Loghem, Johannes Bernardus van (1881-1940)

 
English | Nederlands

LOGHEM, Johannes Bernardus van (1881-1940)

LOGHEM, Johannes Bernardus van, architect (Haarlem 19-10-1881 - Haarlem 28-2-1940). Zoon van Johannes Jacobus van Loghem, bloembollenkweker, en Ida Dicke. Hij huwde op 30-9-1911 met Bertha Maragrita Elisabeth Neumeier (1890-1983), kunstenares. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 3 dochters geboren.

afbeelding van Loghem, Johannes Bernardus van

Han van Loghem stamde uit een gegoede familie, die hem a-religieus en antidogmatisch opvoedde. Na in zijn geboortestad de HBS te hebben doorlopen studeerde aan de Polytechnische School - sinds 1905 Technische Hoogeschool -in Delft voor civiel ingenieur. Hij volgde onder andere colleges bij de hoogleraren H.J. Evers en J.F. Klinkhamer. Van Loghem was lid van het Delftsch Studenten-Corps en was een fanatiek wedstrijdroeier bij roeivereniging 'Laga'. Gedurende zijn gehele leven zou hij veel aan sport doen, zoals zwemmen en wandelen.

Nadat Van Loghem in de zomer van 1909 was afgestudeerd in het hoofdvak bouwkunde, vestigde hij zich als zelfstandig architect in Haarlem, de plaats waar hij was opgegroeid. In 1911 trouwde hij met de negen jaar jongere Amsterdamse kunstenares Bertha Neumeier, die eveneens uit een gegoede familie stamde. Zij was een van de stichters van de Haarlemse Montessorischool en won in 1925 en in 1937 met haar kunstnaaldwerk een medaille op de wereldtentoonstelling in Parijs. Tussen 1912 en 1917 zouden uit dit huwelijk vier kinderen geboren worden. Het was een voor die tijd modern en creatief gezin, maar niet luxueus. In 1912 betrok het echtpaar de door Van Loghem zelf ontworpen villa 'De Steenhaag' in Heemstede. Een groepsfoto voor 'De Steenhaag' uit 1920 laat zien dat hij omstreeks die tijd zo'n acht medewerkers in dienst had.

Van Loghem kreeg al direct een groot aantal opdrachten, waaronder veel utiliteitsbouw. Vooral de Kennemer Electriciteits Maatschappij (KEM) was een belangrijke opdrachtgever, waarvoor hij tussen 1914 en 1919 in geheel Noord-Holland zo'n tachtig transformatorhuisjes ontwierp. Voor deze gebouwtjes gebruikte hij niet één vast model, maar voor iedere locatie tekende hij een aan de omgeving aangepast ontwerp. Een deel van Van Loghems werk uit zijn beginperiode was duidelijk beïnvloed en geïnspireerd door de architect H.P. Berlage. Dat is goed te zien aan zijn eerste project voor de KEM, de elektriciteitscentrale in IJmuiden (1912-1914). Bij dit project vormen de rationele toepassing van natuur- en baksteen en de sobere bekroning van dak en toren een vrij directe verwijzing naar zijn voorbeeld.

Naast utiliteitsbouw ontwierp Van Loghem in zijn begintijd ook grote woonhuizen, zoals villa's en stadswoningen. Daarbij ging het voornamelijk om projecten in Heemstede en Haarlem, zoals de landhuizen 'De Meerle' (1911), 'Singapore' (1912-1914), 'Eigen Haard' (1917-1918) en 'De Waterlelie'. De vader van Van Loghem en ook zijn schoonfamilie speelden een belangrijke rol bij het verwerven van dit soort bouwopdrachten. Zelf liet Van Loghem senior ook woningen door zijn zoon ontwerpen, zoals villa 'De Zwanenhof' (1909) in Haarlem. In deze periode was hij nog niet stijlvast, wel zette hij zich af tegen de 19de-eeuwse neostijlen waarin hij was opgeleid. In zijn ontwerpen paste hij de stijl, bouwwijze en detaillering van zijn woonhuizen aan hun omgeving aan en hield hij rekening met de smaak en levenswijze van de opdrachtgevers. Voor de landhuizen uit zijn beginperiode liet hij zich tevens inspireren door oude Hollandse tradities, zoals de boerderijbouw, 17de- en 18de-eeuwse patriciërs- en buitenhuizen en de Engelse landhuisbouw.

Als ontwerper werkte Van Loghem vanaf 1917 bovendien aan sociale woningbouwprojecten, waarin hij zich in stedenbouwkundig opzicht liet inspireren door de tuinstadbeweging. Voorbeelden hiervan zijn de ontwerpen voor woningbouwvereniging 'Huis ter Cleeff', woningbouwvereniging 'Rosehaghe' en Tuinwijk-Zuid te Haarlem. Van Loghem vond dat er een sterke samenhang was tussen architectuur en politiek en liet die overtuiging in de periode van de tuindorpen steeds meer naar voren komen. Een tuindorp was voor hem een socialistisch ideaal, terwijl etagewoningen een kapitalistische en niet-menswaardige oplossing waren om arbeiders 'op te bergen'. Van Loghem hoopte met zijn architectuur een bijdrage te kunnen leveren aan de verbetering van de leefomstandigheden van grote groepen van de bevolking en sloot zich in 1919 - evenals bijvoorbeeld Berlage en Van Doesburg - aan bij de Bond van Revolutionair-Socialistische Intellectueelen.

Geheel in de geest van het socialisme maakte Van Loghem van zijn bureau een collectief. 'Als wij in den architect als arbeider in de toekomst gelooven, dan zal het patronaat op de bureaux en op de bouwwerken moeten verdwijnen. De architect, de ingenieur, de teekenaar, de opzichter, uitvoerder en vakarbeider zullen tot het inzicht moeten geraken, dat zij door samenwerking elk naar geaardheid het bouwwerk tot stand brengen. De architect-patroon is een belachelijkheid, een uiting van burgerlijke zielen, die zich vastklampen aan het verleden en het komende met den kop in het zand afwachten' (Van Loghem in: Bouwkundig Weekblad 42 (1921) nr. 3, 21-22). Van Loghem hing dus het socialistisch gedachtegoed aan, maar is nooit lid geworden van een partij. Het bouwen van kapitale villa's lijkt moeilijk te rijmen met Van Loghems antikapitalistische en socialistische houding. Maar het op integere wijze bouwen van dergelijke huizen, die harmonieerden met de omgeving en als het ware het karakter en de levenswijze van de bewoners weerspiegelden, gold in het begin van de 20ste eeuw als een ethische daad.

Een van de bekendere woningbouwprojecten, waaraan Van Loghem van 1922 tot 1923 meewerkte, was het betonnen tuindorp Watergraafsmeer in Amsterdam, het zogeheten 'Betondorp', een door de gemeente opgezet experiment met systeembouw. Dit project was hem op het lijf geschreven, omdat het niet alleen sociale woningbouw betrof, maar hij er ook zijn belangstelling voor nieuwe constructies en materialen in kwijt kon. Dit project, de andere woningbouwprojecten en de bouw van woonhuis ''t Fort' in Haarlem zijn Van Loghems eerste duidelijke stappen richting een strakkere en zakelijkere stijl.

Naast het ontwerpen van gebouwen was Van Loghem ook actief op andere vakgerelateerde gebieden. Zo ontwierp hij meubels en was hij van 1915 tot 1918 redacteur van het Bouwkundig Weekblad. Tevens was hij van 1917 tot 1919 lid van het hoofdbestuur van de Bond van Nederlandsche Architecten en doceerde hij van 1916 tot 1925 techniektheorie aan het Voorbereidend en Hoger Bouwkundig Onderwijs in Amsterdam.

Zoals gezegd was Van Loghem politiek en sociaal erg betrokken. Met zijn vertrek naar Siberië in 1926 gaf hij uiting aan een politiek en sociaal engagement. De Sovjetregering stimuleerde de komst van onder meer communistisch gezinde architecten uit technisch hoog ontwikkelde landen, om de exploitatie van kolen en ijzererts in Siberië door middel van het stichten van arbeiderskolonies te bewerkstelligen. Van Loghem - die in eerste instantie alleen ging met de bedoeling zijn familie later te laten overkomen om er een nieuw bestaan op te bouwen - kreeg in Siberië de leiding over de stedenbouwkundige en architectonische ontwikkeling van een industrieel areaal met als centrum Kemerovo. Hoewel Van Loghem in deze mijnstad veel uit de grond heeft gestampt - zoals een reeks woningen, een badhuis en een coöperatiegebouw - zijn lang niet al zijn ontwerpen verwezenlijkt. Uiteindelijk zou Van Loghem, zoals tientallen idealistische westerlingen vóór hem, teleurgesteld in het staatssocialisme naar zijn vaderland terugkeren. Privé-omstandigheden, zoals het inzicht dat zijn kinderen hier nooit de juiste scholing zouden kunnen krijgen, bureaucratische perikelen en tegenwerking van plaatselijke notabelen droegen hiertoe bij.

Bij terugkeer in Nederland in 1927 vestigde Van Loghem een eenmansbureau in Rotterdam in het zogeheten 'Witte Huis', de eerste 'wolkenkrabber' van Nederland. In relationeel opzicht waren er sinds zijn terugkeer uit Siberië de nodige problemen, maar ondanks alles hield zijn huwelijk stand. Zakelijk veranderde ook het een en ander. Als gevolg van de economische malaise liet het aantal opdrachten te wensen over, zoals bij de meeste moderne architecten op dat moment. Van Loghems rode stigma heeft dat waarschijnlijk nog verergerd. Wel was het aantal artikelen en lezingen van zijn hand indrukwekkend, wat waarschijnlijk samenhing met het tekort aan opdrachten. Van Loghem ging zich meer op de theoretische kant van het architectenvak richten. Hij werd onder andere bouwkundig medewerker van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1929-1931), het Algemeen Handelsblad (1932) en De Groene Amsterdammer (1935-1937) en daarnaast redactielid van de tijdschriften Bouwkundig Weekblad (1913-1935) en 8 en Opbouw (1932-1940).

In 1932 publiceerde Van Loghem zijn boek Bouwen, Bauen, Bâtir, Building, waarin hij het collectieve denken vastlegde als een functionalistisch beginsel: het ging niet om het nastreven van een 'stijl', maar om functie, constructie en toepassing van moderne uitvindingen, zaken waaraan - volgens Van Loghem - toentertijd behoefte was. In zijn boek gaf Van Loghem tevens een overzicht van wat volgens hem de beste voorbeelden van Nieuwe Zakelijkheid waren. In 1936 verscheen Van Loghems tweede publicatie: Acoustisch en thermisch bouwen. Hierin vertaalde hij de ideeën uit zijn eerste boek naar concrete en technische aanwijzingen, vooral gericht op de praktijk.

Van Loghems laatste ontwerpen vóór zijn vertrek naar Siberië lieten al zien dat hij een duidelijke stap maakte in de richting van het Nieuwe Bouwen, ook wel 'Functionalisme' of 'Nieuwe Zakelijkheid' genoemd. Zijn voornamelijk 'witte architectuur' van daarna bevestigde zijn keuze. Het Nieuwe Bouwen was voor Van Loghem overigens geen stijl, maar een veranderlijke architectuur, gebaseerd op wetenschap en techniek in dienst van het volk. Projecten waar hij in zijn post-Siberische periode aan werkte, waren bijvoorbeeld rusthuis 'De Blauwvoet' in Driebergen (1930) en het Sportfondsenbad in Haarlem (1934).

Naast ontwerpopdrachten, lezingen, artikelen en zijn bezoeken aan het Congrès international d'Architecture moderne, een organisatie waarvan Van Loghem lid was en die tot doel had internationaal architecten aan te zetten tot een krachtenbundeling voor de vernieuwing van de architectuur, gaf hij wederom les in techniektheorie aan de laatste klassen van het hoger beroepsonderwijs, in Amsterdam. In 1940 overleed Van Loghem onverwacht op 58-jarige leeftijd aan trombose, als complicatie na een operatie.

De uitspraak die de idealist Van Loghem het meest typeert is: 'Bouwen is een roeping vervullen, die de mensheid tot dienst kan zijn'. Zijn socialistische sympathieën bepaalden in hoge mate zijn visie op architectuur en betekende in zekere zin ook zijn ondergang als bouwend architect. Het ging Van Loghem niet om een plaatsje in de (kunst)geschiedenisboeken, om een persoonlijk monument, maar om zoveel mogelijk mensen prettig te laten wonen. Hij oefende zijn vak uit met liefde en een enorme toewijding, al leefde hij emotioneel wat teruggetrokken, vooral na zijn Russische avontuur. Van Loghem was voornamelijk ook een vernieuwer, als een van de eersten en weinigen van zijn generatie zou hij aansluiting vinden bij het Nieuwe Bouwen. Belangrijke technische en stilistische vernieuwingen die hij al vroeg toepaste, werden later gemeengoed. Toen de opdrachten te wensen overlieten, wierp hij zich op als theoreticus en woordvoerder van het Nieuwe Bouwen. Zo heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan het op de architectonische kaart zetten van deze stroming.

A: Verzameling-J.B. van Loghem in het Nederlands Architectuurinstituut te Rotterdam.

P: Oeuvrecatalogus in de onder L genoemde publicatie van Eggink, pp. 342-1051

L: G. Friedhoff, in Bouwkundig Weekblad Architectura 61 (1940) 97-102; Johan van de Beek en Gerrit Smienk, 'Ir. J.B. van Loghem b.i. architect, 1881-1940', in Plan. Maandblad voor ontwerp en omgeving 12 (1971) 2-64; B. Colenbrander, 'J.B. van Loghem, een strijdbaar architect', in Het Nieuwe Bouwen. Voorgeschiedenis. Onder red. van M. Schnitker en M. Willinge (Delft 1982) 121-134; Johan van de Beek, 'Het bouwen en de persoonlijkheid van Van Loghem', in Plan. Onafhankelijk Maandblad voor Ontwerp en Omgeving 12 (1981) 25-27; Wim de Wagt, Met de fiets langs Van Loghem (Haarlem [1989]); idem, J.B. van Loghem, 1881-1940. Landhuizen, stadswoonhuizen en woningbouwprojecten. Beelding van Levenshouding (Haarlem 1995); R.A. Eggink, J.B. van Loghem, architect van een optimistische generatie (Delft 1998).

I: Wim de Wagt, J.B. van Loghem, 1881-1940 (Haarlem 1995) 10 [ABC Architectuurcentrum Haarlem; Van Loghem, vermoedelijk in de jaren twintig].

Anouk Estourgie


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013