© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: G.R. Bosscha Erdbrink, 'Bosscha, Karel Albert Rudolf (1865-1928)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/bosschakar [12-11-2013]
BOSSCHA, Karel Albert Rudolf (1865-1928)
Bosscha, Karel Albert Rudolf, planter, hoofdadministrateur Assamtheeondememing 'Malabar' ('s-Gravenhage 15-5-1865 - Bandoeng in Nederlandsch-Indië 26-11-1928). Zoon van Johannes Bosscha, fysicus, en Paulina Emilia Kerkhoven. Hij was ongehuwd.
Na te 's-Gravenhage lagere en middelbare school doorlopen te hebben volgde Karel de ingenieursopleiding aan de Polytechnische School te Delft. In 1887 kwam hij 'uit' naar Nederlandsch-Indië en bleef eerst een halfjaar op de onderneming 'Sinagar' van zijn oom Eduard (E.J.) Kerkhoven werkzaam. Dit werk schonk hem weinig bevrediging, zodat Bosscha vervolgens naar Borneo trok om zich bij zijn oudere broer Jan Bosscha te voegen, die bij Sambas als geoloog een goudexploratie en -exploitatie leidde. Tot 1892 bleef hij daar, om opnieuw, ditmaal als administrateur, naar 'Sinagar' terug te keren. Tijdens zijn werkzaamheden aldaar werd door hem in 1895 de Preanger Telefoon Mij. opgericht, waarvan hij de leiding bleef voeren tot de Nederlandsch-Indische overheid de exploitatie ervan overnam.
In 1896 begon Bosscha, met financiële steun van R.E. Kerkhoven en S.J.W. van Buuren, met de ontginning van de bergconcessie Malabar op de Pengalenganse hoogvlakte ten behoeve van de theecultuur, een voor toenmalige begrippen roekeloze onderneming. Hij had zich evenwel tevoren grondig van de klimatologische omstandigheden vergewist, en was tot de conclusie gekomen, dat de Javaanse berglanden met minstens evenveel kans op succes voor de theecultuur ontsloten konden worden als de heuvels aan de voet van de Himalaya dat in Brits-Indië reeds langer waren.
Zijn verwachtingen en onverdroten activiteit ten bate van dit werk werden beloond met een spoedig succes: reeds tien jaar na de ontginning kon de N.V. Assamthee onderneming 'Malabar' 80 % dividend uitkeren. In de loop der jaren werd het areaal steeds uitgebreid (uiteindelijk tot ruim 1000 ha.) en de kwaliteit steeds verder verbeterd. De N.V. 'Malabar' werd in menig opzicht een voorbeeld voor de Nederlandsch-Indische theecultures; vooral ook, omdat Bosscha nooit naliet de allernieuwste technische uitvindingen op het gebied van ontginning, exploitatie en beplanting te beproeven en toe te passen. De door hemzelf ontworpen dam en krachtcentrale in de rivier de Tjilaki leverde behalve aan de onderneming ook stroom aan de stad Bandoeng. Van vele andere berglandondernemingen was hij medeoprichter of commissaris, zoals van de theeondernemingen Wanasoeka, Taloen, Sitiardja, Radjamandala, Ardjoena, Papandajan, Sindangwangi en Boekit Lawang.
Naast zijn werkzaamheden op het gebied van de theecultures was Bosscha ook betrokken bij de oprichting of bevordering van verscheiden andere industriële en handelsbedrijven, zoals de Nederlandsch-Indische Escompto Mij., de Romanietfabriek, de Automobiel Import Mij., de Nederlandsch-Indische Caoutchouc Fabriek, de Bandoengse Electriciteits Mij., het Technisch Bureau Soenda, het Houtindustrie-Syndicaat, de Kistenfabriek, de theezaadtuin 'Selecta', de N.V. Eerste Ned.-Ind. Ziekten en Ongevallen Verzekering Mij. 'E.NI.ZOM' te Batavia, de D.E.N.I.S.-hypotheekbank te Bandoeng en het Algemeen Landbouwweekblad voor Nederlandsch Indië.
De wetenschappelijke belangstelling die hij van huis uit had meegekregen deed hem ook omzien naar de wetenschapsbeoefening in Nederlandsch-Indië, waarvoor hij uit eigen middelen vele honderdduizenden guldens beschikbaar stelde en anderen daarmee aanspoorde het goede voorbeeld te volgen. Zo kwamen op zijn initiatief het Kankeroperatiecentrum van het Bandoengse ziekenhuis en de Sterrenwacht te Lembang (1924) tot stand, terwijl tevens het te Bandoeng gevestigde Kankerinstituut vele malen door hem werd gesteund, eenmaal zelfs met een schenking van radium. Van de Technische Hoogeschool te Bandoeng, op zijn aandrang gesticht, was Bosscha de eerste president-curator. Als toegewijd inwoner wist hij die stad ook een Jaarbeurs en een HBS te bezorgen, tegen veel ambtelijke bezwaren uit Batavia in. Zodoende droeg hij ertoe bij dat de plaats uitgroeide tot de tweede stad van West-Java. Voor zijn verdiensten werd hem in 1921 het ereburgerschap van Bandoeng verleend.
Hoewel Bosscha politiek geen grote belangstelling had, was hij toch vele jaren lid van de Gewestelijke Raad van de Preanger-Regentschappen en in 1918 de eerst gekozen Nederlander in de Volksraad, waarin hij drie jaar lang zitting had.
Dat de invloed van K.A.R. Bosscha persoonlijk zowel als zakelijk groot gebleven is, mag wel blijken uit het feit dat zowel de Lembangse sterrenwacht als een van de straten van het tegenwoordige Bandung naar hem zijn vernoemd, en dat de onderneming 'Malabar' nog steeds tot de beste van de Republik Indonesia behoort.
L: R.A. van Sandick en J. Klopper, in De Ingenieur 44 (1929) A24-A26.
I: D.M.G. Koch, Batig Slot. Figuren uit het Oude Indië (Amsterdam, [I960]) fotokatern.
G.R. Bosscha Erdbrink
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013