Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2916

Nummer 2916
Datum 28-11-1951
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Van Roijen 629
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Roijen, J.H. van (info)
Ontvanger(s) Stikker, D.U. (info)
Plaats van opmaak Washington
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1951
Dossiernummer 14
Trefwoorden Allison, John M., (Deputy) Assistant Secretary of State; ambassadeur van de VS te Djakarta '53-'58
Amerika, houding/positie van -
Cochran, H.M., ambassadeur van de VS te Djakarta '49-'53
Indonesiƫ, politieke/bestuurlijke aangelegenheden in -
Masjumi, Madjelis Sjura Moslimin Indonesia
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesiƫ)
PNI, Partai Nasional Indonesia
Sukarno, positie/houding van -
unieverhouding/RTC-akkoorden, herziening van de -
Verenigd Koninkrijk, houding/positie van -
Annotatie inleidende noot:
Op 26 nov. had Blom onder no 413 aan Washington geseind: 'Lamping's persoonlijke visie op de in Uw 605 [no 2908] gestelde mogelijke redenen voor de recente Indonesische actie ten aanzien van de Nieuw-Guineakwestie, leidt, voor wat toekomstverwachting betreft, onzerzijds tot de conclusie, dat het van de krachtsverhouding tussen PNI en Masjumi in en buiten het Indonesische Kabinet zal afhangen of de PNI (President Sukarno) de reeds lang gekoesterde wens van eenzijdige Unieopzegging zal kunnen doordrijven, dan wel of de Masjumi (Minister Subardjo) erin slaagt haar gematigder opvattingen te doen zegevieren. Momenteel schijnt de eerste opwinding voorbij en het begrip groeiende voor de ten aanzien van het Indonesische standpunt niet bijzonder gunstige internationale constellatie. Indien de USA haar oude tactiek 'to strengthen the moderates' wil volgen, moet zij inzake de wijze van behandeling van tussen de Uniepartners hangende problemen de Masjumi steunen tegenover de PNI, want de laatste partij is niet 'moderate' tegenover het Westen. Uitvoeriger bericht omtrent de visie van Lamping volgt per posttelegram.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 14.

slotnoot:
Op 29 nov. liet van Roijen hier onder no 632 een verslag van een tweede gesprek met Allison diezelfde avond op volgen. Deze vertelde na ons gesprek van die middag vernomen te hebben:
'A. dat Cochran reeds te Parijs aan Subardjo uitdrukkelijk de raad had gegeven de Indonesische regering tot matiging aan te sporen en geen eenzijdige actie te laten nemen;
B. dat na terugkeer in Djakarta Cochran een zijns inziens bevredigend onderhoud met Subardjo had gehad.
Subardjo had zich voldaan getoond over zijn gesprek met Stikker en gezegd, dat hij hoopte de agenda voor de besprekingen met de Nederlandse regering te Den Haag spoedig door zijn regering aangenomen te krijgen. Op deze agenda staat als punt 1 het Uniestatuut en als punt 2 Nieuw-Guinea. Allison achtte deze volgorde van groot belang en een aanwijzing, dat de Indonesische regering tot matiging geneigd is. Ten aanzien van de agenda heb ik alleen kunnen zeggen, dat het mij niet bekend was of de Nederlandse regering een zodanige agenda zou aanvaarden. Ik wist met name niet of de Indonesische regering op haar standpunt was teruggekomen, dat alleen over Nieuw-Guinea kon worden onderhandeld op basis van soevereiniteitsoverdracht over dit gebied aan Indonesiƫ. Uit dit informeel gesprek met Allison kreeg ik sterk de indruk, dat het State Department van oordeel zal zijn thans ten aanzien van de aansporing tot matiging voldoende gedaan te hebben en zich voorlopig van een nieuwe demarche te Djakarta zal onthouden.' T.a.p.
Zie ook 2762: Teixeira 161
2829: Lamping 262
2908: Van Roijen 605
3049: Michiels 186
PDF transcriptie (10 KB)