Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 413

Nummer 413
Datum 10-12-1951
Soort notulen
Kenmerk Ministeraad
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s)
Ontvanger(s)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief van de Ministerraad en onderraden
Dossiernummer doos 395
Trefwoorden Blitar/Talisse-affaire
Indo-europeanen, positie - in Indonesië; zie ook Nederlanders in Indonesië etc.; NG, positie (Indische) Nederlanders op -
Indonesië, politieke/bestuurlijke aangelegenheden in -
Ruslan Abdulgani, minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië, vice-voorzitter Nationale Raad (Dewan Nasional)
toelatings-/uitwijzingsbeleid/reisdocumenten, Indonesië
unieverhouding/RTC-akkoorden, (Haags) overleg '51-'52 ter herziening/beëindiging van de -
voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Nederlandse
Annotatie noot sub 3a: zie recordnummer 2857 e.v.

slotnoot bij 3.:
Op 13 dec. seinde Götzen mede namens Stikker en Staf aan Lamping: 'Volkenrechtelijk kan aan een vreemde mogendheid het recht niet worden ontzegd om, alvorens buitenlanders toe te laten, die gegevens te vragen, welke zij noodzakelijk acht. Niettemin is het in internationaal verkeer algemeen ongebruikelijk navraag te doen naar persoonlijke militaire bijzonderheden als thans door RI gevraagd, waardoor zij afwijkt van het internationaal gebruik. Overigens is het verstrekken van persoonlijke militaire gegevens in het algemeen niet bepaaldelijk verboden. Voor gewezen KL-personeel kan in bepaalde gevallen verstrekking van detailgegevens echter strafbaar zijn ingevolge art. 272 juncto 84 wetboek van Strafrecht. Voor ex-KNIL geldt dit bezwaar niet. Discriminerend karakter tegenover Nederlanders kennelijk in strijd artikel 24 lid 2 Uniestatuut. Verzoeke geëigende stappen te doen  bij RI, waarbij te wijzen ware op algemeen volkenrechtelijk gebruik, discriminerend karakter en dwangpositie waarvoor ex-KL-personeel kan worden gesteld, waarbij een dringend beroep ware te doen op beperking der vragen - indien op handhaving prijsgesteld - uitsluitend tot de vraag of al dan niet in militaire dienst geweest en zo ja of aan diensplicht voldaan is. De vraag in deze vorm gesteld, is internationaal niet ongebruikelijk teneinde de binnenkomst van deserteurs tegen te gaan. Verdergaande vragen omtrent rang, dienstonderdeel etc. bezwaarlijk aanvaardbaar. Verzoeke resultaat seinen. Indien dit onverhoopt negatief is, zal nader bericht inzake de bepalen houding volgen.' NA, archief Minol., codetel 1951, 6. Zie recordnummer 2501.
Zie ook 412: Ministerraad
2063: HC Djakarta Voorlichting
2857: Lamping 269
PDF transcriptie (12 KB)