Mozser, Alfred (1905-1979)

 
English | Nederlands

MOZSER, Alfred (1905-1979)

Mozser, Alfred, (bekend onder de naam Mozer), journalist en sociaal-democratisch politicus (München (Duitsland) 15-3-1905 - Arnhem 12-8-1979). Zoon van Franz Mozser, leerlooier, en Johanna Wagner, huisnaaister. Gehuwd op 24-12-1930 met Aenne André. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. Na echtscheiding (4-11-1937) gehuwd op 29-1-1948 met Aaltje Ebbinge. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. Bij Wet 28-9-1950 (Stbl. nr. 418) genaturaliseerd. afbeelding van Mozser, Alfred

Alfred Mozer, zoon van een Hongaarse vader en een Duitse moeder, groeide op in een bescheiden tweekamerwoning in een Münchener arbeiderswijk. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zat hij op de lagere school. In deze jaren leerde hij grote armoede kennen en werd de basis gelegd voor zijn latere sociaal-democratische gedrevenheid. De Duitse revolutie van 1918/1919 maakte hij van nabij mee. Zijn vader stond hierin aan de zijde van de gematigde sociaal-democraten, en ook de jeugdige Alfred ontwikkelde in deze tijd van revolutionaire en contrarevolutionaire woelingen in Beieren een blijvende instinctieve afkeer van politiek radicalisme en polarisatie.

In 1919 kreeg Mozer - inmiddels door de naturalisatie van zijn vader, een jaar eerder, Duits staatsburger geworden - een driejarig contract als leerling-textielarbeider, een betrekking die hij moest combineren met een opleiding aan de ambachtsschool. Als actief lid van de Sozialistische Arbeiter Jugend deed hij toen zijn eerste politieke en bestuurlijke ervaring op. Na afloop van zijn contract, in 1922, was Mozer bijna twee jaar lang werkloos. In die tijd ondernam hij onder meer een wandeltrektocht naar Noord-Duitsland; na terugkeer in München bood hij zich op de markt aan als sjouwer.

In 1924, bij het aantrekken van de conjunctuur, vertrok Mozer naar Kassel. Aanvankelijk was hij ook hier werkzaam als textielarbeider, maar nog dat zelfde jaar verruilde hij deze baan voor een betrekking als journalist bij het sociaal-democratische Kassler Volksblatt . Na een dienstverband van vier jaar - waarin hij ook nog enkele maanden werd 'uitgeleend' als secretaris aan burgemeester Philipp Scheidemann, de oud-rijkskanselier van de republiek van Weimar - kreeg Mozer op 23-jarige leeftijd een aanstelling als hoofdredacteur van de socialistische Volksbote in Emden. In deze Noordduitse stad had hij in de vroege jaren dertig zitting in de gemeenteraad voor de Sozialdemokratische Partei Deutschlands.

Zeer fel keerde Mozer zich in woord en daad tegen het opkomend nationaal-socialisme, zodat hij na Hitlers machtsovername niet langer veilig was in Duitsland. Met hulp van reeds bestaande contacten met de Groningse Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) vluchtte Mozer in 1933 naar Nederland, waar hij zich - door toedoen van AJC-voorzitter Koos Vorrink - spoedig in Amsterdam vestigde. In het op initiatief van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) opgerichte emigrantenblad Freie Presse waarschuwde hij onder de schuilnamen Alfred Bayer en Walther Lemkering voor de ontwikkelingen in Duitsland, waarbij hij zich onder meer baseerde op door zijn latere tweede vrouw uit Duitsland gesmokkeld materiaal. Ook nadat dit weekblad begin 1934 was opgeheven, bleef Mozer actief in emigrantenkringen. Zo bezorgde Vorrink hem werk op het door het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen en de SDAP opgerichte vluchtelingenbureau.

Daarnaast waren zijn illegale contacten in nazi-Duitsland van belang. Het was mede via Mozer dat in de late jaren dertig de Nederlandse regering herhaaldelijk werd gewaarschuwd voor Duitse aanvalsplannen. Verder assisteerde hij in deze periode de eveneens in Amsterdam verblijvende, vroegere SPD-voorman Karl Kautsky, werkte tijdelijk voor de gepensioneerde redacteur buitenland van Het Volk Jan de Roode, en werd ten slotte medewerker van Vorrink, sinds 1934 voorzitter van de SDAP. Na de Duitse aanval op Nederland ondernam Mozer een vluchtpoging naar Frankrijk, maar de snelle Duitse opmars sneed hem in België de pas af. Teruggekeerd in Nederland vond hij een onderduikadres op het terrein van de psychiatrische inrichting 'Maasoord' in Poortugaal. In deze jaren van gedwongen stilzitten las hij bijzonder veel, waardoor hij zich een brede algemene ontwikkeling verwierf. Tevens verrichtte hij illegaal journalistiek werk.

In de eerste naoorlogse jaren behoorde de statenloze Mozer - in mei 1938 was hem het Duitse staatsburgerschap ontnomen; in 1950 kreeg hij de Nederlandse nationaliteit - tot de kleine groep pioniers die zich beijverde voor contact van Nederland met het andere, democratische Duitsland. Hij keerde zich fel tegen de Nederlandse plannen Duits grondgebied te annexeren en pleitte al snel voor hechte Europese samenwerking waarin ook Duitsland zou moeten worden opgenomen. Vanaf 1946 als redacteur van het weekblad Paraat van de Partij van de Arbeid (PVDA) en sinds 1948 tevens als internationaal secretaris van die partij spande Mozer zich hartstochtelijk in voor dit doel. Ook was hij veelvuldig onderweg in vooral Duitsland en Nederland om zijn denkbeelden over een federaal Europa aan de man te brengen. Mozers onophoudelijke pleidooien voor Europese integratie op supranationale grondslag vloeien niet alleen voort uit zijn ervaringen met het extreme nationalisme van nazi-Duitsland, maar vinden evenzeer hun oorsprong in het feit dat hij zichzelf door zijn achtergrond, als man van vele nationaliteiten, ook werkelijk Europeaan voelde. Dit engagement voor Europa, dat voor de voormalige Hongaar en antitotalitair denkende Mozer niet ophield bij het IJzeren Gordijn, zou tot zijn overlijden niet verslappen.

Bij de totstandkoming van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1958 vertrok hij naar Brussel om er kabinetschef van landbouwcommissaris S.L. Mansholt te worden. Diens keuze voor Mozer, die niet over ambtelijke ervaring beschikte, werd in hoofdzaak ingegeven door het feit dat deze als internationaal secretaris van de PVDA en als actief pleitbezorger van Europese integratie uitstekende contacten had opgebouwd op regerings- en partijpolitiek niveau in de verschillende Europese hoofdsteden. De kloof tussen de praktijk van de EEG en Mozers ideaal van een Verenigde Staten van Europa was groot, en teleurstellingen over het verloop van de Europese samenwerking bleven dan ook niet uit. Mozer was echter pragmaticus en realist genoeg om te beseffen dat slechts kleine stappen vooruit mogelijk waren. Net zomin als hij als internationaal secretaris een man van bureauwerk was geweest, toonde Mozer zich in Brussel een ambtenaar met zitvlees. Hij liet zich niet verstrikken in de op gang komende Europese bureaucratie, reisde veel en bleef in woord en geschrift een onvermoeibare en onconventionele promotor van de Europese gedachte.

Op 1 april 1970 ging Mozer met pensioen. Hij keerde terug naar Nederland en vestigde zich in de Achterhoek - eerst, tot 1974, in Epse en daarna in Hoog-Keppel -, waar hij voorzitter werd van de naar hem genoemde commissie die het eerste Euregio-experiment coördineerde. Ook in deze werkzaamheden ten behoeve van regionale samenwerking in het Nederlands-Duitse grensgebied uitte zich zijn naoorlogse gedrevenheid voor Europese integratie.

De overtuigde sociaal-democraat Mozer was geen doctrinaire partijman. Of het nu ging om een front tegen antidemocratische krachten - waartoe hij ook de communisten rekende - of om de Europese integratie, steeds zocht hij ook samenwerking buiten de sociaal-democratie. Zijn door de ervaringen in Duitsland gegroeide afkeer van confrontatie tussen democraten onderling verklaart tevens zijn vervreemding van de PVDA, die onder invloed van Nieuw Links in de tweede helft van de jaren zestig radicaliseerde en een polariserende houding aannam jegens de christen-democraten. Bovendien stond Mozer uiterst sceptisch tegenover de hoge verwachtingen die omstreeks 1970 aan de linkerzijde werden gekoesterd over de ontspanning tussen Oost en West. In zijn ogen was een vertrouwensbasis tussen democratie en communisme onmogelijk.

In 1972 kwam het ten slotte tot een breuk tussen Mozer en de PVDA. Aanleiding was de opstelling van de Nederlandse sociaal-democraten op het congres van de Socialistische Internationale in dat zelfde jaar, toen de PVDA-delegatie zich bij een motie tegen politiek gemotiveerd geweld van stemming onthield. Teleurgesteld verliet Mozer de PVDA en werd hij lid van de Noorse zusterpartij, een keuze ingegeven door het feit dat Noorwegen zich in deze periode opmaakte lid van de EEG te worden. De breuk met de PVDA was definitief, en in zijn talrijke 'rondzendbrieven' aan politieke vrienden toonde hij zich in het midden van de jaren zeventig een scherp criticus van het kabinet-Den Uyl (1973-1977). Niet Mozer was veranderd, maar de tijd en met de tijd ook de partij. Kenmerkend voor zijn politieke opvattingen in deze jaren was zijn vriendschap met de Duitse bondskanselier Helmut Schmidt, met wie hij regelmatig correspondeerde en die hij tot zijn dood jaarlijks bezocht.

De temperamentvolle Europeaan en gedreven democraat Mozer stond nooit in de schijnwerpers van de grote politiek. Tot 1945 lag de oorzaak daarvan voornamelijk besloten in zijn biografie van politiek vluchteling, verzetsman en onderduiker. Na de oorlog durfde de PVDA het niet aan om de met een zwaar Duits accent sprekende Mozer voor de Tweede Kamer te kandideren. Anderzijds zocht hij ook niet de publiciteit: liever werkte, beïnvloeddde en lobby'de Mozer achter de schermen, waarbij hij zich binnen de PVDA en later in Brussel weinig gelegen liet liggen aan partijhiërarchische of ambtelijke conventies. Met zijn bezieling, zijn tomeloze energie en - niet in de laatste plaats - zijn bon-mots was Mozer een graag geziene gesprekspartner op Europees topniveau, die steeds zijn stem liet horen, ook wanneer dat voor zijn omgeving en voor hem zelf ongemakkelijk was. Hoewel de kloof tussen zijn ideaal van een sociale en democratische Europese federatie en de naoorlogse realiteit onverminderd groot bleef, verslapten zijn inspanning en toewijding niet. Zijn kracht lag daarbij in de combinatie van bezield idealisme en kleurrijk pragmatisme.

A: Dossier en correspondentie betreffende A. Mozer (over de jaren 1945-1958) in Archief-PVDA in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Het privé-archief van A. Mozer berust bij de familie.

P: Naast vele artikelen in o.a. Paraat en Socialisme en Democratie: Waar blijft Europa? [Brochure Nederlandse Raad der Europese Beweging] ('s-Gravenhage, 1951); [Samen met H. Kuby e.a.,] Europa 1970. Politische und gesellschaftspolitische Folgen der wirtschaftlichen Integration (Keulen, 1967); Landwirtschaft im Umbruch (Tübingen, 1970).

L: L.A.V. Metzemaekers, Alfred Mozer. Hongaar, Duitser, Nederlander, Europeaan [Brochure Europese Beweging in Nederland] ['s-Gravenhage, 1970]; Alfred Mozer. 'Gastarbeider' in Europa . Uitg. door A. Mozer-Ebbinge en R. Cohen (Zutphen, 1980); F. Wielenga, 'Alfred Mozer. Europeaan en democraat', in Het twaalfde jaarboek voor het democratisch socialisme (Amsterdam, 1991) 135-164.

I: Alfred Mozer. 'Gastarbeider' in Europa . Uitg. door A. Mozer-Ebbinge en R. Cohen (Zutphen, 1980) afbeelding tegenover pagina 25.

Friso Wielenga


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013