Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 1842

Nummer 1842
Datum 23-9-1950
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping 26
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Stikker, D.U. (info)
Plaats van opmaak New Delhi
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1950
Dossiernummer 21
Trefwoorden Australië, houding/positie van -
Baipaj, secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken van India
India, houding/positie van -
Nehru, Pandit Jawaharlal, minister-president en minister van Buitenlandse Zaken van India '47-'64
NG, Nederlands-Indonesische bestuurlijke samenwerking inzake -
NG, onafhankelijke staat - /Melanesische federatie
NG-commissie/conferentie '50
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië)
Spender, Sir Percy C., minister van Buitenlandse Zaken van Australië tot medio '51; ambassadeur van Australië te Washington
Unieconferentie/ministersconferentie november '50
Verenigde Naties, Veiligheidsraad van de -
Annotatie inleidende noot:
Op 21 sept. had Stikker onder no Celer 89 aan Lamping telegrafisch verzocht 'mede met het oog op [diens] toekomstige ambt, Nehru en eventueel andere Regeringspersonen te Uwent polsen over de houding van India ten aanzien van het NG-probleem. U gelieve daarbij een uiteenzetting te geven van het U bekende Nederlandse standpunt, erop wijzend dat de bevolking, wanneer zij eenmaal tot voldoende ontwikkeling is gebracht, in volkomen vrijheid haar eigen staatkundige status zal dienen te bepalen. Indien West-Nieuw-Guinea zich in dat geval bij Indonesië wil aansluiten, danwel, al dan niet met Oost-Nieuw-Guinea, een eigen onafhankelijk volksbestaan wil leiden, dan zal Nederland daarin moeten toestemmen. Voor Nederland is het belang van de bevolking primair, zodat bij het bestuur over NG alle mogelijkheden open moeten blijven voor toekomstige ontwikkelingen.
Uiteraard dient rekening te worden gehouden met de overbrenging aan Indonesië van Uw argumenten, hetgeen echter een duidelijke uiteenzetting van het standpunt van Nederland, dat immers aan Indonesië bekend is, niet behoeft te beletten. Het is voor de Regering van groot belang in de uiteindelijke houding van India een duidelijk inzicht te verkrijgen.
Te Uwer inlichting diene, dat Mehta er bij Rum op heeft aangedrongen dat Indonesië bij komende onderhandelingen geen star standpunt zal innemen. Rum heeft hem de verzekering gegeven, dat de uitlatingen van Sukarno hem onwelkom waren en dat hij hieromtrent geen conflict met Nederland wil riskeren. Het zou gunstig zijn indien de NG- en Unieconferentie samenvallen, ook omdat het Indonesië in het kader van een algemene Unieconferentie makkelijker zou vallen op één punt (NG) toe te geven (wanneer het op dezelfde conferentie in andere opzichten door Nederland wordt tegemoet gekomen), dan thuis te komen met lege handen van een afzonderlijke NG-conferentie waardoor ernstig verlies van gezicht zou plaats vinden.
Voor een rustige behandeling van het probleem NG is de aanwezigheid van de nieuwe minister Rum, die het voornemen heeft de Unieconferentie bij te wonen, in dit kader van veel betekenis. De houding van India zou Rum tot steun kunnen zijn bij pogingen de links nationalistische oppositie in Indonesië te brengen tot een soepel standpunt.' NA, archief Minkol., codetel. 1950, 21.
Zie ook 1841: Lamping 143
PDF transcriptie (54 KB)