Gegevens van record 1266
Nummer | 1266 |
---|---|
Datum | 30-9-1950 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Lamping SP 26 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
Lamping, A.Th.
(info)
|
Ontvanger(s) |
Maarseveen, J.H. van
(info)
|
Plaats van opmaak |
Djakarta |
Plaats van bestemming |
Den Haag |
Bewaarplaats | Nationaal Archief |
Bestand | archief Minkol., codetel. 1950 |
Dossiernummer | 16 |
Trefwoorden |
Amerika, houding/positie van - arbitrage/bemiddeling/geschillenregeling/goede diensten Australië, houding/positie van - België, houding/positie van - Bihin, P.F.E., Belgisch lid van de UNCI Cutts, Trevett W., Australisch lid van de UNCI; hoofd South- and Southeast Asian Branch van het ministerie van Buitenlandse Zaken Doolittle, Amerikaans lid van de UNCI Leimena-missie naar Ambon Molukkers, overbrenging naar Nederland van - Rum, Moh. (Masjumi), hoge commissaris te Den Haag jan.-sept. '50; minister van Buitenlandse Zaken sept. 1950- april 1951; minister van Binnenlandse Zaken april 1952-juli 1953; eerste vice-premier maart 1956-maart 57 Verenigde Naties, UNCI/Milobs |
Annotatie |
slotnoot: Op 1 okt. seinde Van Maarseveen hierop onder no 309: 'Uw SP 26 heeft Stikker aanleiding gegeven om te trachten via het State Department de UNCI tot dadelijke activiteit aan te sporen. Ik verzoek U deze poging van Stikker te steunen door een onmiddellijke, discrete doch krachtige aandrang Uwerzijds op de UNCI, waarbij Bihin mogelijk nuttige diensten kan bewijzen. Bij uw onderhoud met Rum op morgen zoudt U de vrees kunnen uitspreken, dat door impulsief optreden van militaire commandanten de vredesmissie van Leimena zou kunnen mislukken en de stellige verwachting kunnen uitspreken, dat Rum dit niet zal toelaten. Met staatsmanschap is de kwestie Ambon op te lossen. Wapengeweld en verder bloedvergieten zal alleen de subversieve elementen in Indonesië in de kaart spelen, omdat daardoor de Ambonezen, die in Indonesië een grote potentiële kracht ten goede kunnen vormen, in de verkeerde richting zal drijven. Een afvoer van de Ambonese ex-KNIL-militairen naar Nederland is practisch niet mogelijk, zou bovendien in dit verband slechts betrekkelijk geringe betekenis hebben en is ook volstrekt niet nodig, wanneer men het probleem op de juiste wijze aanpakt en niet verknoeien laat, gelijk men thans bezig schijnt te doen.' NA, archief Minkol., codetel. 1950, 15. Op 7 okt. seinde Lamping hierop onder no SP 41 o.m.: 'Mocht u gedurende het verloop van de Ambonkwestie of in ander verband nog eens aanleiding vinden om bij Washington steun voor UNCI-optreden te vragen, dan vraag ik mij af of het niet aanbeveling zou verdienen, analoge demarche doen ook in Canberra en zelfs in Brussel. Ik begrijp volkomen de overwegingen waarom u zich bij demarche uw 309 beperkt heeft tot Washington, maar daar staat tegenover dat Doolittle in dergelijke gevallen aan zijn medeleden mededeling zal doen van de Nederlandse demarche in Washington (hij heeft dit dan ook gedaan bij bovenbedoelde demarche) en zulks zou bij Cutts opvatting kunnen wekken dat Australië door ons niet op een lijn gesteld wordt met Amerika, wat zijn houding zou kunnen beïnvloeden, afgezien van het ontstaan van ongewenste indruk dat UNCI door ons beschouwd wordt als een lichaam waar Amerika de lakens uitdeelt. Uiteraard is het doen van demarche in Brussel eigenlijk niet nodig omdat Bihin toch aan onze kant staat, maar wij moeten dit m.i. niet souligneren door ons niet te wenden tot Brussel; wel zou aan Brussel kunnen worden medegedeeld waarom wij demarche ook bij de Belgische regering doen, ik zou dit Bihin kunnen mededelen.' NA, archief Minkol., codetel. 1950, 16. |
Zie ook |
1252:
Gieben SP 21
1263: Lamping SP 24 1289: Lamping SP 28 |
transcriptie (10 KB) |