Copier, Andries Dirk (1901-1991)

 
English | Nederlands

COPIER, Andries Dirk (1901-1991)

Copier, Andries Dirk, vormgever (Leerdam 11-1-1901 - Wassenaar 19-12-1991). Zoon van Gijsbert Copier, afdelingshoofd glasfabriek, en Antje van Hoogdalem. Gehuwd op 27-5-1927 met Theodora Catharina Matthijsen (1899-1976). Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 1 dochter geboren.

afbeelding van Copier, Andries DirkAndries Copier groeide op als oudste van tien kinderen in Leerdam, het stadje aan de Linge waar sinds 1765 glas werd geblazen. In 1914, direct na zijn lagere schooltijd, trad hij in dienst bij de NV Glasfabriek 'Leerdam', voorheen Jeekel, Mijnssen&Co., als assistent van zijn vader, die daar werkzaam was als hoofd van de etsafdeling. De jonge Copier kon goed tekenen en volgde van 1915 tot 1918 een cursus schilderen bij de vereniging 'De Middenstand' te Leerdam. Zijn artistieke talent werd opgemerkt door P.M. Cochius, van 1912 tot 1933 directeur van de fabriek. Hij stelde Copier in de gelegenheid zich op kosten van de fabriek verder artistiek te bekwamen, waardoor hij in het bedrijf breder inzetbaar zou zijn. Copier volgde van 1918 tot 1919 lessen aan de Vakschool voor de Typografie in Utrecht en van 1920 tot 1925 studeerde hij - buiten werktijd - aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam, voornamelijk onder de vormgever Jac. Jongert, die destijds de grafische vormgeving van de Glasfabriek 'Leerdam' verzorgde. Tijdens zijn studie ontwierp Copier onder meer reclamemateriaal voor de fabriek.

De eerste decennia van Copiers artistieke carrière waren nauw verweven met de artistieke aspiraties van Cochius. Deze had in 1915 het initiatief genomen om, naast het bestaande assortiment van verpakkings- en gebruiksglas, een collectie kunstnijverheidsglas op de markt te brengen die niet alleen betaalbaar, maar ook goed vormgegeven was. Hiervoor werden op freelance basis een dertigtal gerenommeerde kunstenaars aangetrokken - zoals K.P.C. de Bazel, H.P. Berlage, C.J. Lanooy en J.J.C. Lebeau - van wie velen omstreeks de eeuwwisseling het voortouw hadden genomen bij de vernieuwing van de Nederlandse interieurkunst. Copier werd begin jaren twintig aangesteld om het ontwerpproces en de productie van deze kunstnijverheidscollectie te begeleiden. In 1921 begon hij zelf te ontwerpen voor de kunstnijverheidscollectie. Copier zou decennialang als enige ontwerper in vaste dienst aan de fabriek verbonden zijn.

Cochius omschreef Copier later als een vormgever die kans heeft gezien 'met onuitputtelijke energie ieder jaar en dikwijls twee maal per jaar een aantal nieuwe artikelen te ontwerpen, die steeds weer blijk gaven van grote gevoeligheid, originaliteit, maar waarvan het geheim, dat de gebruiker zich in zijn werk blijft interesseren, mijns inziens, hierin moet worden gezocht, dat hij bijna steeds kans zag, strenge vormgeving te paren aan aantrekkelijkheid en doelmatigheid'. Tot de hoogtepunten van zijn vroege werk worden de serviezen 'Smeerwortel' (1923), 'Romanda' (1924) en 'Peer' (1927) gerekend. Het servies 'Smeerwortel' werd in 1925 op de Exposition internationale des Arts décoratifs et industriels modernes in Parijs bekroond met een zilveren medaille. In de late jaren twintig ontwierp Copier ook glas-in-lood, dat onder de naam 'Vitrica' op de markt werd gebracht.

Naast een groot oeuvre op het gebied van serieproductie heeft Copier ook een grote activiteit ontwikkeld als ontwerper van unieke kunstvoorwerpen in glas. Wat in eerste instantie in 1923 begon als een gezamenlijk experiment met de meesterglasblazer Gerrit Vroegh om de mogelijkheden van het materiaal te onderzoeken, groeide uit tot een wereldberoemd product: de 'Leerdam-Unica'. In 1925 werd de naam 'Leerdam-Unica' geïntroduceerd als nieuw geregistreerd onderdeel van de kunstnijverheidscollectie. Het zijn vazen, schalen en decoratieve objecten met een eenmalig karakter - de vroege ontwerpen worden gekarakteriseerd door het gebruik van craquelé decors - die in nauwe samenwerking met meesterglasblazers ontstonden. In de late jaren twintig ontstond een aantal gelobde schalen, waarbij de vormgeving voortkwam uit voorbeelden van zeedieren.

In de geest van het opkomende modernisme en het Nieuwe Bouwen werden Copiers ontwerpen voor gebruiksglas veel eenvoudiger. Zelf heeft hij zijn bezoek aan de internationale architectuurtentoonstelling 'Die Wohnung' in 1927 op de Weissenhofsiedlung te Stuttgart als begin van deze kentering aangegeven. De strakke, eenvoudige modelwoningen - van onder meer Le Corbusier, J.J.P. Oud en M. Stam - die hij daar zag, inspireerden Copier tot zijn bekendste ontwerpen, zoals de geperste glazen bloempotten in zogeheten 'Graniver' (1928-1929) en de bol- en cilindervazen (1928-1930). Hetzelfde geldt voor het veelverkochte servies 'Gilde' (1930), door hem ontworpen in opdracht van de Vereeniging van Nederlandsche Wijnhandelaars en in 1958, als een van de eerste serviezen, volautomatisch geproduceerd. Het grote succes van dit servies ontlokte bij Copier eens de uitspraak dat er in Nederland geen huishouden bestond waar geen werk van hem aanwezig was.

In de jaren dertig zou Copier - sinds 1927 artistiek directeur -, mede als gevolg van de slechte economische situatie, als enige ontwerper van glaswerk voor de fabriek werkzaam zijn. Pas omstreeks 1940 zou de fabriek weer externe ontwerpers aantrekken. Als ontwerper concentreerde hij zich op een vereenvoudiging van het kunstnijverheidsglas en op twee nieuwe, eenvoudiger collecties: de 'Sonoor'-collectie en de 'Huishoud'-collectie. Karakteristiek voor zijn werk uit deze periode is het gebruik van zachte transparante kleuren, zoals grijsviolet, zilvergroen en saffier, en het verwerken van zowel dik- als dunwandigheid in hetzelfde werkstuk. In 1937 nam Copier deel aan de Wereldtentoonstelling in Parijs.

In 1940 richtte Copier de Glasschool Leerdam op, een intern opleidingsinstituut voor decoratie en ontwerp van glas. Het droeg bij aan een eigentijdse vormgeving van het Leerdamse glas. Na een lange tijd van sobere vormgeving kwamen gegraveerde, gezandstraalde en geslepen versieringen veelvuldig voor, waardoor het glas aansloot bij toentertijd heersende modes. In deze tijd zou Copier ook glasramen ontwerpen met gezandstraalde voorstellingen en vlakverdelingen. De 'Leerdam-Unica' uit die tijd waren dikwandige vazen en schalen waarin door middel van metalen stempels afbeeldingen waren ingedrukt van zeedieren, planten en vogels.

Eind 1938 verhuisde Copier met zijn gezin van Leerdam naar Amersfoort, waar hij tot 1951 zou wonen. Copier was in 1950/1951 directeur van het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs te Amsterdam. In 1951 verhuisde Copier met zijn gezin naar Den Dolder, naar een door de architect Gerrit Rietveld - voor wie hij altijd grote bewondering heeft gehad - voor hem ontworpen huis.

In de jaren vijftig en zestig heeft Copier maar weinig ontwerpen voor glas gemaakt, daar hij zich in toenemende mate met meer organisatorische zaken, zoals de promotie van het Leerdamglas, was gaan bezighouden. In 1958 verzorgde hij op de Wereldtentoonstelling te Brussel de inrichting van een Leerdam Paviljoen. Deze werd met een Grand Prix bekroond. Vanaf het eind van de jaren zestig volgden de tentoonstellingen van zijn werk in binnen- en buitenland elkaar in snel tempo op. Zijn 'Leerdam-Unica' uit de jaren vijftig hadden een experimenteel karakter, waardoor ze als voorlopers van het studioglas worden beschouwd.

In 1971 beëindigde Copier zijn Leerdamse loopbaan om zijn vrouw te verzorgen. Zij verruilden eind 1975 het Rietveldhuis in Den Dolder voor een appartement in Wassenaar. Na haar overlijden in het daaropvolgende jaar begon Copier in 1979 aan een nieuwe artistieke fase in zijn leven. Met behulp van eeuwenoude technieken, zoals filigraan en overvangen, wist hij experimentele stukken 'vrij' glas te creëren, die door harmonie en kleurgebruik altijd te herleiden waren tot zijn persoonlijke handschrift. Hierbij maakte hij gebruik van de vaardigheid van vele meesterglasblazers uit de hele wereld, die hij in allerlei studio's opzocht. Met regelmaat werkte hij met Bernard Heesen in de studio 'De Oude Horn' van Willem Heesen sr. in Acquoy, met Lino Tagliapietra in het Italiaanse Murano en met Petr Novotny en Jan Friedrich in het Tsjechoslowaakse Novy Bor.

Tot kort voor zijn overlijden heeft Copier met niet aflatende energie aan een fascinerend oeuvre in glas gewerkt. Hij genoot van de groeiende publieke belangstelling en gaf tot op het laatst van zijn leven interviews, waarin hij steevast zijn fascinatie voor glas verwoordde. In de jaren tachtig kreeg Copier verschillende onderscheidingen, waaronder het erelidmaatschap van de American Glass Art Society in 1985 en de David Röell Prijs in 1987.

Karakteristiek voor Copiers artistieke oeuvre is het feit dat hij zich altijd heeft opengesteld voor nieuwe ontwikkelingen op allerlei gebieden binnen de beeldende kunst en de architectuur. Het is zijn grote verdienste dat hij deze invloeden wist te vertalen in persoonlijke, eigentijdse ontwerpen. Hierdoor getuigen de producten van de Glasfabriek 'Leerdam' en zijn latere 'vrije' glas van een internationale actualiteit.

A: Persoonlijk archief-A.D. Copier in familiebezit. Persdocumentatie betreffende Copier bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te 's-Gravenhage.

P: 'Inleiding', in Glasschool Leerdam (Amsterdam 1947); 'Sind ästhetische Gesichtspunkte bei der Entwicklung von Glaswaren zu betrachten?', in Glastechnische Berichte (Sonderband V, Internationaler Glascongress) 8 (1958) 67-70; 'Leerling en meester', in Scheppend Ambacht. Tweemaandelijks Tijdschrift voor Toegepaste Kunst 15 (1964) 85-87; 'Interplay of technology and design in glass', in Proceedings Eighth International Congress on Glass (1968) 29-38; 'Gedachten van een glasontwerper', in Leerdam Unica. 50 jaar modern Nederlands glas (Düsseldorf [etc.] 1977) lviii-lx; [samen met Bernardine de Neeve,] 'Glas', in De nieuwe vrijheid van de ambachtskunsten (Venlo [etc.] 1981) 11-15; 'Two tracks in glass', in Glass Art Society Journal (1984/1985) 58-61; Trilogie in glas (Rotterdam 1991).

L: A.D. Copier, glas [Tentoonstellingscatalogus Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam] (Rotterdam 1963); A.D. Copier 80 [Tentoonstellingscatalogus Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam] (Rotterdam 1981); M. Heiremans, Andries Dirk Copier, Leerdams glas, 1923-1971, Unica, Serica, gebruiksglas (Gent 1986); Reino Liefkes, Copier, glasontwerper/glaskunstenaar (Amsterdam 1989); Thimo te Duits, Geperst glas uit Leerdam (Assen [etc.] 1991); Titus M. Eliëns en M. Singelenberg-van der Meer, Lexicon moderne Nederlandse glaskunst, 1900-1992 (Lochem 1993) 32-33; A. van der Kley-Blekxtoon, Leerdam glas, 1878-1998 (3de herz. dr.; Lochem 1999); Titus M. Eliens en Dorris U. Kuyken-Schneider, A.D. Copier&Lino Tagliapietra: inspiratie in glas [Tentoonstellingscatalogus Haags Gemeentemuseum] ('s-Gravenhage 2000). In 1987 stelde Remy Ramakers het videoportret Glas na glas na glas over het leven van A.D. Copier samen.

I: Reino Liefkes, Copier, glasontwerper/glaskunstenaar (Amsterdam 1989) 57 [Copier omstreeks 1932].

T.G. te Duits


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013