Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 4366

Nummer 4366
Datum 7-9-1955
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Beyen/Luns 380
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Beyen, J.W. (info)
Luns, J.M.A.H. (info)
Ontvanger(s) Bylandt, W.F.L. van (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Djakarta
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, uitgaande codetel. Djakarta 1955
Dossiernummer
Trefwoorden arbitrage/bemiddeling/geschillenregeling/goede diensten
Birma
Bureau West-Irian
Mason, Sir Paul, Brits ambassadeur te Den Haag '54-'60
Morland, O.C., Brits ambassadeur te Djakarta 2/'53-10/'56; Ass. Under Secretary of State for Foreign Affairs 56-58; vanaf eind '58 Superintending Under Secretary Far Eastern Affairs
NG-kwestie, ijskastpolitiek met betrekking tot de
Verenigd Koninkrijk, houding/positie van -
Annotatie inleidende noot:
Op 16 aug. had Luns onder no 47 aan Londen geseind, 'dat hij de dag tevoren de Britse ambassadeur had ontvangen en deze had medegedeeld dat de Nederlandse regering, zoals bekend, slechte verhouding met Indonesië betreurt en in nieuwe regering bepaald grote verbetering ziet betreffende samenstelling, politieke achtergrond en potentiële instelling tegenover Nederland in vergelijking met vorige regering. Nederlandse regering ziet voortdurende belasting der wederzijdse betrekkingen, niet in het minst in het internationale vlak. In tot dusverre felle wijze waarop Indonesië aanspraken op Nederlands Nieuw-Guinea deed gelden. Waar nieuw Indonesisch kabinet eigenlijk "care taker" kabinet is met oog op komende verkiezingen vraagt Nederlandse regering zich af of niet mogelijk te bereiken is, dat òf de Indonesische regering voorlopig haar claim op Nieuw-Guinea laat rusten òf dat althans in VN-kwestie niet op agenda wordt geplaatst, teneinde aldus de na verkiezing optredende nieuwe regering gelegenheid geven haar houding in volle vrijheid bepalen. Waar Nederland moeilijk zelf Indonesië terzake kan benaderen vraagt het tussenkomst der Britse regering om in Djakarta discreet te sonderen of er mogelijkheden zijn en in later stadium bevriende regeringen te benaderen teneinde afvoering Nieuw-Guineaprobleem van agenda of anders niet-discussie te bereiken. Inzake betere relatie met Indonesië werd Mason erop gewezen, dat in ieder geval arrestantenkwestie op een voor Nederland bevredigende wijze moet worden opgelost. Mason zegde toe Londen onmiddellijk dit verzoek te zullen overbrengen en beaamde, dat betere verstandhouding tussen Nederland en Indonesië en het zo mogelijk minder acuut maken van Nieuw-Guineaprobleem van groot belang is voor gehele westen. Verzoeke uwerzijds bovenstaande aangelegenheid in gesprek op Foreign Office te doen aanroeren.' Archief BZ, uitgaande codetel. Londen 1955.
       Op 1 sept. had Van Bylandt onder no 529 aan Den Haag geseind: 'Britse ambassadeur deelde mij heden mede dat hij dezer dagen in opdracht van zijn regering de minister van Buitenlandse Zaken bezocht om hem mede te delen dat gehoopt werd dat Indonesië zijn invloed zou aanwenden dat partijen in het Palestinaconflict hun moeilijkheden om een tafel zouden bespreken. Anak Agung greep dit aan om de ambassadeur te verzoeken aan de Britse regering de vraag voor te leggen of zij zou willen trachten 'to persuade the Netherlands Government to engage in discussions' met de Indonesische regering met de bedoeling om in het belang van betere betrekkingen gevaarlijke spanningen (inzake Nieuw-Guinea) te verminderen. Ook de suggestie dat de Britse regering de Australische regering zou benaderen werd gedaan. Morland zeide mij gevraagd te hebben of dit 'considered policy' van de Indonesische regering was en daarop een bevestigend antwoord hebben gekregen. De ambassadeur vroeg verder wat de minister eigenlijk 'in mind' had. De minister sprak toen van een modus vivendi bij voorbeeld voor de eerstkomende twee jaar gedurende welke de gemoederen de tijd zouden hebben wat af te koelen. Noch over de aard van de modus vivendi, noch over hetgeen daarna zou komen, had de minister zich verder uitgelaten. Morland heeft uiteraard zijn regering ingelicht. De mogelijkheid bestaat dus dat de Britse regering gevolg zal geven aan het Indonesische verzoek en u benaderen.' Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1955.
         Hierop had Beyen onder no 52 aan Londen geseind: 'Indien u door Foreign Office wordt benaderd in de zin als Van Bylandt als mogelijk verondersteld in zijn 529, hetwelk u werd doorgeseind, ware erop te wijzen, dat gevaarlijke spanningen in verband Nieuw-Guineakwestie (evenals op ander gebied) slechts kunnen ontstaan door Indonesische agitatie en dat deze spanningen, zoals in 1950 en ook in latere jaren werd bewezen, onmiddellijk verdwijnen wanneer Indonesische regering stimulering nalaat van en steun onthoudt aan groeperingen, die zich met Irianpropaganda bezighouden. Belangrijke maatregel voor bereiken van spanningsvermindering zou  bv. zijn opheffing van zgn. Irianbureau. Nederlandse regering heeft inzake Nieuw-Guinea nimmer tegen Indonesië geageerd en harerzijds bij herhaling bereidheid te kennen gegeven om eventueel bij Indonesië bestaande, zij het geheel ongefundeerde, gevoelens van onveiligheid en onzekerheid en daaruit in Indonesië wellicht voortkomende spanningen weg te nemen en daarover besprekingen te voeren. Over status van Nederlands Nieuw-Guinea wenst de Nederlandse regering om bekende redenen niet te spreken. Inmiddels is echter reeds, zij het vooralsnog geheel informeel, een begin gemaakt met rechtstreekse Nederlands-Indonesische gedachtenwisseling over mogelijkheid tot verbetering der betrekkingen in het algemeen, welke naar Nederlands inzicht zeer wel mogelijk zou zijn, mits nieuw kabinet Nieuw-Guineakwestie niet, gelijk in het verleden het geval is geweest, tot de spil van de Nederlands-Indonesische betrekkingen maakt.'  Archief BZ, uitgaande codetel. Londen 1955.
Zie ook 4271: Van Bylandt 577
4822: Van Voorst 421
5204: Hasselman 118
PDF transcriptie (63 KB)