Aangezien Limperg zelf weinig publiceerde, zouden diens bedrijfseconomische theorieën aanvankelijk vooral door de geschriften van diens leerlingen, onder wie Kleerekoper, algemenere bekendheid krijgen. In 1929 schreef hij zich in voor de accountantsopleiding voor doctorandi, waarvoor de faculteit der Handelswetenschappen sinds dat jaar de mogelijkheid bood. Hij voltooide deze studie in 1932 en kon daarna als Nederlands eerste academisch gevormde accountant in Amsterdam een praktijk beginnen.

Reeds in 1922 was Kleerekoper lid geworden van de Sociaal- Democratische Arbeiderspartij (SDAP), in de overtuiging dat alleen de sociaal-democratie een antwoord had op rechts-autoritaire denkbeelden als die van Mussolini in Italië. Vooral na voltooiing van zijn studie zou hij meer bij partij en vakbeweging worden betrokken. De jaren dertig, toen hij - naast zijn accountantspraktijk - les gaf aan de Arbeiders Kaderschool in het Troelstra-Oord te Beekbergen, noemde hij eens 'de beste jaren van mijn leven'. Uitgangspunt bij die lessen was zijn leerboek Bedrijfseconomie uit 1934, dat vooral steunde op het gedachtengoed van Limperg. In diens opvatting is de vervangingswaardeleer grondslag voor de kostprijsberekening, die op haar beurt weer, door de verbruikte eenheden van arbeid en kapitaal onder één noemer te brengen, grondslag dient te zijn voor de prijsstelling in het bedrijfsleven. Dit vereist een waardebegrip dat uitgaat van meetbare hoeveelheden; een stelling die Kleerekoper met alle felheid die in hem was, als een profeet heeft verkondigd, onder gelijktijdige bestrijding van het werken met onmeetbare nuttigheidsfuncties, en met een categorische afwijzing van elke subjectieve waardetheorie.

Een ander, algemener uitgangspunt was Kleerekopers opvatting dat het wetenschappelijk denken zoveel mogelijk moest worden bevorderd en dat dit inspirerend zou zijn bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Zijn actieve medewerking aan het door de SDAP en het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen in 1935 gelanceerde Plan van de Arbeid is van dit laatste een concreet voorbeeld. Ook het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, waaraan hij in de jaren dertig en veertig docent was, profiteerde van zijn opvatting dat de mens zijn intellectuele gaven zo goed mogelijk moest benutten.

Op 15 december 1938 promoveerde Kleerekoper bij Limpberg op het proefschrift Over het gebruik van de wiskunde in de economie , een pleidooi voor een mathematische analyse van economische vraagstukken. Een jaar later werd hij aan de Amsterdamse universiteit benoemd tot privaatdocent in de wiskundige methode in de statistische analyse en haar toepassingen op het bedrijfsleven. Zijn openbare les uit november 1939 droeg als titel Eenige beschouwingen over het vraagstuk van de eenheden bij de quantitatieve analyse in de economie .

In de jaren dertig was Kleerekoper ook zeer actief in de joodse beweging in Nederland en was hij als publicist nauw betrokken bij de in 1933 opgerichte zionistische organisatie op socialistische grondslag, Poale- Zion. Wel baarde Kleerekoper enig opzien toen hij in 1939 in de Nederlandsche Zionistenbond (NZB) een minderheidsrapport indiende met daarin een vergeefs pleidooi voor de oprichting van een 'joods-nationale bijzondere school', die het zijns inziens tot mislukking gedoemde streven naar assimilatie openlijk zou afwijzen.

Tijdens de Duitse bezetting zag hij zich vanaf het najaar van 1942 gedwongen een zwervend bestaan als onderduiker te leiden, wat hem overigens niet verhinderde een vijfde, geheel herziene en uitgebreide druk van zijn Bedrijfseconomie te schrijven, waarin hij de door hem zo gepropageerde wiskundige analyse verwerkte. Na de oorlog, in 1948/1949, verscheen deze gewijzigde herdruk in twee delen onder de titel Grondbeginselen der bedrijfseconomie . In anderhalve bladzijde wist hij hierin duidelijk te maken dat zowel handhaving als doorbreking van de continuïteit van de produktie te verklaren is aan de hand van een fundamentele wet van de economische organisatie. Hoewel deze 'wet van de continuïteit' niet uit de empirie valt te bewijzen, is zij niettemin geldig in elk maatschappelijk stelsel en behelst zij in wezen een noodzakelijke kostenafweging. Kleerkoper wilde met zijn wet orde scheppen in de chaos van tegen elkaar in werkende krachten, die nu eens leiden tot een doorbreking en dan weer tot een handhaving van de bestaande toestand.

Kleerekopers omgewerkte boek was na zijn verschijnen vooral bestemd voor studenten, aan wie het dan ook als verplichte literatuur werd voorgeschreven nadat hij was benoemd tot gewoon hoogleraar in de beginselen der economie, alsmede de economische en sociale politiek aan de gemeentelijke Universiteit van Amsterdam; overigens niet - zoals men van een van Limpergs briljantste leerlingen zou verwachten - aan de economische faculteit, maar aan de nieuw opgerichte faculteit der Politieke en Sociale Wetenschappen. Over het voorstel Kleerekoper, alsmede Jef Suys en Jacques Presser te benoemen ontstond eind 1947 de nodige commotie, omdat de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, J.J. Gielen, die voor de Katholieke Volkspartij in het kabinet zat, het besluit van de Amsterdamse gemeenteraad niet wilde bekrachtigen. Naast gezochte, formele argumenten, was de werkelijke grond voor de afwijzing dat een eventuele benoeming van het drietal de faculteit te veel in links vaarwater zou brengen, een mening die de rechterzijde in de gemeenteraad van Amsterdam niet onder stoelen of banken had gestoken. Na veel geharrewar, een tijdelijke leeropdracht aan de afgewezenen, en een nieuwe voordrachtsprocedure, werd Kleerekoper in juli 1948 uiteindelijk toch benoemd. Tot september 1964 zou hij deze functie uitoefenen.

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog had het pas gestichte Israël Kleerekopers volle belangstelling. Als atheïst trad hij zelfs toe tot het Nederlands-Israelietisch Kerkgenootschap, in de hoop dat deze organisatie de Nederlandse joden die de Duitse vernietigingskampen hadden overleefd of daaraan waren ontkomen, organisatorisch onder één dak zou verenigen en nauwe banden zou onderhouden met de joden in Israël. Toen die hoop niet in vervulling ging en het kerkgenootschap zich in de eerste plaats opnieuw ging manifesteren als de vertegenwoordiger van de joodse orthodoxie, keerde hij die organisatie weer de rug toe. Bijzonder betrokken voelde Kleerekoper zich bij het economisch wel en wee van de nieuwe staat Israël. Hiervan leggen getuigenis af zijn oratie uit mei 1949, Enige beschouwingen over het verband tussen de economische theorie en de productieverhoudingen, in het bijzonder met betrekking tot de economie van de K'voetsoth , en zijn talloze artikelen over de economie van de kibboets in De Joodse Wachter , het blad waarvan hij van 1953 tot 1958 hoofdredacteur was. Eerder, van 1947 tot 1951, was hij voorzitter geweest van de NZB, terwijl hij na de oorlog ook het voorzitterschap bekleedde van de joodse Coördinatiecommissie ter verdeling van Amerikaanse steungelden. Tevens spande hij zich met veel energie in voor de Collectieve Israël Actie.

In april 1963 trok Kleerekoper zich terug als president-commissaris van de Stichting Nieuw Israelietisch Weekblad, de laatste organisatorische functie die hij op dat moment nog binnen de joodse beweging vervulde. Zijn vertrek kwam voort uit toenemende onvrede met de gang van zaken binnen het Nederlandse jodendom. Zo was de niveauverlaging binnen de joodse gemeenschap, vooral op bestuurlijk gebied, als gevolg van de emigratie van veel goedgeschoolden naar Israël voor Kleerekoper, die kwaliteit boven alles stelde, een onverteerbare zaak. Verder ergerde hij zich eraan dat het orthodoxe Nederlands-Israelietisch Kerkgenootschap, dat volgens hem niet meer dan driehonderd gezinnen omvatte, zich opwierp als de vertegenwoordiger van het gehele jodendom hier te lande, zonder dat de NZB zich hiertegen verzette. Dit laatste was in zijn ogen des te ernstiger omdat Poale-Zion, dat juist uit beginsel geen vermenging van politieke en religieuze zaken wenste, bezig was toenadering te zoeken tot de NZB en daarmee impliciet het standpunt van de Bond ten aanzien van het Kerkgenootschap dreigde over te nemen.

Kleerekoper was een zeer begaafd, zeer bewogen, zeer emotioneel en zeer strijdbaar mens, moeilijk in de omgang, soms tot op het onaangename af - zijn tentamens waren gevreesd! - en polemiserend tot over het graf heen. Dit laatste blijkt uit zijn beide postuum verschenen boeken: Het antisemitisme en zijn randverschijnselen uit 1970 en Inkomensverdeling en inkomensbeleid uit 1971. Emancipatie van de arbeidersklasse en vorming van een leidende elite waren voor de typische sociaal-democraat van de oude stempel die Kleerekoper was, noodzakelijk te vervullen voorwaarden om de macht van de heersende klasse te breken. Dat dit tegenstand opriep, had hij zelf bij zijn benoeming tot hoogleraar moeten ondervinden.

A: Persdocumentatie betreffende Kleerekoper bij de Gemeentelijke Archiefdienst van Amsterdam.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties en artikelen in o.a. De Socialistische Gids , Socialisme en Democratie , Maandblad voor accountancy en bedrijfshuishoudkunde , De Joodse Wachter , Koemie Orie [orgaan van Poale-Zion] en Nieuw Israelietisch Weekblad : De Nederlandsche zeescheepvaartstatistiek ([Amsterdam] 1928); 'De beteekenis van het werk van Limperg voor de theoretische en de toegepaste bedrijfseconomie', in Bedrijfseconomische opstellen aangeboden aan prof. Th. Limperg jr. ... ter gelegenheid van zijn 60e verjaardag ... . Onder red. van M. Behrens, S. Kleerekoper en C.L. Spits (Groningen [etc., 1939]) 17-60; De toekomst van de democratie. Een beschouwing over de politieke partijvorming, meer in het bijzonder in verband met het socialisme (Amsterdam, 1945); Vergelijkend leerboek der bedrijfseconomie (2 dln.; Groningen, 1956-1959); De fictie van het "algemeen belang" [Afscheidscollege] (Deventer [etc.], 1964); 'Het joodse proletariaat in het Amsterdam van de 19e eeuw', in Studia Rosenthaliana 1 (1967) 1 (jan.) 97-108, ibidem 1 (1967) 2 (juli) 71-84; Medezeggenschap, een illusie? (Deventer, 1968); 'Het joodse proletariaat in het Amsterdam van de eerste helft van de twintigste eeuw en zijn leiders', in Studia Rosenthaliana 3 (1969) 208-233.

L: Behalve artikelen en necrologieën in o.a. Algemeen Handelsblad, 20-4-1963, 23-4-1963, 25-4-1963, 4-7-1964, 21-1-1970; Nieuwe Rotterdamse Courant, 2-7-1964, 17-1-1970; Het Parool, 4-2-1967, 20-1-1970, 25-9-1987; Het Vrije Volk, 15-8-1964; Vrij Nederland, 24-1-1970: Jaap Meijer, Hoge hoeden - lage standaarden. De Nederlandse joden tussen 1933 en 1940 (Baarn, 1969); Fok Bierlaagh, Het zwevende begin van de zevende fakulteit [Kandidaatsscriptie politicologie UvA] (Amsterdam, 1972); K. Trompert, Een Amsterdamse lente. Honderd jaar Limperg 1879-1979 (Delft, 1988).

I: Beeldbank van het Nationaal Archief in Den Haag [Foto: Jac. de Nijs; Collectie ANEFO; Kleerekoper in februari 1967].

H.L. Zwitzer


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013