Bouwmeester, Theodora Antonia Louisa Cornelia (1850-1939)

 
English | Nederlands

BOUWMEESTER, Theodora Antonia Louisa Cornelia (1850-1939)

Bouwmeester, Theodora Antonia Louisa Cornelia (vooral bekend onder de naam Theo Mann-Bouwmeester) toneelspeelster (Zutphen 19-4-1850 - Amsterdam 18-4-1939). Dochter van Louis Frederik Johannes Rosenveldt, toneelspeler, en Louisa Francina Maria Bouwmeester, toneelspeelster. Gehuwd met 1. Maurits Frenkel, musicus, uit welk huwelijk (gesloten 31-7-1867, ontbonden door de dood van de echtgenoot 6-5-1873) 3 zoons werden geboren; 2. Diederik Hendrik Brondgeest, toneelspeler (toneelnaam Henri Brondgeest), welk huwelijk (gesloten te Londen omstreeks 1889, voor de Nederlandse wet bekrachtigd 9-4-1891, ontbonden door echtscheiding 2-9-1898) kinderloos bleef; 3. Johann Godfried Hendrik Mann, musicus, welk huwelijk (gesloten 1-6-1899, ontbonden door de dood van de echtgenoot 10-2-1904) kinderloos bleef. afbeelding van Bouwmeester, Theodora Antonia Louisa Cornelia

Theo Mann-Bouwmeester (die - in chronologische volgorde - ook onder de namen Doortje Bouwmeester, Doortje Frenkel-Bouwmeester, Théo Brondgeest-Bouwmeester en Théo Bouwmeester opgetreden en bekend geworden is) behoort tot een geslacht van artiesten dat sinds de 18de eeuw een groot aantal belangrijke Nederlandse acteurs en actrices heeft voortgebracht: Louis Bouwmeester was haar broer, Henri de Vries haar neef, Frederik Rosenveldt haar grootvader en Lily Bouwmeester is een achternicht van haar (zie: S. Koster, De Bouwmeesters..., 386-389). Zij ontving haar opleiding in de praktijk, stond reeds als kind van zeven op de planken (30-3-1857 te Rotterdam) en bleef in kleine rollen bij het reizend gezelschap van haar vader werkzaam, tot zij na diens dood haar eerste officiële contract in 1866 afsloot met de directie Louis Bouwmeester, Bamberg en De Boer die te Amsterdam en elders optrad. Sedert 1873 speelde zij in de hoofdstedelijke Salon des Variétés onder verschillende directies in volksstukken, melodrama's, kluchten en zangspelletjes zoals reeds eerder ook. Niets deed vermoeden dat Doortje Frenkel, het volkskind (zoals haar latere biograaf Koster schreef) nog eens de grande dame van het Nederlands toneel zou worden. Toen gaf in 1880 de grote Franse tragédienne Sarah Bernhardt (1844-1923) haar eerste gastvoorstellingen in Amsterdam, en vanaf dat ogenblik wist de jonge vrouw wat zij wilde en wie daarbij haar voorbeeld zou zijn. De titelrol in Froufrou van Meilhac en Halévy bracht in 1880 de doorbraak. Na nog drie jaren in het Grand Théatre van A. van Lier met stijgend succes werkzaam geweest te zijn verbond zij zich in 1885 aan de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Toneel waar zij tot 1920 zou blijven. Haar deelneming aan de toneelspelersstaking begonnen op 4 januari van dat jaar leidde tot een conflict met de Raad van Beheer dat ernstige financiële gevolgen voor haar had. In 1926 nadat haar een gemeentelijk pensioen ad f. 3000 per jaar was verleend nam zij met een ensemble ad hoc triomfaal afscheid in haar geliefkoosde rol van 'Liane Orland' in Het kind van de liefde van Henri Bataille. In 1911 al hadden dankbare toeschouwers een door J. Eisenloeffel ontworpen ring aangeboden die naar haar genoemd was en die de draagster telkens aan de haars inziens waardigste actrice door zou geven. Mevrouw Mann schonk hem in 1934 aan Else Mauhs. Sinds 1959 draagt hem Caro van Eyck.

Theo Mann was in haar tijd en in ons land de vertolkster bij uitnemendheid van gepassioneerde, beminnende en lijdende vrouwen - men denke aan haar glansrol 'Marguerite Gauthier' - die de uiterste consequenties aandurfden van die grote hartstocht die Liefde heet, zij het in eigentijds of historisch kader, zij het in voornaam of volks milieu. Bij haar grote talent, haar vermogen tot éénwording met de rol, haar intuïtief begrijpen, haar koninklijke houding, haar altijd fraaie kleding, haar genuanceerde dictie voegden zich een onblusbare energie en haar bereidheid om naar welwillende raadgevingen te luisteren. Zo heeft zij in haar beginjaren met succes aan de verbetering van haar uitspraak en gebaren gewerkt en zo was zij ook tegen het slot van haar loopbaan in staat om zich bij de inmiddels gewijzigde opvattingen over spel en dictie aan te passen. Tot aan het eind van haar leven bleef zij - terzijde gestaan door partners zoals Henri Brondgeest, Louis Bouwmeester en Louis Gimberg - voor Nederland dè representante van een boeiend facet van de toneelspeelkunst.

A: Collectie-Mann-Bouwmeester in het Toneelmuseum te Amsterdam. Grammofoonplaat met de toespraak van de aartsengel Rafaël uit Vondels Gijsbreght van Aemstel (jaar van opname onbekend, herpersing door Sonopresse Rotterdam) bij Theater Klank en Beeld Amsterdam.

P: Mémoires door haar zelf verteld, naverteld door M.J. Brusse (Amsterdam, [1899]); Mijn jeugd- en tooneelherinneringen (Amsterdam, 1916); Mijn leven 1850-1930. Met medew. van A.M. de Jong (Amsterdam, [1929]).

Belangrijke rollen (met zo mogelijk het jaartal van de eerste vertolking).

a) in Franse eigentijdse en historische stukken: 'Froufrou' 1880 (H. Meilhac en L. Halévy); 'Marguerite Gauthier' 1882 (A. Dumas fils); 'Fédora' 1883 (V. Sardou); 'Lionette' 1883 (A. Dumas fils, De Prinses van Bagdad); 'Adrienne Lecouvreur' 1883 (A.E. Scribe en E.Legouvé); 'Francillon' 1887 (A. Dumas fils); 'Flora Tosca' 1888 (V. Sardou); 'Rose Mamaï' 1891 (A. Daudet, L'Arlésienne); 'Catherine Hübscher' 1891 (V. Sardou, Madame Sans-Gêne); 'Suzanne d'Ange' c. 1893 (A. Dumas fils, De Demi-Monde); 'Fanfan' 1896 (P. Decourcelle, De twee straatjongens [travestie-rol]; 'Liane Orland' 1915 (H. Bataille, Het kind van de liefde).

b) in eigentijds Duitstalig werk: 'Magda' 1893 (H. Sudermann, Haar thuis); 'Hanne Schäl' 1898 (G. Hauptmann, Voerman Henschel); 'Rose Bernd' 1904 (G. Hauptmann); 'Vrouw Rott' 1911 (K. Schönherr, Geloof en geboortegrond).

c) in klassieke drama's 'Greetje' 1883 (Goethe, Faust); 'Lady Macbeth' 1887 (Shakespeare, Macbeth); 'Maria Stuart' 1887 (Schiller); 'Jokaste' 1896 (Sophocles, Koning Oedipus); 'Antigone' 1897 (Sophocles); 'Badeloch' 1918 (Vondel, Gijsbreght van Aemstel}.

L: Folkert Kramer, Theo Mann-Bouwmeester (Amsterdam, 1926). Serie Menschen op het Tooneel Nr. 3; Hans de Leeuwe, 'Der Erzengel Rafael in Vondels Gijsbreght van Aemstel' in Maske und Kothurn 10 (1964) 385-395 [bevat een analyse van de onder A genoemde fonografische opname]; Simon Koster, De Bouwmeesters. Kroniek van een theater familie (Assen, 1973).

I: Simon Koster, De Bouwmeesters. Kroniek van een theaterfamilie (Assen 1973) 259. [Theo Mann-Bouwmeester in 1915].

H.H.J. de Leeuwe


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013