Lanschot, Frans Johan van (1875-1949)

 
English | Nederlands

LANSCHOT, Frans Johan van (1875-1949)

Lanschot, Frans Johan van, burgemeester van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 16-9-1875 - Helvoirt (N.B.) 28-10-1949). Zoon van Henricus Ferdinandus Maria van Lanschot, advocaat en procureur, later burgemeester, en Johanna Paulina Walburga Kraemer. Gehuwd op 31-8-1903 met jkvr. Maria Joanna Henrica van Meeuwen. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 dochter die jong overleed, 5 zoons en 3 dochters geboren. afbeelding van Lanschot, Frans Johan van

Frans van Lanschot was een telg uit een vooraanstaand bankiersgeslacht dat sinds het einde van de 18e eeuw behoorde tot de elite van 's-Hertogenbosch. Als enige zoon in een gezin van vijf kinderen - hij had twee oudere en twee jongere zusters - volgde hij zijn middelbare-schoolopleiding aan het door jezuïeten geleide internaat te Katwijk aan den Rijn. Na het staatsexamen gymnasium liet hij zich in 1896 als student in de rechten inschrijven aan de Utrechtse universiteit. Hier promoveerde hij op 25 juni 1902 op stellingen.

Van Lanschots daaropvolgende carrière vertoonde een opmerkelijke gelijkenis met die van zijn vader. Deze laatste had zich, na enige tijd firmant bij het familiebedrijf te zijn geweest, als advocaat te 's-Hertogenbosch gevestigd, een beroep dat hij later combineerde met het schoolopzienerschap en de functie van kantonrechter-plaatsvervanger. Ook Van Lanschot junior vestigde zich - na voltooiing van zijn studie - als advocaat en procureur in 's-Hertogenbosch, was daarnaast van 1905 tot 1910 schoolopziener voor het arrondissement Waalwijk en vervolgens, van 1910 tot 1917, griffier bij het Bossche kantongerecht.

Naast deze ambtelijke bezigheden gaf Frans van Lanschot al direct blijk van een grote maatschappelijke betrokkenheid. Vooral de sociale zorg in brede zin - steeds vanuit een Rooms-katholieke inspiratie - ging hem daarbij ter harte. In de eindeloze rij nevenfuncties die hij allengs op zich nam, valt verder een grote culturele en (kunst)historische belangstelling op. Ook in de lokale politiek trad Van Lanschot naar voren: van 1907 tot 1917 had hij namens de R.-K. Kiesvereeniging zitting in de gemeenteraad. Op 11 september van het laatstgenoemde jaar volgde zijn benoeming tot burgemeester van 's-Hertogenbosch. Daarmee trad hij wederom in het voetspoor van zijn vader, want deze had hetzelfde ambt van 1880 tot aan zijn vroegtijdige dood in december 1883 bekleed.

Vierentwintig jaar lang, dat wil zeggen gedurende het gehele interbellum, zou Van Lanschot het burgemeesterschap vervullen. De plaatselijke politiek werd in deze periode gedomineerd door een viertal, onderling nauw samenhangende thema's: stadsuitbreiding, volkshuisvesting, werkgelegenheid en stadspromotie. Met de stadsuitbreiding was al vóór 1917 een begin gemaakt, maar gebrek aan ruimte voor bedrijfsvestiging en - vooral - woningbouw maakte verdere expansie dringend noodzakelijk. Mede dank zij Van Lanschots bestuurlijke voortvarendheid kon, behalve de aanleg van een industrieterrein met haven, een groot aantal nieuwe woonwijken verrijzen. Aan het einde van zijn burgemeesterschap was de bebouwde kom van 's-Hertogenbosch ruim verdubbeld, het inwonertal aanzienlijk gestegen en de heersende woningnood goeddeels gelenigd.

Minder succesvol bleek het werkgelegenheidsbeleid. Het uitblijven van industriële ontwikkeling in de stad sterkte Van Lanschot in zijn - van huis uit meegekregen en door velen uit zijn milieu gedeelde - opvatting dat 's-Hertogenbosch niet was voorbestemd uit te groeien tot een industriecentrum. Naar de mening van de burgemeester zou het zijn kracht, als vanouds, moeten zoeken in handel en cultuur en in zijn regionaal verzorgende functie. Toen het niet lukte nieuwe bedrijven aan te trekken, besloot het gemeentebestuur, na lang aandringen van zijn voorzitter, het nieuwe industrieterrein te bestemmen voor een overdekt veemarktcomplex. Om zich dienaangaande nader te oriënteren, bracht een delegatie uit de gemeenteraad onder leiding van Van Lanschot in 1928 een bezoek aan de veehallen in het Duitse Leer, een bezoek dat werd vereeuwigd in de indertijd bekende spotprent 'Leerke Plezeerke'. De opening van de 'Brabanthallen' in 1931 beschouwde Van Lanschot, voor wie de veemarkt een der pijlers van de stedelijke economie was, als de kroon op zijn werk.

Van Lanschot kreeg zijn grootste bekendheid als promotor van het Bossche sociale en culturele leven. Op dit terrein toonde hij zich bijzonder energiek. Met flair nam de burgemeester de toeristische stadspromotie zelf ter hand. Befaamd waren, vanaf 1927, zijn radiocauserieën voor de KRO- en AVRO-microfoon, waarin hij met veel elan de 'gulle Bossche gastvrijheid' en de schoonheid van zijn stad aanprees. In zijn enthousiasme ging hij er zelfs eenmaal in een spontane opwelling toe over zijn toehoorders uit te nodigen de stad onder zijn persoonlijke leiding te bezoeken, wat hem wekenlang werk als reisleider opleverde. In de bevordering van het sociaal-cultureel leven van 's-Hertogenbosch gaf Van Lanschot niet alleen uiting aan zijn persoonlijke liefde voor zijn geboortestad, maar zag hij tevens een geschikt middel om haar markt- en middenstandsfunctie te versterken.

Van Lanschots burgemeesterschap, begonnen in de Eerste Wereldoorlog, eindigde in de Tweede Wereldoorlog. Om leeftijdsredenen vroeg en kreeg hij per 10 september 1941 eervol ontslag (bij KB van 20 december 1947 zou hem het eervol ontslag 'bij wege van rechtsherstel' opnieuw worden verleend). In een zitting van 30 augustus 1941, de laatste vóór de opheffing van de gemeenteraden door de bezetter per 1 september daaraanvolgend, werd hem door de raad het ereburgerschap van 's-Hertogenbosch aangeboden. Na zijn ontslag trok Van Lanschot zich terug op zijn buitenverblijf 'Zwijnsbergen' te Helvoirt, dat hij al in 1914 had gekocht. Kort voor hij hier op 74-jarige leeftijd overleed, gaf hij nog eenmaal blijk van zijn relativerende gevoel voor humor. Door de Bossche gemeenteraad gevraagd een straat te kiezen die men naar hem zou kunnen noemen, koos hij een stille laan, waaraan geen huizen stonden.

Van Lanschots burgemeesterschap werd vooral gekenmerkt door een niet-aflatend ijveren het imago van 's-Hertogenbosch op te vijzelen; zowel landelijk alsook bij zijn stadgenoten zelf, bij wie hij soms een zeker gebrek aan zelfvertrouwen en doortastendheid meende te ontwaren. In zijn onstuitbaar optimisme, waarmee hij ook bestuurlijk zijn gelijk probeerde en vaak wist te halen, klonk de overtuiging door dat een positieve beeldvorming haar eigen dynamiek voortbrengt. Zijn optreden is in dit opzicht zeker succesrijk geweest. Ook al dank zij zijn karakteristieke bonhomie kon hij hierdoor voor velen - in Den Bosch en daarbuiten - uitgroeien tot de 'populairste burgemeester van het land' (Brabants Dagblad , 1967).

P: 'De ontmanteling van 's Hertogenbosch, de watervrijmaking en wat er zooal verder geschiedde', in 's Hertogenbosch 1185-1935 ('s-Hertogenbosch, 1935) 157-189; Beknopte uitleg der St. Jans-Basiliek ('s-Hertogenbosch, s.a.); 'De Groote Kerk', in De St. Janskerk te 's Hertogenbosch (Maastricht, s.a.) 8-10; 'De bezetting van 's-Hertogenbosch op 13 mei 1940', in MAVORS [Maandschrift voor officieren en reserve-officieren ...] 34 (1940) 589-591; De historische schoonheid van 's-Hertogenbosch. De kathedraal en het stadhuis [Heemschut-serie nr. 21] (Amsterdam, 1942); Schets der geschiedenis van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, sedert 1318 gevestigd te 's-Hertogenbosch ['s-Hertogenbosch, 1947].

L: Behalve gelegenheidsartikelen o.a. in Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant , 8-3-1930, 12-3-1930, 30-8-1941; Provinciale Noordbrabantsche Courant , 29-10-1946, en Brabants Dagblad , 9-9-1967: M. Krijgsman, Sociale maatregelen van het gemeentebestuur te 's-Hertogenbosch in het tijdvak 1914-1926 ('s-Hertogenbosch, 1926); F.G.G. Govers, Het geslacht en de firma F. van Lanschot 1737-1901 (Tilburg, 1972); Encyclopedie van Noord-Brabant . Onder red. van Anton van Oirschot [e.a.] (Baarn, 1985) 383; R. van Lith, Den Bosch en de neergaande fase van de economie tijdens het interbellum [Ongepubliceerde doctoraalscriptie KU Nijmegen; aanwezig op GA 's-Hertogenbosch] (Nijmegen, 1988); F.J. van Gaal, Socialisme en zelfstandige arbeidersbeweging in 's-Hertogenbosch, 1886-1923. Over organisatie en mentaliteit (Tilburg, 1989).

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 894.

R.E.C. van der Pluym


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013