Cramer, Marie (1887-1977)

 
English | Nederlands

CRAMER, Marie (1887-1977)

CRAMER, Marie (pseudoniemen Marc Holman en Annie Smit), illustratrice, schrijfster en beeldend kunstenares (Soekaboemi (Java, Nederlands-Indië) 10-10-1887 - Laren (N.H.) 16-9-1977). Dochter van Hendrik Cramer, kapitein op de pakketvaart in Nederlands-Indië, en Elisabeth Frederika Schenck. Gehuwd op 3-7-1913 met Peter Otten (1885-1970), jurist. Dit huwelijk bleef kinderloos. Na echtscheiding (5-11-1914) gehuwd op 4-7-1922 met Eduard Rutger Verkade, toneelspeler en -leider (1878-1961). Uit dit huwelijk, dat op 2-12-1933 door echtscheiding werd ontbonden, werd een dood kind geboren.

afbeelding van Cramer, Marie Rie Cramer groeide met drie oudere zusters op in Nederlands-Indië in een gezin met weinig onderlinge banden. Het jonge meisje vond haar moeder kil, en haar zeevarende vader was zelden thuis. Na een verlof in Nederland, aan het begin van de jaren negentig van de 19de eeuw, bleven haar twee oudste zusters daar achter voor hun opleiding. Naar eigen zeggen had Rie alleen een hecht contact met haar twee jaar oudere zuster Erna ('Erry'). Met haar moeder en Erry vertrok zij in 1896 definitief naar Nederland, terwijl haar vader als kapitein in de Indische wateren bleef varen.

Moeder Cramer vestigde zich met haar twee dochters in Arnhem. Geregeld bezochten zij Den Haag, waar grootmoeder en tante Gesine woonden. De laatstgenoemde schilderde en stimuleerde het artistieke talent van haar nichtje. In Arnhem bezocht Rie de lagere school en kreeg zij aan de Teekenschool 'Kunstoefening' haar eerste tekenlessen. Toen vader Cramer in 1904 stopte met varen en voorgoed naar Nederland kwam, verhuisde het gezin naar Den Haag, waar Rie van 1905 tot 1907 de Academie van Beeldende Kunsten bezocht. Zij leerde er de beeldhouwster Françoise ('Fransje') Carbasius kennen, die een hartsvriendin voor het leven zou worden.

Al tijdens haar studietijd was Cramer druk bezig met het tekenen van kinderillustraties en het schrijven van kinderversjes. Zij was erg ontevreden over wat er op dit gebied in Nederland voorhanden was, en in 1906 stapte ze met haar eigen materiaal naar uitgever W. de Haan in Utrecht. Deze was enthousiast en gaf haar eerste zelf geïllustreerde versjesboek uit, Van meisjes en jongetjes (1906), dat vanwege het grote succes al een jaar later een vervolg kreeg in Voor jongetjes en meisjes (1907). In tegenstelling tot de indertijd gebruikelijke moralistische en opvoedkundige kinderlectuur gingen deze speelse boekjes over het huiselijk leven en de belevingswereld van het kind. De illustraties waren niet slechts informatief, maar spraken tot de verbeelding en maakten de boeken veel toegankelijker voor kinderen dan de gebruikelijke kinderlectuur.

Voor Cramer vormden deze publicaties het begin van een lange en productieve carrière als illustratrice en schrijfster, waarbij zij haar werkterrein in de loop der jaren steeds verder zou verbreden en verdiepen. Als illustratrice werd Cramer vooral geïnspireerd door buitenlanders als Arthur Rackham, Audrey Beardsley en Edmund Dulac. Uitgaande van het voorbeeld van deze kunstenaars uit de Art Nouveau ontwikkelde Cramer gaandeweg een eigen stijl. Het werk dat tussen 1910 en 1920 tot stand kwam, is verfijnd met zeer gedetailleerde kinderfiguurtjes in gemengde en tere kleuren. De contouren van de afbeelding werden in zwarte inkt neergezet, de rest werd geaquarelleerd. Haar stijl vormde jarenlang de norm voor de uiterlijke vorm van de kinderboeken in Nederland, en velen lieten zich door haar inspireren. Verder experimenteerde Cramer in deze periode met verschillende grafische technieken, zoals etsen, litho's en houtsneden. Het hoge niveau dat haar illustraties in dit decennium bereikten, zou zij in de jaren twintig en daarna niet meer evenaren, hoewel zij juist met dat latere werk het beroemdst is geworden.

In 1913 trouwde Cramer met Peter Otten, substituut-griffier van de rechtbank in Amsterdam, die zij al in Arnhem had leren kennen. Otten was tevens dichter en publiceerde in De Gids. Spoedig zag ze in dat zij niet bij elkaar pasten, en na zestien maanden werd het huwelijk alweer ontbonden. Van omstreeks 1914 tot 1919 had Cramer een intense liefdesverhouding met de dertien jaar oudere en getrouwde kunstcriticus Albert Plasschaert. Zij koesterde grote bewondering voor hem en werd onbewust door deze dominante persoonlijkheid gevormd. Later zou zij over hem schrijven: 'hij heeft een grote, zo niet de grootste invloed op mijn leven gehad' (Flitsen, 95).

Cramers artistieke carrière bereikte juist in deze, voor haar persoonlijk tumultueuze jaren haar hoogtepunt. Naast een groot aantal kinderprenten en -boekjes vervaardigde zij etsen, litho's en reclameplaten. 'Ik werkte hard maar gemakkelijk. Versjes en verhalen vloeiden me moeiteloos uit de pen en het succes bleef me trouw', schreef zij later (Ibidem, 51). Een hoogtepunt waren Cramers illustraties bij de uitgave van de Sprookjes van Hans Andersen (1915). Na dit succes besloot uitgever W. de Haan haar een vast contract te geven voor 4.000 gulden per jaar, voor die tijd een goed inkomen, waarvan ze royaal kon leven. Jarenlang zou dit bedrag ongewijzigd blijven. Kort daarop verscheen Sprookjes van Moeder de Gans (1916), gevolgd door Sprookjes van Grimm (1917). In 1916 zagen ook Het bloemenhuis en Mijn eigen tuintje het licht, twee bundels met tekeningen en eigen versjes, die zij als haar beste prentenboeken beschouwde.

Na het einde van de Eerste Wereldoorlog reisde Cramer naar Erry, die in Parijs aan het toneel was. In de Franse hoofdstad genoot zij van de contacten met schilders, dansers en musici. Nog in 1918 kreeg Erry longklachten, waarna de zusters naar Zwitserland reisden, naar een soort sanatorium in de buurt van Sankt Moritz. Cramer ging vervolgens begin 1919 alleen door naar Rome, waar zij verscheidene maanden bleef. In Rome nam ze het pijnlijke besluit de relatie met de gehuwde Plasschaert te beëindigen, omdat het haar steeds zwaarder viel dat zij altijd maar op de tweede plaats kwam, hoewel hij haar wel voortdurend claimde.

Met de kinderliedjes en prentenboeken die zij in de jaren twintig schreef of illustreerde, verwierf Cramer haar grootste bekendheid. Haar stijl was nu gestileerder, met robuuste kinderfiguurtjes in zwaardere en steviger omtreklijnen. De toegepaste kleuren waren feller, en soms liet zij nu ook hele vlakken leeg. De toepassing van dit veranderde kleurenschema ging terug op de kostuum- en decorontwerpen die zij in die tijd maakte. Cramers eerste opdracht op dit terrein kreeg zij in 1921 van Die Haghespelers in 't Voorhout, het Haagse gezelschap van de acteur Eduard Verkade. Toen bleek dat van de tere kleuren die zij aanvankelijk voor haar ontwerpen gebruikte, in het felle toneellicht niets te zien was, ging zij fellere kleuren toepassen. Aangezien het de drukkosten flink omlaag zou brengen, drong haar uitgever er vervolgens op aan deze kleuren ook in haar boekillustraties te gebruiken. Deze nieuwe stijl van tekenen zou ze blijven toepassen.

Het contact tussen Cramer en Verkade leidde in 1922 tot een huwelijk, waaruit twee jaar later een kind dood werd geboren. Ook dit huwelijk was geen succes. Naast het ontbreken van een ware band tussen de echtelieden, waren daaraan, volgens Cramer, vooral Verkades ontrouw, zijn volledig opgaan in zijn werk en de financiële problemen door zakelijke debacles en zijn veelvuldig casinobezoek debet. 'Ik kon dingen niet langer accepteren en zon lafhartig op een vlucht in de vrijheid' schreef zij later (Flitsen, 66). Haar kans kwam toen zij in 1931 met vrienden mee kon gaan naar Zwitserland. Terwijl Verkade op tournee was in de Nederlandse gebiedsdelen in de West, verbleef Cramer negen maanden in het zuidelijke kanton Tessin. Meestentijds woonde zij in een 'droomhuisje' in Ronco aan het Lago Maggiore, waar zij geregeld bezoek kreeg van vrienden uit Nederland, onder wie Fransje Carbasius. Hier was Cramer gelukkig. Zij werkte er soepel aan kinder- en kleurboeken en aan de roman De lachende cupido die pas in 1936 verscheen.

Nadat zowel Cramer als Verkade in 1932 in Nederland waren teruggekeerd, ging het paar uit elkaar; de echtscheiding volgde in 1933. Nog in datzelfde jaar publiceerde zij Spelers, haar eerste roman voor volwassenen, die zijn inspiratie had gevonden in het gokgedrag van Verkade in het casino van Oostende. Terzelfder tijd publiceerde zij onder het pseudoniem Annie Smit de meisjesromans Drie meisjes op een flat (1933) en 't Getij verandert ... (1934).

Na haar scheiding liet Cramer aan de Haagse Fuutlaan het huis 'Casetta del Sogno' ('Droomhuisje') bouwen, een herinnering aan het geliefde Zwitserse onderkomen. Hier vervaardigden Cramer en Carbasius hun 'Ronco-aardewerk', waaronder geboortebordjes en uiteenlopende sculpturen. Voor Cramer - sinds haar prille jeugd een groot liefhebster van poppen - was een andere favoriete bezigheid het maken van poppen en poppengroepen, die ieder in een stolp werden geplaatst. Aangezien 'Casetta del Sogno' haar uiteindelijk toch minder beviel en haar voor hogere kosten plaatste dan aanvankelijk gedacht, ging zij omstreeks 1937 kleiner wonen in de Celebesstraat.

Juist nadat Cramer ook dit pandje weer had verkocht, met de bedoeling ergens buiten te gaan wonen, vielen in mei 1940 de Duitsers Nederland binnen. Zij kwam toen in moeilijkheden, omdat de oorlogssituatie het haar onmogelijk maakte snel een nieuwe woning te kopen. Het bevriende Haagse acteursechtpaar Dirk en Betsy Verbeek - dat zij tijdens haar huwelijk met Verkade had leren kennen - bood Cramer een kamertje in hun huis aan, en daar trok ze in. De gehele bezettingsperiode bleef het drietal harmonieus samenwonen.

Deze jaren waren ook voor Cramers werk erg onzeker. Twee van haar vooroorlogse romans, Zij, wij en jij (1937) en Het land van belofte (1938), werden tijdens de Duitse bezetting in beslag genomen en verboden, omdat zij hierin haar afkeer van het nationaal-socialisme en de jodenvervolging had beschreven. Toch bleef Cramer tijdens de Duitse bezetting als illustratrice en schrijfster aan het werk. Voor publicatie na de bevrijding ging zij alvast voor de jongste kinderen zowel versjes als langere verhalen schrijven. Zij moest echter vooral van het toneel leven, als decor- en kostuumontwerpster en als schrijfster van toneelstukken onder het pseudoniem Marc Holman. Met tegenzin meldde zij zich daarom als lid van de Kultuurkamer.

Intussen probeerde Cramer onderduikers en vluchtelingen te helpen. In het geheim en anoniem schreef zij verzetsgedichten, die tijdens clandestiene bijeenkomsten door derden werden voorgedragen. Deze verzen, waarin de Duitsers werden gehekeld en die waren vervuld van verontwaardiging, haat, verdriet en angst, werden nog in de zomer 1945 uitgegeven in de bundel Verzen van verzet. De opbrengsten gingen naar de Stichting 1940-1945.

Na de bevrijding kwam Cramers illustratiewerk snel weer op gang. In Nederland werd de vraag naar kleurenplaten voor prentenboeken weliswaar steeds geringer, maar in Groot-Brittannië verschenen verschillende sprookjesboeken en wandplaten van Cramer. Hier was al eerder werk van haar uitgegeven, evenals in Denemarken, West-Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Verder schreef zij voor de NCRV-radio enkele series kinderhoorspelen, waaronder Prins Roland, dat 1954/1955 in 42 afleveringen werd uitgezonden.

In 1946 was de toen 59-jarige Cramer verhuisd naar het Gooi. Zij had er het huis 'De Egelantier' in Laren gekocht, en toen haar vrienden Dirk en Betsy Verbeek met pensioen gingen, trokken dezen bij haar in. Het grote huis had daarna nog genoeg ruimte over om - naar ouder gewoonte - steeds weer vrienden en logés te ontvangen.

De jaren in 'De Egelantier' waren gelukkig, maar toen in 1954 Dirk Verbeek overleed, vertrokken Cramer en Betsy Verbeek naar Mallorca. Ook op dit Middellandse-Zee-eiland had Cramer het erg naar haar zin, en ze noemde het leven nu een 'werkelijkheid geworden droom'. Opnieuw verzamelde ze een grote vriendenkring om zich heen, en nadat de moeder van Fransje Carbasius was overleden, voegde deze vriendin zich bij hen. Zij en Cramer begonnen met de productie van op Mallorca geïnspireerde tegels en tegeltableaus die aan Nederlandse toeristen werden verkocht, maar vaak ook werden weggegeven. Sparen en bewaren waren namelijk eigenschappen die Cramer nooit had bezeten: zij genoot liever van het leven. Zelfs van haar eigen werk bewaarde zij vrijwel niets. Het overlijden van haar vriendin Betsy in 1965 trof haar zwaar.

Over Mallorca publiceerde Cramer drie door haarzelf geïllustreerde boeken: Viva Mallorca (1956), Mallorca eiland van rust (1961), Mallorcanen (1963). Verder schreef zij er Kattebelletjes (1958) over de vele katten die ze sinds haar jeugd had verzorgd. Zij was namelijk een groot dieren- en vooral kattenliefhebster, en ze stond zelfs met haar kat op de foto in haar paspoort. In 1966 publiceerde Cramer Flitsen, waarin ze haar leven, opvattingen en kunst beschreef. Steeds slechter ter been moest zij in 1971 noodgedwongen terugkeren naar Nederland. Met Carbasius vestigde zij zich in Blaricum. In 1977 overleed Cramer op 89-jarige leeftijd in verpleeghuis 'De Stichtse Hof' in Laren.

Rie Cramer had talloze bewonderaars, maar ook vele critici. De laatstgenoemden verweten haar onder meer gebrek aan engagement met de zwakkeren en minder bedeelden in de samenleving. Zij vond echter dat aan deze groep al voldoende aandacht in de jeugdliteratuur was besteed, waardoor zij juist het genieten en het optimisme naar voren wilde laten komen. Verder werden Cramers vroegste, gedetailleerde, prenten meestal beter beoordeeld dan die in de gestileerde stijl waarin zij sinds de jaren twintig werkte, en waarmee ze een blijvende bekendheid wist te verwerven. Vele generaties genoten van de knusse en zoete plaatjes die een geruststellende en liefhebbende kinderwereld creëerden. Dat Cramer ook voor volwassenen schreef, voor tijdschriften tekende, gebruiksvoorwerpen, decors en kostuums ontwierp, keramiek en poppen maakte en in opdracht reclamemateriaal in velerlei vorm vervaardigde, bleef bij het grote publiek onbekend.

A: Collectie-M. Cramer in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. Toneelwerk in het Theater Instituut Nederland te Amsterdam. Kunstwerken o.a. in het Rijksmuseum te Amsterdam en het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage.

P: Een 'catalogus van boeken en ander werk geschreven en/of geïllustreerd door Rie Cramer' in de onder L genoemde publicatie van Burgers, 160-174. Aanvullingen in de onder L genoemde publicatie van Goldschmidt.

L: 'Nu Rie Cramer verjaart', in Algemeen Handelsblad, 7-10-1949; Leonard de Vries, Het mooiste van Rie Cramer (Amsterdam 1984); Francien Braaksma, 'Rie Cramer' [1985], Lexicon van de jeugdliteratuur (Alphen aan den Rijn 1982- ); Jacqueline Burgers, Rie Cramer, leven en werk (2de herz. dr.; Amsterdam 1987); M.A.B. Goldschmidt, Een gedroomde wereld. Werk van Rie Cramer (1887-1977) uit de collectie mr. M.A.B. Goldschmidt. [Tentoonstellingscatalogus Koninklijk Bibliotheek] ('s-Gravenhage 1994).

I: Jacqueline Burgers, Rie Cramer, leven en werk (2e herz. dr.; Amsterdam 1987) 116 [Rie Cramer in 1955].

Bettina J. Mulder


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013