Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 5310

Nummer 5310
Datum 12-4-1950
Soort officieel schrijven
Kenmerk Buza 37008-2912 G.S.
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Stikker, D.U. (info)
Ontvanger(s) Schokking, W.F. (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, GS 1945-1954
Dossiernummer 165
Trefwoorden Ali Budiardjo, staatssecretaris van Oorlog van Indonesië '50-'53
Amerika, houding/positie van -
Johnson, L.A., US Secretary of War
Mononutu (PNI), A.J., minister van Voorliching van Indonesië '49-'53
Ruslan Abdulgani, minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië, vice-voorzitter Nationale Raad (Dewan Nasional)
Schokking, W.F.*
Subardjo, Achmad, minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië 4/'51- 4/'52
Sudjarwo Tjondronegoro, vertegenwoordiger van Indonesië bij VN '53- '57; vanaf '57 chef directie Europa van het ministerie van Buitenlandse Zaken; vanaf okt. '63 hoofd Indonesische Liaison Mission te Hollandia
Wongsonegoro, (PIR) vice-premier van Indonesië 8/'53-8/'55
Yamin, M.*
Annotatie slotnoot:
Blijkens zijn brief no SM 358 aan Stikker van 14 april kon Van Maarseveen zich geheel vinden in dit hem in afschrift aangeboden schrijven. 'De goede verhouding tussen Nederland en Indonesië', aldus Van Maarseveen, 'is aan groot gevaar blootgesteld, zodat het de grootste zorg en oneindig veel tact vereist om ze te behouden en te versterken. Onder die omstandigheden is elke persoonlijke stap van een minister van de Kroon die niet afgestemd is op de door het kabinet gevoerde politiek te verwerpen. Beïnvloeding van buitenlandse regeringen in een afwijkende richting kan voor het aanzien van onze regering en voor de doeltreffendheid van het buitenlands beleid slechts schadelijk zijn.' T.a.p.
        Ook aan Van Kleffens werd door Stikker afschrift verleend van het door Schokking aan Johnson overhandigde memorandum. In zijn begeleidend schrijven no 37008-29132 GS van 12 april merkte Stikker o.m. op: 'Ik wil niet verhelen dat de wijze, waarop mijn collega deze uiterst pessimistische visie op de situatie buiten de normale Nederlandse en Amerikaanse diplomatieke kanalen om bij de Amerikaanse regering heeft voorgebracht, mijn instemming niet heeft en ik vertrouw dat gij zult begrijpen dat de ontstemming, die deze handelwijze wellicht bij u en het State Department kan hebben gewekt, niet aan een tekortkoming van mijn ministerie is toe te schrijven. Ook dr. Hirschfeld zou terecht tegen dit soort politieke informatie, welke zonder overleg met hem is opgesteld, bezwaren kunnen maken. Indien de gelegenheid zich daartoe voordoet, zoudt gij wellicht op het zuiver persoonlijke karakter van deze mededelingen de nadruk kunnen leggen. Als samenvatting van de recente ontwikkelingen in Indonesië in twee bladzijden heeft dit stuk zonder twijfel kwaliteiten, doch de daarin gegeven karakteristiek van sommige met name genoemde Indonesiërs is bepaald vatbaar voor kritiek. Het stuk past overigens wel in het thans in de Verenigde Staten ontwakende besef, dat de toestanden in Indonesië niet zo rooskleurig zijn als aldaar tot voor kort werd gemeend.' T.a.p.
      In zijn brief no 183 van 27 april aan Stikker stemde Hirschfeld in met diens bovenaangehaalde brief aan Van Kleffens. 'In de nota die Schokking aan Johnson heeft overhandigd, aldus Hirschfeld, 'wordt b.v. Subardjo als een volgeling van Tan Malakka voorgesteld. Subardjo is mij persoonlijk sinds 1920 bekend en ik zie persoonlijk in hem geen communist, maar wel van oudsher een nationalist. Dit soort kwalificaties is m.i. lichtzinnig en kan beter achterwege blijven. - - - Zo wordt ook Abdulgani afgekraakt, een man waarmede het Hoge Commissariaat aangename betrekkingen onderhoudt. Ik zou zo kunnen doorgaan - - -. Daarbij komt nog dat ik meerdere malen de berichtgeving van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de ambassade te Washington niet gelukkig heb geacht. Ter stimulering van de activiteiten van Cochran heeft Buitenlandse Zaken het blijkbaar nodig geoordeeld de ambassade in Washington met veel klachten over de toestand in Indonesië te documenteren. Van deze documentatie heeft de ambassade om begrijpelijke redenen tegenover het State Department gebruik gemaakt. Naar aanleiding hiervan deelde Cochran mij enige tijd geleden in een persoonlijk gesprek mede dat dit soort documentaire gegevens hem uiteraard altijd met enige vertraging via het State Department bereikt. Cochran komt dan waarschijnlijk ook met enige vertraging bij het RIS-ministerie van Buitenlandse Zaken, waarbij dan in een aantal gevallen blijkt dat de klacht of de gebeurtenis reeds door andere feiten is achterhaald. Ditzelfde werd mij dezer dagen nog bevestigd door Fockema Andreae die opmerkingen van dergelijke strekking van de sultan van Djocja kreeg. Ik geloof dat een dergelijke handelwijze niet de resultaten oplevert die men beoogt.' T.a.p.
Zie ook 5309: Buza
PDF afbeelding (102 KB)