Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2289

Nummer 2289
Datum 3-12-1951
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Stikker 203
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Stikker, D.U. (info)
Ontvanger(s) Lamping, A.Th. (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Djakarta
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1951
Dossiernummer 9
Trefwoorden NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesiƫ)
pers/publieke opinie, Indonesische
Sidik Djojosukarto (Masjumi)
Tambunan, A.M., voorzitter Parkindo
unieverhouding/RTC-akkoorden, (Haags) overleg '51-'52 ter herziening/beƫindiging van de -
Yamin, M.*
Annotatie noot slot 3e alinea:
Onder verwijzing naar dit telegram seinde Lamping op 7 dec. onder no 267 aan Stikker dat hij 'hedenmorgen integraal de instuctie uitgevoerd [had]. Ik souligneerde daarbij hoe ik voortdurend het standpunt inzake Nieuw-Guinea, zoals vermeld in de derde alinea, naar voren heb gebracht aan wie het maar horen wilde. Subardjo ging gaarne accoord met uw voorstel de bedoelde aangelegenheden door tussenkomst van Supomo als ambassadeur in bijzondere zending te behandelen.' NA, archief Minkol., codetel. 1950, 8.

slotnoot:
Onder verwijzing naar dit telegram seinde Lamping onder no 293 op 7 dec. aan Peters het met de laaste alinea van dit telegram geheel eens te zijn. 'Kennisneming van de uitlatingen van verantwoordelijke figuren', aldus voorts Lamping, 'zouden het in normale verhoudingen en landen volkomen onbegrijpelijk maken dat de missie Supomo werd gezonden: ter adstructie waarvan hieronder enkele voorbeelden.
1) Na de door Peters bedoelde uitlating van Sidik Djojosukarto (die ik reeds in mijn gesprek met Subardjo op 3 dezer ter sprake bracht) heeft Sidik nog aan Antara onder andere verklaard in principe niet akkoord te gaan met het zenden van de missie, zij het dat de PNI solidair was met het besluit van het kabinet om de kwestie Irian langs vredelievende weg op te lossen. Indien de besprekingen tot een impasse zouden leiden, moesten de nadelige RTC-overeenkomsten worden opgezegd;
2) Tambunan ziet het overleg als voorbespreking van de kwestie om te bepalen "waar" de eigenlijke onderhandelingen zullen worden gevoerd;
3) Subardjo noemde, volgens Merdeka, de besprekingen van informele aard en preliminair en wilde niet ingaan op de vraag "welke plaats" het beste zou zijn voor latere formele besprekingen;
4) Masjumi-kringen verwijten dan ook "diverse partij-voormannen" en zelfs leden van de delegatie hun defaitisme en vragen welk nut het zenden van een dergelijke missie onder deze omstandigheden heeft.
Vrijwel de hele pers en de publieke opinie zingen in koor in mineur. - - -  De vraag is nu: welke houding moeten wij aannemen in deze chaos, die mijns inziens echter vol voetangels en klemmen ligt. Mijns inziens zullen wij goed doen ons op strikt formeel standpunt te blijven stellen, dat wij te maken hebben met een delegatie die met ons komt spreken in opdracht van de RI en voor wier gestie uitsluitend de regering van de RI de volle verantwoordelijkheid draagt. Daarbij waren individuele uitlatingen van Indonesische politici te negeren. Bij de beoordeling van dergelijke uitlatingen is overigens te bedenken dat het in dit land nu eenmaal gebruikelijk is, dat alle publieke figuren te pas en te onpas verklaringen aan de pers doen en daarbij verre van consequent blijven.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 4.
Zie ook 2124: Lamping 278
2126: Lamping 282
2276: Peters 154
PDF transcriptie (54 KB)