Kortenhorst, Carel Timotheus (1882-1950)

 
English | Nederlands

KORTENHORST, Carel Timotheus (1882-1950)

Kortenhorst, Carel Timotheus, psychiater (Weesp 23-10-1882 - 's-Hertogenbosch 27-11-1950). Zoon van Gerhardus Petrus Kortenhorst, huisarts, en Christina Hendrika Josephina Sloot. Gehuwd op 22-10-1918 met Maria Gerardine Kloppenburg (1888-1984), schilderes. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 jong overleden dochter, 3 zoons en 1 dochter geboren.

afbeelding van Kortenhorst, Carel TimotheusCarel Kortenhorst was de oudste van de zes zonen van een huisarts; een jongere broer was de latere katholieke politicus en Tweede-Kamervoorzitter L.G. Kortenhorst. Na de lagere school in zijn geboorteplaats Weesp bezocht Carel eerst vijf jaar het Barlaeus-Gymnasium in Amsterdam. Een ruzie met de rector was er de oorzaak van dat hij deze school verruilde voor het door jezuïeten geleide R.K. Gymnasium, het latere Ignatius-College, waar hij in 1902 eindexamen deed. In hetzelfde jaar begon hij aan de Universiteit van Amsterdam met de studie geneeskunde.

Als student-lid van de St. Vincentius-Vereeniging trok Kortenhorst de achterbuurten van Amsterdam in, waar hij geschokt kennis nam van allerlei - hem tot dan toe onbekende - materiële, maar vooral ook geestelijke ellende: alcoholisme, criminaliteit, zwakzinnigheid en andere lichamelijke en psychische stoornissen en gebreken. Toen al ontstond bij Kortenhorst het besef dat tegen deze 'geestelijke ongezondheid' preventief - of, zoals men het toentertijd noemde, 'prophylactisch' - zou moeten worden opgetreden.

In 1911 legde Kortenhorst het artsexamen af en werd hij assistent bij Cornelis Winkler, hoogleraar in de psychiatrie en neurologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij kreeg een aanstelling als assistent-geneesheer bij het zogeheten Zenuwpaviljoen van het Wilhelmina Gasthuis, dat onder leiding stond van de chefs de clinique K.H. Bouman en F.S. Meijers. Hier werd de sociale bekommernis uit zijn studententijd ook wetenschappelijk 'gevoed' en werd zijn belangstelling voor de sociale en de forensische psychiatrie gewekt. Gedurende de drie jaren van zijn assistentschap verbleef Kortenhorst een aantal malen voor verdere specialisatie in het buitenland, namelijk in München - waar hij in 1912 enige maanden bij E. Kraepelin, E. Rüdin en A. Alzheimer werkte -, Berlijn, Wenen en Brussel.

Aldus voorbereid trad Kortenhorst op 1 augustus 1915 als 'tweede inwonend geneesheer' in dienst van het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen 'Voorburg' te Vught, in die tijd de grootste katholieke inrichting voor zowel mannelijke als vrouwelijke psychiatrische patiënten. Het was een betrekking die hem voldoende tijd liet voor het bekleden van tal van bestuursfuncties op sociaal-charitatief terrein, zoals de reclassering, kinderbescherming, drankbestrijding, zwakzinnigenzorg en de behandeling van criminele psychopaten. Naast dit bestuurswerk was Kortenhorst zelf actief in de zorg voor lichamelijk en geestelijk gehandicapte kinderen.

Met zijn leermeesters Bouman en Meijers was Kortenhorst in het begin van de jaren twintig betrokken bij pogingen de geestelijke volksgezondheid in Nederland te organiseren. Zij wilden proberen ordening en samenhang te brengen in de veelheid van organisaties en instellingen die toentertijd op dit terrein - geheel onafhankelijk van elkaar - werkzaam waren, opdat men van elkaars inzichten en ervaringen zou kunnen profiteren. De katholieken liepen hierin voorop, en de drijvende kracht achter deze katholieke beweging voor geestelijke volksgezondheid was Kortenhorst. Uit eigen ervaring was hem bekend dat instellingen op het gebied van reclassering, drankbestrijding en kinderbescherming onder hun cliënten of pupillen nogal wat 'licht psychisch gestoorde' personen telden, die niet de - preventieve - psychiatrische of psychologische hulp kregen die zij behoefden. Daarom wilde Kortenhorst al dit soort verenigingen en organisaties, met behoud van ieders autonomie, met andere in dit opzicht wèl deskundige instellingen in één samenwerkingsverband bijeenbrengen. Vanuit deze 'centrale' zouden dan vervolgens 'consultatiebureaux voor psychische hygiëne' worden opgezet, waar in hun geestelijke gezondheid bedreigde volwassenen en kinderen voor zogeheten vóór- en nazorg terechtkonden. Aldus kwam op 10 juni 1930 de R.K. Charitatieve Vereeniging voor Geestelijke Volksgezondheid tot stand.

Deze vereniging groeide door toedoen van Kortenhorst voorspoedig: in de loop van de jaren dertig liep het aantal deelnemende organisaties op tot boven de vijftig. Weliswaar werd Kortenhorst, vanaf de oprichting tot 1948 secretaris-penningmeester, eerst in een comité van voorbereiding en later in het bestuur terzijde gestaan door enkele prominente katholieken - onder wie politici als Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck, J.R.H. van Schaik en C.M.J.F. Goseling -, maar door zijn functie was hij degene die alle voorkomende werkzaamheden verrichtte. Kortenhorst hield een groot aantal spreekbeurten en schreef verscheidene artikelen en brochures over doelstelling en opzet van een goed georganiseerde zorg voor de geestelijke volksgezondheid.

Daarnaast slaagde Kortenhorst erin ook de praktische hulpverlening van de grond te krijgen. De uitvoering hiervan kwam in handen van Het Wit-Gele Kruis, de katholieke organisatie die zich sinds het begin van de jaren twintig bezighield met volksgezondheid en ziekenverpleging. Al direct in 1930 had Kortenhorst Het Wit-Gele Kruis ervan weten te overtuigen dat ook de zorg voor de geestelijke gezondheid onder de (algemene) volksgezondheid hoorde te ressorteren. Dankzij de praktische medewerking van Het Wit-Gele Kruis is Kortenhorst erin geslaagd om nog vóór de oorlog meer dan twintig katholieke Consultatiebureaux voor Geestelijke Volksgezondheid op te zetten.

Kortenhorst heeft niet alleen invloed gehad op de gang van zaken in katholieke kring. Het preadvies over de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg dat hij in 1932 voor het Nederlandsch Congres voor Openbare Gezondheidsregeling uitbracht, vormde de aanzet tot het oprichten van de Nationale Federatie voor Geestelijke Volksgezondheid, die de subsidie uit het zogeheten Prophylaxe-Fonds zou gaan verdelen. Dit had weer tot gevolg dat naar katholiek voorbeeld ook protestantse en joodse groeperingen zich met de geestelijke volksgezondheid zijn gaan bezighouden.

Was Kortenhorst op centraal niveau dus een bindende figuur, in zijn eigenlijke werk was nogal eens sprake van een conflictueuze opstelling. Na jarenlange persoonlijke en zakelijke geschillen met de eerste geneesheer van 'Voorburg', G.J.B.A. Janssens, liep de ruzie in 1932 zo hoog op dat het gestichtsbestuur ingreep. Kortenhorst werd 'in het belang van de dienst' overgeplaatst naar het Geneeskundig Gesticht 'Reinier van Arkel' te 's-Hertogenbosch, waar hij tot aan zijn pensionering in 1947 als afdelingsgeneesheer werkzaam zou zijn. Met zijn vertrek uit Vught kwam ook een einde aan het lidmaatschap van de gemeenteraad van Vught, dat hij vanaf 1923 namens de R.K. Kiesvereeniging had bekleed.

Overigens heeft Kortenhorst in de loop van zijn carrière wel meer verzet en tegenwerking ondervonden. Enerzijds gaf zijn manier van optreden en wijze van werken daar vaak aanleiding toe: hij was een energiek, om niet te zeggen gedreven, zelfs driftig en opvliegend man, die zijn mening doorgaans niet onder stoelen of banken stak en die, wanneer hij werd tegengewerkt, verbaal zeer agressief kon reageren. Anderzijds was de weerstand die Kortenhorst opriep ook niet vrij van gevoelens van afgunst, vooral van de kant van zijn collega-gestichtsartsen. Desondanks heeft hij zijn werk voor de Charitatieve Vereeniging onverstoorbaar en onvermoeibaar voortgezet, ook tijdens de Duitse bezetting.

In oktober 1944 werd Kortenhorst door een zware slag getroffen, toen tijdens de bevrijding van 's-Hertogenbosch het archief en de ledenadministratie van de Charitatieve Vereeniging door brand verloren gingen. Meer nog dan door dit materiële verlies is zijn werkkracht gebroken door het overlijden van enkele collega-bestuursleden tijdens en ten gevolge van de bezetting. Mede door dit bestuursvacuüm zou het na de bevrijding nog bijna twee jaar duren voordat de Charitatieve Vereeniging weer enige activiteit ontplooide. Zelf had Kortenhorst daaraan geen deel meer. Getroffen door een lichte beroerte zag hij zich in 1948 gedwongen het bestuurswerk over te dragen. Hij overleed in 1950, toen 'zijn' vereniging onder nieuwe leiding en met een nieuwe naam - Katholieke Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid - inmiddels een geheel nieuwe fase in haar geschiedenis was ingegaan.

P: Behalve verscheidene artikelen o.a. in Katholieke Gezondheidszorg : 'Naar de oprichting van de Charitatieve Vereeniging voor Geestelijke Volksgezondheid', in R.K. Artsenblad 8 (1929) 30-32; De organisatie der Charitatieve Vereeniging voor Geestelijke Volksgezondheid [Congresverslag] (Amsterdam 1930); Wat wil de R.K. Charitatieve Vereeniging voor Geestelijke Volksgezondheid? [Brochure] ('s-Hertogenbosch 1931); Over geestelijke volksgezondheid en haar ontwikkeling [Brochure] ('s-Hertogenbosch 1931); R.K. kinderbescherming en geestelijke volksgezondheid [Brochure] (Tilburg ca. 1931); Overzicht van de Charitatieve Vereenigingen voor Geestelijke Volksgezondheid [Brochure] ('s-Hertogenbosch 1932); Het Wit Gele Kruis en de geestelijke volksgezondheid [Brochure] ('s-Hertogenbosch 1933); Milieu, arbeid, sport en geestelijke volksgezondheid [Brochure] ('s-Hertogenbosch 1934); 'Enige herinneringen aan dr. F.S. Meijers', in Maandblad voor de Geestelijke Volksgezondheid 3 (1948) 210-212.

L: C. Mol, 'Dr. C.T. Kortenhorst en de Geestelijke Volksgezondheid', in Katholieke Gezondheidszorg 18 (1949) 137-138; idem, in Katholieke Gezondheidszorg 19 (1950) 493-495; Tom van der Grinten, De vorming van de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Een historisch beleidsonderzoek (Baarn 1987); Hanneke Westhoff, Geestelijke bevrijders. Nederlandse katholieken en hun beweging voor geestelijke volksgezondheid in de twintigste eeuw (Nijmegen 1996).

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld . Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 845 [Foto door Franz Ziegler].

Hanneke Westhoff


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013