Blom, Nicolaas Selhorst (1899-1972)

 
English | Nederlands

BLOM, Nicolaas Selhorst (1899-1972)

Blom, Nicolaas Selhorst, koloniaal en departementaal ambtenaar en staatssecretaris (Deventer 22-3-1899 - 's-Gravenhage 27-5-1972). Zoon van Nicolaas Selhorst Blom, makelaar en handelsagent, en Hendrica Maria Pel. Gehuwd op 29-10-1924 met Anna Aletta Adriana Binkhorst Maaldrink (1900-1968). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (17-2-1949) gehuwd op 16-3-1949 met Clara Gelderman (geb. 1910), juriste. Dit huwelijk bleef kinderloos.

afbeelding van Blom, Nicolaas SelhorstNico Blom kende een gelukkige jeugd in een welgesteld milieu. In zijn geboortestad volgde hij het gymnasium-A en -B. De omgang hier met artsen- en juristenzonen deed hem afzien van een loopbaan in de handel - zoals zijn vader had gehoopt - en kiezen voor een academische studie. In 1917 ging Blom aan de Leidse universiteit Indisch recht studeren. Hij promoveerde op 26 april 1923 op het onderwerp Het arbeidscontract ter zee . In hetzelfde jaar deed hij met succes examen voor de juridische dienst in Nederlands-Indië. In een van de stellingen bij zijn proefschrift klinkt sympathie door voor de progressief-ethische ideeën, die aan de Leidse faculteit gemeengoed waren: 'Het is aan te bevelen, dat onze koloniale politiek de ontwikkeling van het nationaliteitsgevoel in Nederlandsch Oost-Indië ondersteunt'.

In 1924 begon Blom zijn rechterlijke loopbaan in Indië als substituut-griffier bij het Hooggerechtshof te Batavia. Vanaf 1925 was hij plaatsvervangend landrechter bij het Landgerecht in Batavia en vervolgens waarnemend lid van de Raad van Justitie te Makassar op Celebes. In 1931 verwisselde Blom deze functie voor het lidmaatschap van de Raad van Justitie te Padang op West-Sumatra, waarna hij in 1934 nog korte tijd voorzitter van de Landraad te Magelang in Midden-Java was. Vanaf het laatstgenoemde jaar tot 1941 - met uitzondering van een Europees verlof in 1937/1938 - was hij hoofdambtenaar op de afdeling Wetgeving van het departement van Justitie in Batavia. Bloms Indische, justitiële loopbaan werd bekroond met zijn benoeming eind juni 1941 tot directeur van het departement van Justitie.

De Japanse aanval op Nederlands-Indië in maart 1942 veranderde ook Bloms leven ingrijpend. Hij behoorde tot de selecte groep die door gouverneur-generaal A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer (1936-1945) was uitgezocht om in Australië onder leiding van luitenant-gouverneur-generaal H.J. van Mook (1941-1948) een Nederlands-Indische regering in ballingschap op te zetten. Blom gaf met tegenzin gevolg aan het dienstbevel, omdat hij eigenlijk zijn gezin niet in de steek wilde laten. Bovendien sprak hij zijn talen slecht en had hij geen internationale ervaring.

Van Mook - weldra tot minister van Koloniën benoemd - nam Blom in april 1942 mee naar Londen. De nieuwe bewindsman stelde daar een raad van bijstand in die hem moest adviseren inzake beleidskwesties. Blom werd secretaris van dit orgaan en plaatsvervanger van Van Mook als minister. In zijn hoedanigheid van directeur van Justitie stelde hij alle belangrijke wetsbesluiten op. Ook droeg hij de bouwstenen aan voor de beroemde radiorede van koningin Wilhelmina op 7 december 1942. Hierin werd voor na de oorlog een ronde-tafelconferentie over een gelijkwaardiger verhouding tussen de koninkrijksdelen aangekondigd. In december 1943 keerde Blom terug naar Australië, naar Camp Columbia te Brisbane. Hier kreeg hij er een nieuwe taak bij: hij werd hoofd van de Netherlands Indies Civil Administration (NICA), een korps gemilitariseerde bestuursambtenaren.

In november 1945, drie maanden na de capitulatie van Japan, kwam Blom aan in een chaotisch, door de bersiap geteisterd Batavia. Hier vond hij zijn tijdens de Japanse bezetting geïnterneerde vrouw en dochter terug in Hotel des Indes; zijn zoon, die in een mannenkamp te Bandoeng had gezeten, had de Indische archipel toen al verlaten om via Australië naar Nederland terug te keren. Als directeur van Justitie en als plaatsvervanger van Van Mook had Blom het razend druk. Hij probeerde improviserend een justitieel apparaat op te zetten. Ook was hij belast met de opvang en terugkeer van de Nederlandse ex-geïnterneerden naar Nederland. Uiteindelijk werd hem dit allemaal te veel. Na herhaalde malen ontslag te hebben gevraagd wegens oververmoeidheid, verkreeg hij dit op 31 mei 1946.

Na een kort verlof trad Blom als raadadviseur in dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Vanwege de toenemende bemoeienis van de Verenigde Naties (VN) met de Indonesische kwestie werd hij benoemd tot lid van de Nederlandse delegatie. Begin 1947 kondigde de Britse regering aan zich terug te trekken uit Palestina en legde zij de Palestijnse kwestie voor aan de Volkerenorganisatie. In de daarop in mei 1947 ingestelde VN-commissie voor Palestina nam Blom namens het Koninkrijk der Nederlanden - inclusief Indonesië - zitting. De Nederlandse diplomaat speelde hier een niet onaanzienlijke rol bij het horen van alle betrokkenen. Zijn Colombiaanse collega typeerde hem bij die gelegenheid als 'a lawyer and legislator with a passion for detail. He had almost a genius in this respect: raising a point in our discussions he would proceed slowly, heavily, to peel the skin of it, as it were, revealing with painstaking precision more and more of it until he had exposed it with absolute (and I must say, exhaustive) clarity' (Granados, 10-11). Aan de totstandkoming van het verdelingsplan voor Palestina leverde Blom een belangrijke bijdrage. Zijn standpunt werd door de VN-commissie overgenomen.

Terug in Den Haag werd Blom benoemd tot ambtelijk coördinator van het regeringsbeleid inzake Indonesië, een functie die hij ook na de kabinetswisseling van 1948 behield. De nieuwe minister van Overzeese Gebiedsdelen, E.M.J.A. Sassen (1948-1949), had de neiging oude, vertrouwde adviseurs te negeren, zodat Blom in de praktijk hoe langer hoe meer de belangrijkste adviseur werd van diens collega op Buitenlandse Zaken, D.U. Stikker (1948-1952), en van minister-president W. Drees (1948-1958). Blom behoorde tot die regeringsadviseurs die de geschillen met de Republiek door overleg wilden oplossen en zich keerden tegen een tweede politiële actie om de Republiek tot medewerking te dwingen. Als ondervoorzitter van de Nederlandse onderhandelingsdelegatie en in de rang van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister werkte Blom aan de zijde van de topdiplomaat J.H. van Roijen actief mee aan de totstandkoming van de Van Roijen-Roem-overeenkomst van 7 mei 1949. Deze maakte de weg vrij voor de Ronde-Tafelconferentie in Den Haag, waar Blom een actieve rol rol zou spelen bij het treffen van een allesomvattende regeling. Zijn wetstechnische virtuositeit en creatieve formuleringen maakten het de Nederlanders en Indonesiërs gemakkelijk zich te verzoenen.

In deze eerste naoorlogse jaren bleken inmiddels Blom en zijn vrouw zo uit elkaar te zijn gegroeid dat de langdurige scheiding in oorlogstijd de oorzaak werd van een echtscheiding in 1949, die het Blom mogelijk maakte nog hetzelfde jaar te hertrouwen met de vrouw die tijdens de oorlog in Londen en later in Australië zijn naaste medewerkster was.

Na de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 verschoof het zwaartepunt van het Nederlandse regeringsbeleid inzake Indonesië naar het departement van Buitenlandse Zaken. Op verzoek van een overbelaste minister Stikker werd Blom op 14 februari 1950 staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, speciaal belast met Indonesische aangelegenheden. De betekenis van Bloms staatssecretariaat lag vooral in de ambtelijke sfeer: de liquidatie van de Nederlandse imperiale betrekkingen met Indonesië, de politieke, militaire en ambtelijke dekolonisatie riepen allerlei problemen op, die door hem interdepartementaal werden opgelost.

Drie maanden na het aftreden van het tweede kabinet-Drees op 2 september 1952 werd Blom benoemd tot regeringscommissaris voor Indonesische aangelegenheden. Tegelijkertijd was hij vanaf 1 mei 1955 directeur-generaal Indonesië op het departement van Buitenlandse Zaken. Zijn elasticiteit en natuurlijke voorzichtigheid kwamen Blom van pas bij de nieuwe - politiek gevoelige - onderhandelingen met Indonesië over de herziening van de Unie en over Nieuw-Guinea. De regeringscommissaris betreurde het dat dit gebiedsdeel buiten de regeling van 1949 was gehouden. Persoonlijk vond hij een internationaal trusteeship, zoals hij dat eerder voor Palestina had voorgesteld, de beste oplossing. De onbuigzame houding die Nederland en Indonesië inzake Nieuw-Guinea innamen, leidde er uiteindelijk toe dat Indonesië in december 1957 alle Nederlandse ondernemingen in Indonesië nationaliseerde en de particuliere eigendommen van Nederlanders confisqueerde. Indonesië hoopte hiermee te bereiken dat Nederland Nieuw-Guinea zou overdragen. Blom was van opvatting dat de Indonesische maatregel moest worden teruggedraaid, voordat Nederland weer met Indonesië over Nieuw-Guinea zou willen onderhandelen. Aangezien Indonesië dit weigerde, adviseerde hij de regering het verlies te nemen en zich van Indonesië af te wenden. Zijn voorstel werd door de regering overgenomen.

Op 1 januari 1965 ging Blom met pensioen. Later in dat jaar deed de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, J.M.A.H. Luns (1952-1972), nog eenmaal een beroep op hem om als gevolmachtigd ambassadeur het voorzitterschap van de Nederlandse delegatie van de gemengde commissie voor de hangende financiële vraagstukken tussen Nederland en Indonesië te aanvaarden. Toen hij echter als delegatieleider door een eenzijdig besluit van de Nederlandse regering werd gepasseerd, was Blom voor het eerst in zijn leven boos. Het typeert de man dat hij de eer aan zichzelf hield en op 15 augustus 1966 in alle stilte terugtrad. Daarmee vertrok een ambtenaar die meer dan iemand anders het Indonesiëbeleid van de Nederlandse regering had helpen vormgeven. Bloms loyaliteit, zijn hoffelijkheid, zijn inventiviteit op staatsrechtelijk en wetstechnisch gebied en zijn diplomatieke gaven roepen te zamen het beeld op van de perfecte koloniale en Nederlandse ambtenaar.

A: Persoonlijk archief-N.S. Blom in familiebezit.

P: Behalve de in de tekst genoemde dissertatie: 'De verhouding tusschen de gebiedsdeelen van het Koninkrijk', in Nieuw Nederland. Bijdragen van buiten bezet gebied in verband met den wederopbouw van ons land . Onder red. van A.A. van Rhijn (New York 1944) 57-84; 'Londen en Indië', in Onderdrukking en Verzet. Nederland in oorlogstijd IV. Onder red. van J.J. van Bolhuis [e.a.] (Arnhem [etc.] z.j.) 498-506; 'De trustschapsraad van de Verenigde Naties', in Indonesië. Tweemaandelijks tijdschrift gewijd aan het Indonesisch cultuurgebied 3 (1949-1950) 61-75; 'Het rechtskarakter van de besluiten der conferentie van ministers van de Nederlands-Indonesische Unie', ibidem 4 (1950-1951) 521-535; 'De kwestie van de "States directly concerned" in artikel 79 van het Handvest der Verenigde Naties', in R.J. Alfaro [e.a.], Varia juris gentium. Vraagstukken van internationaal recht. Liber amoricum aangeboden aan Jean Pierre Adrien François ... (Leiden 1959) 49-61; 'De verantwoordelijkheden en de gezagsverhoudingen', in De excessennota. Nota betreffende het archievenonderzoek naar gegevens omtrent excessen in Indonesië begaan door Nederlandse militairen in de periode 1945-1950 ('s-Gravenhage 1995) 35-40.

L: Verhoor van N.S. Blom, in Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] Enquêtecommissie Regeringsbeleid, 1940-1945 VIIIc-II ('s-Gravenhage 1956) 1478-1486; Palestina in de Verenigde Naties [Uitgave van het ministerie van Buitenlandse Zaken nrs. 6 en 10] ('s-Gravenhage 1947, 1948); G.G. Granados, The birth of Israel (New York 1948); L.G.M. Jaquet, Minister Stikker en de souvereiniteitsoverdracht aan Indonesië. Nederland op de tweesprong tussen Azië en het Westen ('s-Gravenhage 1982); Cees Wiebes en Bert Zeeman, Indonesische dagboeknotities van dr H.N. Boon, 1946-1949 (Houten 1986); Hans Meijer, Den Haag - Djakarta. Nederlands-Indonesische betrekkingen, 1950-1962 (Utrecht 1994); Het kabinet-Drees-Van Schaik (1948-1951) . Band C: Koude Oorlog, dekolonisatie en integratie . Onder red. van P.F. Maas en J.M.M.J. Clerx (Nijmegen 1996); Het kabinet-Drees-II, 1951-1952. In de schaduw van de Koreacrisis . Onder red. van J.J.M. Ramakers (Nijmegen 1997).

I: Foto in familiebezit [Blom in Londen in 1942].

R.J.J. Stevens


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013