Saris, Helena Barbara Wilhelmina (1915-1999)

 
English | Nederlands

SARIS, Helena Barbara Wilhelmina (1915-1999)

Saris, Helena Barbara Wilhelmina, schrijfster (Rotterdam 23-9-1915 - Rotterdam 9-12-1999). Dochter van Bartholomeus Saris, vertegenwoordiger, en Clementina Maria Schuwirth.

afbeelding van Saris, Helena Barbara Wilhelmina

Leni Saris groeide op als enig kind in een rooms-katholiek Rotterdams gezin. Haar vader, een vertegenwoordiger in conserven, was een kunstzinnig man. Hij zong, speelde piano en schilderde. Van hem erfde Leni, naar haar eigen overtuiging, de artistieke aanleg. In tegenstelling tot haar gevoelige en teruggetrokken vader was haar moeder meer praktisch en opgewekt van aard. Met beiden had het meisje een sterke band. De ouders koesterden hun enige kind 'als een parel in een schelp' (Lindo) en steunden haar, ook bij haar eerste schrijfpogingen. Aan de veiligheid en vertrouwdheid die dit gezin bood, raakte Leni ten zeerste gehecht. Als kind leek niets haar erger dan van haar ouders gescheiden te worden, en ook toen zij volwassen was geworden, bleef ze thuis wonen.

Leni ging naar de lagere school bij de zusters franciscanessen aan het R.K. Instituut Sint Lucia in de Rotterdamse Aert van Nesstraat. Daarna volgde zij de MULO en een kantooropleiding aan dezelfde instelling. In deze jaren schreef zij liever verhalen dan dat zij huiswerk maakte. Haar schoolprestaties waren dan ook matig. Het huiswerk 'laat vaak te wenschen over', vermeldde het overgangsrapport in 1929. Op dat rapport staan onvoldoendes voor rekenen en aardrijkskunde en een '6-' voor Nederlandse taal. Voor de praktische vakken lezen en schrijven kreeg zij goede cijfers, maar ze bleef toch tot de matige leerlingen behoren.

Na voltooiing van haar opleiding zocht Saris een kantoorbaan. De eerste, bij een Rotterdamse handelsfirma die schrijfmachines verkocht, duurde maar een paar maanden. In 1938 stapte zij over naar het notariskantoor Esser & Van Eekelen aan de Mathenesserlaan in Rotterdam, waar zij meer dan dertig jaar zou blijven, eerst als secretaresse en vanaf eind jaren vijftig als chef de bureau. Hoewel zij met dit werk haar dagen vulde, bleef zij het steeds als een bijkomstigheid beschouwen en beleefde ze er weinig vreugde aan. De mogelijkheid opgeleid te worden tot notarisklerk wees zij af. Zij voelde zich in de eerste plaats schrijfster.

Saris' eerste manuscript - nog tijdens haar schooljaren met de hand geschreven - dat de basis zou vormen voor het later zo succesrijke Leontine, werd door haar vader in 1935 aan een Rotterdamse bibliothecaresse voorgelegd. Deze 'mejuffrouw Kluit' bracht de twintigjarige Saris in contact met Anna Hers, schrijfster van het bekende en bekroonde meisjesboek Het beugeljong (1928). Deze vond veel goeds in het manuscript, zag mogelijkheden voor de jonge schrijfster en begeleidde haar tot aan haar eerste boek, Licia zet door. Dit debuut zou in 1938 verschijnen in 'De gulden serie' van uitgeverij J.M. Meulenhoff tegen een honorarium van 150 gulden. Voor de manuscripten die zij vervolgens aanbood bij De Erven de Wed. J. van Nelle kreeg zij 175 gulden. Daar verschenen Villa Zonneschijn (1938) en Leontine (1940). In 1940 kwam bovendien in de serie 'Opbloei' van de Amsterdamse uitgeverij Van Holkema & Warendorf een gebonden uitgave van het veelgeprezen boek Kindertehuis "De Toekomst" uit.

De Duitse bezetting maakte een voorlopig einde aan Saris' schrijfcarrière. Deze jaren werden in Rotterdam heftig gevoeld, en zij werd bovendien in beslag genomen door de zorg voor haar vader, die in de Hongerwinter leed aan een ernstige vorm van hongeroedeem. In de jaren vijftig hernam zij haar schrijfwerk. Saris kwam toen met haar werk terecht bij Uitgeverij Westfriesland in Hoorn, waar het sindsdien - afgezien van een kort intermezzo bij Uitgeverij G.B. van Goor & Zonen, waar in 1954 Zon en schaduw rond het kindertehuis verscheen - zou worden uitgegeven. Bij Westfriesland verscheen in 1953 De tocht naar het licht als eerste van meer dan honderd uitgaven, als eerste boek ook dat werd geïllustreerd door Hans Borrebach. De boeken van Saris maakten deel uit van verschillende jeugdseries, zoals de 'Zonnereeks' en de 'Butterfly-reeks (voor twaalf- tot veertienjarigen), maar zijn toch vooral verbonden geraakt met de bekende 'Witte Raven'- pocketreeks. Aan deze reeks heeft Leni Saris vele tientallen titels bijgedragen, te beginnen met Het leven is een wonder uit 1956.

In de jaren vijftig verscheen er ieder jaar een nieuwe Leni Saris, aanvankelijk vaak geïllustreerd door Hans Borrebach, later ook door anderen, zoals Herson (pseudoniem van H.G.M. Behrens). Hoewel haar oeuvre een grote variëteit aan locaties en omstandigheden vertoont, hebben de boeken een opmerkelijk vast patroon. De hoofdpersoon is een aantrekkelijk meisje met een gouden hart en een welluidende voornaam. Die namen - 'Anouk', 'Pamela', 'Tirza', 'Chiara', 'Kyra', 'Isabella' of 'Elodie' - zocht de schrijfster op in een namenboek. Tegenspeler is een serieuze jongeman wiens eveneens welluidende naam vaak een aristocratische allure heeft: 'Michael van Donckeren', 'Joscha van Reijnsdael', 'Eric Montensgaerde' of 'Berno Waels van Romme'. Ook zijn maatschappelijke positie - advocaat, concertpianist, arts, ingenieur of dirigent - kwalificeert hem als een begerenswaardige huwelijkskandidaat.

De intrige vertoont een vast verloop. Aanvankelijk heeft de vrouwelijke hoofdpersoon een hekel aan haar mannelijke tegenspeler, maar na een reeks van verwikkelingen - met in de latere boeken ook detective- of thrillerachtige elementen - , na misverstanden en verwijdering, vinden de twee elkaar. Alle boeken van Saris kennen een happy end. Daarbij gaat het overigens niet om een gelijkwaardige verhouding: de superioriteit en strengheid van de mannelijke hoofdpersoon tegenover de meer kinderlijke houding van zijn vrouwelijke tegenspeelster, vormen eveneens een vast gegeven, dat Saris vaak het verwijt heeft opgeleverd dat haar boeken rolbevestigend waren. Hoewel er in het oeuvre een ontwikkeling is naar minder zoete romantiek en meer avontuur, bleef het stramien onveranderd. Een andere constante is dat de tijdsomstandigheden vaag blijven, al zijn de boeken niet helemaal tijdloos; zij bevatten net genoeg verwijzingen om de eigentijdse werkelijkheid te suggereren.

De boeken van Saris zijn vaak betiteld als meisjesboeken. Zijzelf zag haar publiek breder en sprak liever van 'goede ontspanningsromans' of 'ontspanningromans met een ondergrond' (Biografie, 32). Die ondergrond werd gevormd door gebeurtenissen uit de werkelijkheid waaraan de schrijfster in veel gevallen het verhaalgegeven ontleende en door de wijze les, de moraal, die zij haar werk meegaf. Het 'goede' bestond eruit dat de schrijfster veel zorg aan haar teksten besteedde, zich grondig in haar onderwerpen verdiepte en zonodig research pleegde. Meer dan eens heeft Saris verteld hoe haar boeken tot stand kwamen. Iets dat zij hoorde of las, bracht haar op een idee voor een nieuwe roman, waarna ze de uitgever een kleine samenvatting leverde waarmee de illustrator aan het werk kon. Vervolgens begon zij zonder aantekeningen te schrijven, rechtstreeks op haar kleine typemachine, waarbij het verhaal toch vaak een ander verloop kreeg dan ze aanvankelijk in haar hoofd had.

Met de literatuur had Saris een gespannen verhouding. Vanuit een enigszins defensieve houding sprak zij daar in interviews wel eens wat smalend over. Herhaaldelijk zei ze niet te weten wat men nu precies onder 'de literatuur' verstond. Saris had overigens beslist niet de pretentie met haar werk een bijdrage aan de literatuur te leveren. Zij was niet uit op waardering door de literaire wereld, maar wenste wel erkenning voor wat zij naar haar eigen mening was: een schrijfster van serieuze ontspanningslectuur. Het stak Saris wanneer zij daarin niet naar waarde werd geschat en wanneer haar boeken werden gelijkgesteld met seriewerk als de 'Bouquet'-reeks. In haar ogen stond haar werk door de zorg en aandacht die eraan was besteed mijlenver af van dergelijke, om commerciële redenen geproduceerde 'flutromannetjes'. Ook verzette Saris zich heftig tegen het verwijt dat haar boeken suikerzoet en onrealistisch zouden zijn. In haar visie gaf zij een serieus beeld van de werkelijkheid, zij het van de positieve kant daarvan. Negatieve onderwerpen, zoals 'drank, seks en drugs', werden naar haar mening al meer dan genoeg door andere schrijvers behandeld (Biografie, 32).

Intussen was Saris steeds bij haar ouders blijven wonen aan de Blommerdijkslaan 36B, waar haar moeder haar alle huishoudelijke taken uit handen nam. In de vrije tijd die het notariskantoor haar liet, schreef zij haar boeken. Dat betekende avond- en nachtwerk. Toen haar boeken, mede door de opmars van de pocket, steeds beter gingen verkopen, durfde zij in 1971 - inmiddels 56 jaar oud - haar baan op te zeggen om van het schrijven te leven. Haar boeken leverden ruime inkomsten op, al heeft zij zich nooit als rijk beschouwd en vond zij dat ze eigenlijk een te groot deel aan de belastingdienst moest afdragen.

Ook anderszins vormde 1971 een keerpunt in Saris' leven, omdat in dat jaar haar moeder stierf. Met haar was zij na de dood van haar vader, in 1961, blijven samenwonen; beiden hadden kort tevoren nog een nieuw huis betrokken aan de Straatweg 116 in Hillegersberg. De dood van haar moeder bracht Saris volledig uit haar evenwicht. Voor het eerst in haar leven was zij alleen, zonder de veiligheid en zorg van het ouderlijk huis. Pas nadat zij een jaar van het ene bevriende adres naar het andere had gezworven, kwam zij tot rust. Zij verhuisde naar de overkant van de Straatweg, naar nummer 91, waar haar nieuwe huis uitzicht bood over de Bergse Plas. Hier zou zij de resterende 28 jaar van haar leven wonen in het gezelschap van kleine hondjes en angorapoezen, die de namen droegen van haar romanfiguren.

Het tempo van Saris' productie nam toe. Tot aan haar dood publiceerde zij nog zestig boeken: dat wil zeggen ruim twee titels per jaar. Herdrukken inbegrepen lagen er jaarlijks vaak meer dan tien nieuwe uitgaven in de winkels. Saris had als 'broodschrijfster' belang bij naamsbekendheid en een goede verkoop en zij spoorde de uitgever zonodig aan de publiciteit te verhogen. Ook zelf leverde zij daaraan haar bijdrage. In deze jaren van fulltime schrijverschap besteedde zij steeds meer tijd aan publieke optredens. Saris bezocht graag boekenmarkten en boekhandels, waar zij haar lezeressen kon ontmoeten. Verder wisten steeds meer interviewers haar te vinden. Die troffen een tot in de puntjes verzorgde, hartelijke en hoffelijke dame aan - die als het om haar werk ging of om dierenmishandeling ook wel fel kon reageren - in een weelderig interieur vol gebloemde kussens, kleedjes, kristal, bloemen, foto's, sierpoppen en snuisterijen.

Bij honderdduizenden lezeressen vond het werk van Saris enorme weerklank, en na haar zeventigste kwamen er ook publieke uitingen van waardering. Op 1 april 1986 werd zij ter gelegenheid van haar 85ste boek, Ballade voor Pamela, gehuldigd op het Rotterdamse stadhuis, en in 1993 volgden er nieuwe feestelijkheden toen haar honderdste boek, Chiara, verscheen. Toen zij eind 1999 stierf aan een hartinfarct was haar oeuvre uitgegroeid tot 110 titels en waren er acht miljoen exemplaren van haar boeken verkocht: een unicum in Nederland. Tweemaal, in 1987 en 1994, werd zij genomineerd voor de Publieksprijs voor het Nederlandse Boek, van de Stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek (Stichting CPNB), maar bekroningen bleven uit.

Het leven van Leni Saris leek in geen enkel opzicht op dat van haar romanpersonages. Het verliep gelijkmatig en kende geen opzienbarende gebeurtenissen. Zij veranderde nooit van woonplaats, had geen liefdesverhoudingen, was niet betrokken bij maatschappelijke gebeurtenissen, groeperingen of bewegingen, speelde geen rol van betekenis in het literaire leven en had geen bijzondere contacten met schrijvers. Haar leven lang schreef zij over de liefde, maar zelf heeft zij nooit een grote liefde gekend. Haar bestaan, van haar jeugd tot aan haar dood, draaide om haar schrijfwerk en haar boeken.

A: Archief-Leni Saris in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.

P: De autobiografie van Saris verscheen als: Leni Saris biografie (Hoorn 1986). Een volledige titelbeschrijving van de boeken van Leni Saris in de catalogus van het Centraal Bestand Kinderboeken (Catalogus CBK). De boektitels zonder verdere bibliografische gegevens worden vermeld op de aan Leni Saris gewijde website op internet: http://www.lenisaris.nl [8-1-2008].

L: Behalve necrologieën o.a. in Het Parool, 11-12-1999 en in Algemeen Dagblad, 11-12-1999: D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur (Schiedam 1976) 161-162; ; interview door Els Smit, in Het Vrije Volk, 8-5-1981; interview door Marianne de Groot, in Libelle, 30-12-1983; interview door Mary Ann Lindo, in Het Parool, 19-4-1986; Josée Paauw, 'Leni Saris' [juni 1987], in Lexicon van de jeugdliteratuur (Alphen aan den Rijn [etc.] 1982-..); interview door Martin Ros, in Vrij Nederland, 7-2-1987; De hele Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Onder red. van Harry Bekkering [e.a.] (Amsterdam 1989) 422, 522; interview door Fred Lammers, in Trouw, 4-9-1989; Toin Duijx en Joke Linders, De goede kameraad. Honderd jaar kinderboeken (Houten 1991) 73; interview door Milou van Rossum, in HP/De Tijd, 5-11-1993; Jan van Coillie, Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? (2de dr.; Leuven 1999) 88, 90; informatie verstrekt door Laurina van den Nieuwendijk, die een biografie over Leni Saris voorbereidt.

I: Leni Saris biografie (Hoorn 1986) omslagfoto. [Foto: Jan van Deursen].

Erica van Boven


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013