Leeuwe, Engelina de (1898-1982)

 
English | Nederlands

LEEUWE, Engelina de (1898-1982)

LEEUWE, Engelina de (bekend onder de naam Enny Mols-de Leeuwe), actrice (Amsterdam 27-8-1898 - Utrecht 21-11-1982). Dochter van Louis de Leeuwe, handelsreiziger, en Rebecca Bamberg. Gehuwd op 17-12-1919 met Jacob van Biene (1890-1950), danser en balletmeester. Na echtscheiding (6-5-1925) gehuwd op 9-2-1928 met Pierre Jean Mols (1885-1961), acteur en regisseur. Na zijn overlijden (19-6-1961) gehuwd op 14-10-1969 met Paulus Jacobus Maria van Alff (1896-1983), administrateur bij een verzekeringsmaatschappij. Deze drie huwelijken bleven kinderloos.

afbeelding van Leeuwe, Engelina de

Tot haar dertiende, toen haar broer werd geboren, groeide Enny de Leeuwe als enig kind op in een joods gezin in Amsterdam, waarin het geloof geen rol speelde: 'Mijn vader heeft me vrij opgevoed. Ik geloof dat ik daardoor mijn eigen godje heb, mijn eigen innerlijk leven. Zeker niet alleen de joodse God. Mijn joods bloed ben ik me pas bewust geworden, toen Hitler aan de macht kwam' (Wierenga).

Hoewel haar vader vertegenwoordiger was, kwam Enny uit een geslacht van artiesten. Haar grootvader van moederskant was de befaamde goochelaar David ('Papa') Bamberg, die ook aan het koninklijk hof in Den Haag had opgetreden, en diens zoon - Enny's oom - was de eveneens bekende goochelaar en illusionist 'Okito'. Ook elders in de familie waren er artiesten en muzikanten van naam te vinden. Zelf stond Enny al op haar vierde op het toneel van de Plantage Schouwburg in Amsterdam om oom 'Okito' te assisteren bij een verdwijntruc. Zolang zij zich kon herinneren, zei ze later, voelde De Leeuwe zich aangetrokken tot het toneel. Thuis imiteerde zij familieleden, bekenden en schoolvriendinnetjes, en ook greep ze elke gelegenheid aan om te figureren in toneelstukken en (zwijgende) films. Het lag zodoende in de lijn dat zij, in 1913, naar de Amsterdamse Tooneelschool ging.

Langer dan een jaar heeft dit echter niet geduurd. Omdat het leerlingen van de Toneelschool verboden was beroepswerk aan te nemen, overtrad De Leeuwe de regels door in dat ene studiejaar twee keer een rol te spelen in een productie van de toenmalige Filmfabriek 'Hollandia': de titelrol in Silvia Silombra (1913) en eveneens een hoofdrol in Weergevonden (1914). Maar grootvader Bamberg bracht uitkomst: hij introduceerde haar bij het grote Amsterdamse gezelschap Het Tooneel, onder leiding van Willem Royaards, waar zij een klein rolletje speelde in Een midzomernachtdroom. In 1914 vond De Leeuwe emplooi bij Colnot & Poons, het huisgezelschap van de Plantage Schouwburg, en korte tijd bij het cabaretensemble van Jean-Louis Pisuisse, onder de iets zwieriger geachte naam Enny Vanleuw.

Pas nadat De Leeuwe in 1918, op haar twintigste, was teruggekeerd bij Het Tooneel, begon het grotere werk. De doorbraak kwam in 1920, toen zij de titelrol in de populaire komedie Prulletje van Sybille Martel de Janville moest overnemen van de wegens ziekte verhinderde steractrice Else Mauhs. Bij die gelegenheid werd zij geprezen, omdat ze haar grote voorbeeld tot in de kleinste details had geïmiteerd: 'Ik had precies haar trillertjes en uithalen nagedaan' (Van Zanten). Bij verscheidene grote gezelschappen speelde zij gedurende de eerstvolgende zeven jaar kittige meisjesrollen en tragische jonge vrouwen in moderne en klassieke stukken.

Dat De Leeuwe intussen enige afstand hield als haar avances werden gemaakt, schreef ze toe aan haar strenge, conservatieve opvoeding. Zolang zij nog bij haar ouders woonde, werd nauwgezet gecontroleerd hoe laat ze thuis kwam. 'Ik heb nooit los in mijn bloesje gezeten', zei ze. 'Ze konden me krijgen als actrice, maar niet als minnares' (ibidem). Wel trouwde De Leeuwe in 1919 met de danser en balletmeester Jacques van Biene, maar over dat huwelijk is verder niets bekend. Het heeft vijfenhalf jaar geduurd, waarna zij weer bij haar ouders introk. Vervolgens ontmoette De Leeuwe in 1923 bij Het Schouwtooneel, een Haarlems gezelschap van Jan Musch en Adriaan van der Horst, de drie jaar oudere acteur Pierre Mols, op wie ze 'hals over kop verliefd' werd. Zij vertelde dat hun verhouding een paar jaar voortduurde, totdat Mols zei: 'Zeg, dat blijft toch niet zo? We gaan trouwen, hoor. Ik breng je niet iedere avond naar je ouders terug' (Wierenga).

Samen richtten Mols en De Leeuwe in 1926 het reizende gezelschap De Vereenigde Schouwspelers op, zonder subsidie en zonder vast theater. Twee jaar later traden zij in het huwelijk. Hun eerste stuk was De rozenkrans, een bewerking van de romantische roman van Florence Barclay, waarin het echtpaar zelf de hoofdrollen vertolkte. Het succes was zo groot dat zij de voorstelling in totaal meer dan 1400 keer hebben gespeeld. Zodra een ander stuk te weinig publiek trok, grepen zij weer terug op De rozenkrans.

Tijdens de Duitse bezetting liep Pierre Mols met zijn rooms-katholieke achtergrond geen persoonlijk gevaar. Toch besloot hij De Vereenigde Schouwspelers al in 1941 op te heffen, nog voor aanmelding bij de Kultuurkamer verplicht werd, al was het maar omdat zijn joodse vrouw niet meer voor niet-joden mocht optreden. Zij konden voorlopig in hun levensonderhoud voorzien door de decors en kostuums van hun gezelschap te verkopen. Terwijl haar man zich terugtrok uit de toneelwereld, sloot Mols-de Leeuwe zich in het najaar van 1941 aan bij het Joodsch Kleinkunstensemble, een gezelschap van joodse artiesten, die elders niet meer konden werken. Hun voorstellingen vonden uitsluitend voor joods publiek plaats en mochten alleen in het Joodsch Weekblad worden gerecenseerd.

Al na negen maanden werd echter hun onderkomen - de Joodsche Schouwburg, voorheen de Hollandsche Schouwburg, in Amsterdam - door de Duitsers ontruimd om er joden samen te brengen voor transport naar kamp Westerbork. Als gemengd gehuwde vrouw kon Mols-de Leeuwe thuis blijven, maar wel werkte zij nog geregeld mee aan clandestiene cabaretvoorstellingen ten huize van de Duits-joodse cabaretier Herbert Nelson in Amsterdam-Zuid. In totaal zou zij tijdens de bezetting 33 familieleden verliezen: negen door het bombardement op Rotterdam en 24 - inclusief haar moeder - in de Duitse vernietigings- en concentratiekampen.

Direct na de bevrijding speelde het echtpaar Mols mee in de voorstelling Vrij Volk, die in de Amsterdamse Stadsschouwburg werd opgevoerd door acteurs die zich niet bij de Kultuurkamer hadden aangemeld. Mols-de Leeuwe vond aanvankelijk emplooi bij de hoorspelkern van de Nederlandse radio, tot zij in 1951 door acteur Johan Kaart naar zijn Toneelgezelschap werd gehaald. Hij zag in haar de ideale actrice voor het blijspel De appels van Eva, van Alan Berthall, waarin zij zeven verschillende vrouwentypes te spelen kreeg. Daarna was zij van 1956 tot 1966 - met een korte onderbreking - verbonden aan de Arnhemse toneelgroep Theater, en werkte ze vaak mee aan radio- en televisieprogramma's. Mols-de Leeuwe excelleerde vooral in transformaties en komische typetjes als de 'Juffrouw van de retirade' in het VARA-amusementsprogramma Artiestencafé, op tekst van Annie M.G. Schmidt, eerst op de radio (1958) en daarna op de televisie (1959). Zij ging er prat op dat ze vooral voor de radio vrouwen van elke gewenste leeftijd kon spelen, omdat haar stem jeugdig was gebleven: 'Misschien komt dat wel omdat ik niets gaf om nachtpartijen en wilde toestanden. Ik heb ook nooit gerookt en gedronken' (Hellmann). Bovendien weigerde Mols-de Leeuwe sinds de jaren zestig aan interviewers te vertellen hoe oud zij was: 'Ik zie er jonger uit dan ik ben. Niemand hoeft echter precies mijn leeftijd te weten. Het is onzakelijk dat te zeggen' (Lammers).

In juni 1961 stierf Pierre Mols tijdens een gezamenlijke vakantie in Cannes. 'Met Mols heb ik een lang en bestendig en goed en plezierig huwelijk gehad, 'zei ze (Heyting). Haar verdriet verwerkte Mols-de Leeuwe door des te harder te werken. Een van haar laatste successen was de rol van moeder 'Golde' in Anatevka (1966-1968), de Nederlandse versie van de Amerikaanse musical Fiddler on the roof van Jerry Bock, Sheldon Harnick en Joseph Stein. In deze rol, die zij - steeds naast Lex Goudsmit als 'Tevje' - in alle 585 voorstellingen speelde, wist ze een gave balans te vinden tussen bazigheid en moederlijke warmte. Zelf had Mols-de Leeuwe geen kinderen. Tijdens de eerste jaren van hun eigen gezelschap konden zij en Mols zich geen gezinsuitbreiding veroorloven, en 'toen het later kon, kwamen ze niet' (Wierenga).

Het theater was Mols-de Leeuwes leven. Toch vond zij in 1969, op 71-jarige leeftijd, haar derde man in Paul van Alff, een gepensioneerde administrateur bij een verzekeringsmaatschappij. Een half jaar na hun eerste, toevallige ontmoeting in een restaurant trouwden zij. Voortaan besloot Enny de Leeuwe - zoals zij zich sindsdien weer noemde - minder werk aan te nemen, om haar man 's avonds niet alleen thuis te laten zitten. Desondanks kon zij in 1974 de verleiding niet weerstaan een seizoenlang met Lex Goudsmit op tournee te gaan in de succesrijke komedie De dag dat de paus ontvoerd werd, van João Bethencourt: 'Als je je hart verpand hebt aan dit vak, is het moeilijk nee zeggen' (Heyting). Het werd De Leeuwes laatste grote rol, al bleef zij sindsdien nog wel voordrachten houden. Haar vaste programma omvatte een schilderachtige monoloog van Herman Heijermans en haar populair gebleven 'Juffrouw van de retirade'. In interviews zei ze zich eraan te storen niet meer voor de radio te worden gevraagd. Ook klaagde zij honderduit over de grofheid, die ze op de televisie en in het toneel van die dagen meende te zien: 'Ik vind dat we op het ogenblik - ook binnen het toneel - getuige zijn van een geestelijke vervuiling' (Heyting).

Bescheidenheid was niet Enny de Leeuwes grootste kracht. Zij kende haar kwaliteiten en was trots op de verbluffende veelzijdigheid aan rollen die zij had gespeeld. Maar zij had, met haar arbeidsethos van vooroorlogse makelij en haar grote transformatietalent, alleszins recht van spreken. Ook van het kleinste komische rolletje wist zij een levend mens te maken.

A: Persdocumentatie betreffende Enny de Leeuwe in het Theater Instituut Nederland te Amsterdam. Een overzicht van de gezelschappen waarbij Enny de Leeuwe speelde en de rollen en titels van stukken (toneel, televisie en film) waarin zij optrad in: Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon (Diepenveen 1984) 579-580.

L: Interview door Lien Heyting, in NRC Handelsblad, 9-8-1974; interview door Paul Hellmann, in Algemeen Dagblad, 21-9-1974; interview door Fred Lammers, in Trouw, 2-2-1976; interview door Gerth van Zanten, in TeleVizier, 17-9-1977; interview door Hans Wierenga, in Margriet, 28-10-1977 en 4-11-1977; interview door Simon van Collem, in TeleVizier, 1-9-1979.

I: Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon (Diepenveen 1984) 579 [Foto: Wouter van Heusden].

Henk van Gelder


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013