Besier, Louis Christiaan (1868-1938)

 
English | Nederlands

BESIER, Louis Christiaan (1868-1938)

Besier, Louis Christiaan, jurist (Utrecht 10-3-1868 - 's-Gravenhage 4-11-1938). Zoon van Louis Willem Alexander, voorzitter van het muntcollege, en Elisabeth Christina van Hall. Gehuwd met Geertruid Agnes barones Van Isselmuden op 7-7-1904. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.

Na zijn gymnasiumopleiding studeerde L.Ch. Besier rechten in Utrecht, waar hij in 1891 promoveerde op een dissertatie over De Stichtingen en het ontwerp tot herziening van het Burgerlijk Wetboek (Utrecht, 1891). Na enige jaren in Utrecht advocaat te zijn geweest, volgde zijn benoeming in 1896 tot ambtenaar van het Openbaar Ministerie in Middelburg. Nadien vervulde hij eenzelfde functie in Utrecht, om daarna m.i.v. 1 januari 1904 substituut-officier van justitie ca. tien jaar bij de rechtbank in Amsterdam werkzaam te zijn. In 1913 wordt hij advocaat-generaal bij de Hoge Raad, in 1934 procureur-generaal. In 1938 neemt hij afscheid van het Openbaar Ministerie bij de Hoge Raad, waar hij 25 jaar had gewerkt.

Niet alleen op juridisch terrein - hij was voorzitter van de Nederlandse juristenvereniging en lid van de commissie voor de criminele statistiek -, maar ook op maatschappelijk gebied is Besier actief geweest. Zo was hij o.a. jarenlang voorzitter van Pro Juventute en de Remonstrants Gereformeerde Gemeente.

Besier was voor alles een pragmatisch ingesteld jurist. Dit blijkt reeds uit enkele publikaties van zijn hand in het Tijdschrift voor Strafrecht van 1907 en 1913. Een zelfde instelling valt af te leiden uit het grote aantal conclusies dat hij als advocaat-generaal en later als procureur-generaal voor de arresten van de Hoge Raad schreef. Deze conclusies vallen op door hun logisch en glasheldere visie. Zijn grootste bekendheid heeft Besier evenwel gekregen toen hij in samenwerking met de Leidse hoogleraar in het strafrecht A.J. Blok een artikelsgewijs commentaar schreef op het nieuwe Wetboek van Strafvordering dat op 1 januari 1926 in werking trad. In dit werk, worden zowel de uitgangspunten die aan de opbouw van ons strafproces ten grondslag liggen, als een gedetailleerde uitleg gegeven van de betekenis en de toepassing van de verschillende wetsbepalingen. De vele tientallen jaren waarin dit werk het meest gezaghebbend commentaar op genoemd wetboek was, is het teken van het grote gewicht dat aan de opvattingen van L.Ch. Besier over de praktijk van het strafrecht is toegekend.

P: Behalve vele adviezen en artikelen van strafrechtelijke aard in juridische tijdschriften, zoals 'De Berechting van strafzaken tegen kinderen', in het Tijdschrift voor Strafrecht 18 (1907) 188-203 en 'Middellijk daderschap en de persoonlijke omstandigheden, die de strafbaarheid bepalen', ibidem 24 (1913) 119-134; A.J. Blok en L.Ch. Besier, Het Nederlandsche Strafproces (Haarlem, 1925-1926. 3 dln.).

L: Nederlands Juristenblad 13 (1938) 308-309, 897-898; J. Wijnveldt, in NRC van 4 en 5 november 1938.

S.A.M. Stolwijk


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013