Vogel, Cornelia Johanna de (1905-1986)

 
English | Nederlands

VOGEL, Cornelia Johanna de (1905-1986)

Vogel, Cornelia Johanna de, filosofe en theologe (Leeuwarden 27-2-1905 - Westenschouwen (Zld.) 7-5-1986). Dochter van Cornelis Johannes de Vogel, apotheker, en Janna Jansje Teunisse.

afbeelding van Vogel, Cornelia Johanna de

Cornelia de Vogel werd geboren uit liberale, ontwikkelde en areligieuze ouders, die een weinig harmonieus huwelijk hadden. Haar enige zuster was één jaar ouder. Naar eigen zeggen had zij een ongelukkige jeugd en was ze van jongs af zwak van gezondheid. Na de Lagere Meisjesschool bezocht zij van 1918 tot 1924 het Stedelijk Gymnasium in haar geboortestad en behaalde grotendeels thuis haar einddiploma gymnasium-a. De Vogel had in deze jaren ook contact met de 'blauwe (: niet-confessionele) jeugd' en sloot zich aan bij de Praktische Idealisten Associatie, een groepje jongeren met uiteenlopende bezigheden en van verschillende levensbeschouwelijke achtergrond. De Vogel deed aan theosofie en interesseerde zich al voor Griekse wijsbegeerte. Als jong meisje werd zij overvallen door de twijfel aan een almachtige God die het leven van de mensen leidt.

Toen De Vogel in oktober 1924 klassieke talen en filosofie ging studeren aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, leefde zij vanuit een filosofisch getint religieus besef, los van alle institutionele godsdienstigheid. Maar onder invloed van Utrechtse predikanten en van de filosoof en classicus B.J.H. Ovink met wie zij - ondermeer bij de Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging - in aanraking kwam, ging De Vogel de werken van de toentertijd meest spraakmakende protestantse theologen Karl Barth en Emil Brunner lezen. In december 1927 liet zij zich dopen in de Nederlandsche Hervormde Kerk. Daar behoorde zij tot de orthodoxe richting, ver van alle mystiek, waarmee ze vanzelf ook op veilige afstand bleef van de rooms-katholieke kerk, die haar in alles tegenstond.

Na haar kandidaatsexamen, op 4 juli 1927, combineerde De Vogel twee jaar lang haar studie met een tijdelijke baan als lerares klassieke talen op het Christelijk Lyceum in Harderwijk. Met het aldus verdiende geld ging zijn in 1929/1930 filosofie studeren aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Op 1 juli 1932 behaalde zij het doctoraalexamen klassieke talen in Utrecht, waarna ze vertrok naar Athene om daar aan de École française gedurende twee jaar haar proefschrift voor te bereiden. Vanwege ernstige reuma-aanvallen schreef zij dit werk, Een keerpunt in Plato's denken. Historisch-philosophische studie, plat op bed liggend in het ouderlijk huis in Leeuwarden. Een tijdlang kon zij door haar ziekte niet lopen. Niettemin promoveerde zij op 1 mei 1936 cum laude. Van 1938 tot 1946 was zij werkzaam als privé-lerares Grieks en Latijn in Den Haag.

Inmiddels had het klassieke theologische probleem van zonde en genade De Vogel in een nieuwe religieuze en existentiële crisis gebracht. Een sterk verlangen naar zuiverheid van leven had haar geraakt, mede onder invloed van een liefdesrelatie met een jonge, getrouwde Belgische archeoloog, Edward van Laere, die zij in Athene had ontmoet. Over deze verliefdheid op een man met wie zij ook vrijelijk over haar geloofsproblemen kon praten, schreef Cornelia in haar autobiografische aantekeningen dat dit het allereerste geluk was in haar tot dan toe moeizame en eenzame leven. De gespannen driehoeksverhouding die hierop ontstond - overigens bleef het bij een liefde op gepaste fysieke afstand - bezorgde De Vogel ook schuldgevoelens en een intens beleefd verdriet. Het huwelijk van haar vriend strandde, waaraan zij zich mede schuldig voelde. De platonische verhouding duurde tot aan de dood van Van Laere in 1956, die daaraan voorafgaand op haar advies in een Utrechts ziekenhuis had gelegen.

Onder invloed van deze verwikkelingen bevredigde de 'sola fides'-leer van de Reformatie De Vogel niet langer. Zij zocht naar een kerk die ook voor het handelen een richtsnoer bood, die 'opvoedt tot heiligheid', zoals ze het noemde. De kennismaking met de Lectures on justification (1838) van de Engelse - op het moment van publicatie nog Anglicaanse - theoloog J.H. Newman zette haar op een katholiserend spoor. Dit boek greep haar 'met een ongekende hevigheid diep in de ziel' (De kerk die mij boeide (1955) 93), en in 1939 publiceerde zij de meer dan 500 bladzijden tellende studie Newmans gedachten over de rechtvaardiging. Wat zij vooral van haar Engelse inspirator overnam, was het belang van de oudchristelijke schrijvers, de kerkvaders, voor het goede begrip van het christelijk geloof. Dit vormde voor de classica en filosofe de aanleiding zich verder te verdiepen in de patristiek, die zij zag als de onmisbare schakel tussen het Nieuwe Testament en de eerste eeuwen van het christendom.

Opzien baarde De Vogel met haar gedurende de bezettingsjaren geschreven Ecclesia Catholica. Redelijke verantwoording van een persoonlijke keuze (1945). Zij doet hierin verslag van haar intellectuele en emotionele zoektocht, die eindigde met haar officiële opname in de rooms-katholieke kerk. Deze plechtigheid vond plaats op 21 december 1944 in het klooster van de paters redemptoristen te Wittem in Zuid-Limburg, waar zij toen vanwege een door oorlogsomstandigheden uitgelopen vakantie verbleef. Zowel 'de leer' als 'het leven' had haar hiertoe gebracht. Op advies van haar geestelijk leidsman legde zij zelfs een privé-gelofte af ongehuwd te blijven - ze was intussen veertig - en haar leven volledig aan de wetenschap te wijden.

In 1946 werd De Vogel benoemd tot hoogleraar in de geschiedenis van de antieke en middeleeuwse wijsbegeerte te Utrecht, een positie die zij vanwege haar sterk theologische belangstelling aarzelde aan te nemen. Toen kort na haar benoeming bekend werd dat zij naar de katholieke kerk was overgegaan, veroorzaakte dit wel enige opschudding. Zelf had zij het als irrelevant niet ter sprake gebracht, maar het calvinistische wereldje van de Utrechtse wijsbegeerte voelde zich allerminst gelukkig met deze 'roomse indringster'.

De bedenkingen moeten echter spoedig zijn verdwenen toen zij aan het werk ging. De Vogel was een productieve onderzoekster en enthousiaste hoogleraar, die zich vooral richtte op Plato, Plotinus en Erasmus. Haar Plato- interpretatie staat in het licht van het neoplatonisme van Plotinus en is daardoor volgens velen te zeer door het christendom bepaald. Toch is zij aan deze visie blijven vasthouden, getuige haar laatste, postuum verschenen bundel publicatie, Rethinking Plato and Platonism (1986). Vanwege de moeilijkheden van de bezettingstijd ontbraken er behoorlijke teksten voor studenten wijsbegeerte, een leemte waarin De Vogel voorzag door een driedelige selectie uit de antieke wijsbegeerte onder de titel Greek Philosophy (1950-1959) te publiceren en de Utrechtse reeks Wijsgerige teksten en studies (1956-1975) op te zetten, waarin onder haar leiding in totaal 23 boeken verschenen. De Vogel mengde zich graag in allerlei internationale academische discussies en gaf gastcolleges in New York (1962) en in Manilla, Taipei en Japan (1966). Als gezocht spreekster op internationale congressen was zij een ster van de Utrechtse universiteit.

Het Filosofisch Instituut aan de Utrechtse Zuilenstraat, vlakbij het huis van De Vogel aan de Nieuwegracht, werd door haar toedoen een internationaal ontmoetingspunt. De verhuizing in 1969 naar de buiten de stad gelegen wijk 'De Uithof' betekende voor haar een persoonlijk offer, dat nog werd verzwaard door spanningen binnen het instituut zelf. Onder haar collega's had zij langzamerhand de reputatie verworven dictatoriale neigingen te vertonen, onwrikbaar aan eenmaal ingenomen standpunten vast te blijven houden en tegenstanders te beledigen, waar velen onder leden. Aan de andere kant genoot zij alom respect vanwege haar grote belezenheid en tomeloze energie, die leidden tot talloze publicaties. Ook als docente had zij grote kwaliteiten, terwijl ze eveneens kon schrijven en spreken voor een breder publiek.

Na haar vervroegde emeritaat in 1974 richtte De Vogel zich weer geheel op theologisch - en daarmee op kerkelijk - terrein en werd zij een prominent woordvoerder van de behoudende vleugel onder de Nederlandse katholieken. Zo had zij al in 1973 een vlammend, pamfletachtig boekje laten verschijnen over de volgens haar rampzalige ontwikkelingen in de rooms-katholieke kerk, getiteld Aan de Katholieken van Nederland. Aan allen. Haar hartenkreet werd onder meer in het Italiaans vertaald en - buiten haar medeweten - uitgedeeld onder de deelnemers aan de Romeinse bisschoppensynode van oktober 1974. Het werd haar door kardinaal B.J. Alfrink en diens opvolger als aartsbisschop, kardinaal J.G.M. Willebrands, niet in dank afgenomen. Het is in ieder geval aannemelijk dat het boekje mede aanleiding is geweest tot het bijeenroepen van de bijzondere synode van de Nederlandse bisschoppen met paus Johannes Paulus II in januari 1980.

De Vogels veel omvangrijker werk, De grondslag van onze zekerheid: over de problemen van de Kerk van heden. Een bijdrage tot reële theologische discussie (1977), was gericht tegen de theologie van prominente vernieuwende theologen als E. Schillebeeckx, P. Schoonenberg en Hans Küng. Het vond alleen weerklank onder gelijkgezinden, maar speelde geen rol meer in het theologisch discours, wat haar diep moet hebben teleurgesteld. Schillebeeckx en Schoonenberg - door haar aangeduid als 'Schi en Scho' - en hun leerlingen negeerden De Vogel eenvoudig. Volgens haar bevond geen van de drie genoemde auteurs zich nog op de basis van het geloof van de kerk. Deze vooral filologisch-historisch gefundeerde kritiek werd echter niet beantwoord. Zij bleef nadien in alle toonaarden herhalen dat theologen andere woorden en begrippen mogen gebruiken, maar dat zij daarbij de geloofsinhoud onaangetast dienen te laten.

'Cornelia Catholica', zoals De Vogel wel werd genoemd, kreeg in kerkelijke kring dezelfde reputatie als onder filosofen: die van een geleerd en geducht lastpak. De kapelaans van haar parochie wisten precies wie er op zondag een kwartier na de hoogmis aan de telefoon was: professor De Vogel met kritiek op hun preek. Haar commentaren waren terecht gevreesd, want zij was als slechts weinigen thuis in de filosofie en in de kerkvaders, en zij prikte daarmee menig modieus proefballonnetje door. Anderzijds waren de conservatieve medestanders van De Vogel geneigd haar liberale standpunt inzake geboorteregeling en haar overtuiging dat de uitsluiting van vrouwen van het priesterambt een cultureel bepaalde zaak was te negeren. Zij vond de katholieke kerk 'een mannenkerk', wat zij niet vriendelijk bedoelde.

In 1975, kort na haar emeritaat, verhuisde De Vogel van Utrecht naar haar buitenhuis in Renesse, op het Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland. Zij leidde daar een betrekkelijk geïsoleerd bestaan, al bespeelde zij er het orgel in de parochiekerk van Zierikzee. Tot enkele maanden voor haar dood was zij daar nog actief en helder van geest.

Cornelia de Vogel was een eigenzinnige vrouw en een geleerde van wereldfaam, die haar vak met hart en ziel was toegedaan. Met inzet van haar hele persoon - emotioneel even goed als intellectueel - heeft zij de waarheid gezocht. De dichteres Ida Gerhardt, een vriendin sinds haar studententijd, typeerde De Vogel raak in een sonnet bij haar 75ste verjaardag: 'Nooit uitgedacht. - Of in die grote kop / een bijenvolk zijn intrek heeft genomen. / 't Gonst dag en nacht; de arbeid kan niet op. / Het wemelt er van driftig gaan en komen.'

A: Het archief-C.J. de Vogel berust in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen en wordt beheerd door de Prof.dr. C.J. de Vogelstichting.

P: Bibliografie 1930-1974 in: Kephalaion. Studies in Greek Philosophy and its continuation offered to professor C.J. de Vogel. Onder red. van J. Mansfeld and L.M. de Rijk (Assen 1975) 223-230. Bibliografische aanvullingen tot en met 1977 in de in de tekst genoemde publicatie De grondslag van onze zekerheid, 315-317. Verder: Rethinking Plato and Platonism [Mnemosyne Supplementum 92] (Leiden 1986); Getuigenis van Gods genade. Autobiografie, 1905-1929. Onder red. van J. de Bruijn en G. Puchinger (Hilversum 2002).

L: Behalve necrologieën o.a. door P. Kasteel, in Katholiek Nieuwsblad, 6-6-1986, door Jaap Mansfeld, in Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte 78 (1986) 293-294, door G. Puchinger, in Rondom het Woord 29 (1987) 2 (juni) 59-68: G. Puchinger, 'Prof.dr. C.J. de Vogel', in idem, Toekomst van het christendom (Delft 1974) 160-205; idem, 'Mevrouw Prof.dr. C.J. de Vogel contra rooms-katholieke theologen', in idem, Ontmoetingen met theologen (Zutphen 1980) 314-330; interview door Leo Rijkens, in De Tijd, 11-7-1980; Ida Gerhardt, 'Portret van Cornelia de Vogel aetate sua LXXV' [1980], in eadem, Verzamelde Gedichten II (Amsterdam 1999) 617; Paul Luykx, 'Bekering en wetenschap', in Het licht gezien. Bekeringen tot het katholicisme in de twintigste eeuw. Onder red. van Marjet Derks [e.a.] (Hilversum 2000) 14-36.

I: Kephalaion. Studies in Greek Philosophy and its continuation offered to professor C.J. de Vogel. Onder red. van. J. Mansfeld and L.M. de Rijk (Assen 1975) t/o titelpagina.

A.H.M. van Schaik


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013