Aulnis de Bourouill, Johan baron d' (1850-1930)

 
English | Nederlands

AULNIS DE BOUROUILL, Johan baron d' (1850-1930)

Aulnis de Bourouill, Johan baron d', jurist en hoogleraar economie (Groningen 9-4-1850 - Utrecht 5-9-1930). Zoon van Jan Carel Ferdinand baron D'Aulnis de Bourouill, p.g. Prov. Gerechtshof van Brabant en Limburg, en Catharina Johanna Quintus. Gehuwd op 9-8-1887 met jkvr. Elisabeth Wilhelmina Malvina Twiss. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren. afbeelding van Aulnis de Bourouill, Johan baron d'

D'Aulnis doorliep zijn gymnasiale opleiding te Groningen en begon in 1870 de rechtenstudie in Leiden. Daar promoveerde hij op 11 november 1874 bij de hoogleraar economie prof. S. Vissering op het proefschrift: Het inkomen der maatschappij. Eene proeve van theoretische staathuishoudkunde (Leiden, 1874). Na zich eerst in Amsterdam als advocaat gevestigd te hebben, werd hij in 1875 commies bij het departement van Financiën en vervolgens in 1878 hoogleraar staathuishoudkunde, statistiek en staatkundige geschiedenis aan de juridische faculteit van de Utrechtse universiteit, als opvolger van prof. H.P.G. Quack.

D'Aulnis de Bourouill behoorde tot de generatie liberaal gezinde hoogleraren in de economie - N.G. Pierson, A. Beaujon, H.B. Greven - die de theorieën van de neoklassieke grensnutschool in de economische wetenschap van na 1870 in Nederland introduceerden, en van wie Pierson overigens onbetwist de grootste was. D'Aulnis had hiertoe een belangrijke stap gezet met zijn dissertatie, die een uiteenzetting bood van de theorieën van W.S. Jevons en L. Walras, die met C. Menger rond 1870 de grondleggers waren van de zg. grensnutschool, waarin iets later ook E. von Böhm-Bawerk een belangrijke rol zou spelen. Het vak economie werd in deze tijd in Nederland overigens alleen gestudeerd en gedoceerd binnen de juridische faculteiten; als aparte studierichting en faculteit werd het pas in 1937 wettelijk erkend.

Het in 1852 opgerichte periodiek De Economist werd na de dood van de stichter, mr. J.L. de Bruyn Kops (1822-1887), een belangrijk klankbord voor de denkbeelden van de grensnutschool in Nederland. D'Aulnis maakte vanaf 1889 deel uit van de redactie met o.m. Pierson, Beaujon en Greven. Na de reorganisatie van de leiding van dit tijdschrift in 1912 werd D'Aulnis medewerker; hij zou dat tot zijn dood blijven. Daarnaast leverde hij incidentele bijdragen aan Themis.

Behalve verdediger van de grensnuttheorie en de deductieve richting in de economie toonde D'Aulnis zich een bestrijder van het socialisme, eerst in zijn inaugurele rede Het katheder-socialisme (Utrecht, 1878) en in het artikel 'Nederlandsch Kathedersocialisme' (De Economist 1880 , I, 133-156; 305-324) en later onder meer in zijn boek Het hedendaagsche socialisme toegelicht en beoordeeld (Amsterdam, 1886) tegen K. Marx, F. Lassalle, H. George en A. Schäme. Tegen de kathedersocialisten voerde hij aan dat de economische wetenschap geen normatieve regels stelt en als zodanig ook niet de kwestie van de vervulbaarheid van de socialistische wensen raakt.

D'Aulnis keerde zich eveneens tegen de zonnevlekkentheorie van Jevons, waarmee deze het verschijnsel van economische conjunctuur wilde verklaren, in een voordracht voor de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen 'De handelscrisis van 1907' (tevens gepubliceerd in De Economist 1908, I, 117-151). Samen met C.Juglar constateerde hij dat het economisch leven een golfbeweging vertoont. Verder dan een psychologiserende verklaring van die beweging - te sterk optimisme bij ondernemers leidt via overexpansie van krediet naar deceptie en baisse - kwam hij niet. Kennelijk had hij, overigens net als zijn mede-economisten in Nederland, geen weet van contemporaine ontwikkelingen in de conjunctuurtheorie, die via K. Wicksell, M.J. Tugan-Baranowski en A. Spiethoff zou leiden naar een kristallisatiepunt in de theorievorming vlak na 1910 bij J.A. Schumpeter, W.C. Mitchell, A. Aftalion en R.G. Hawtrey.

D'Aulnis bleef een aanhanger van Jevons' psychologiserende benadering van het verschijnsel ruilwaarde (grensnuttheorie), ook nadat A. Marshall aan de waardetheorie een nieuwe vorm had gegeven door haar niet alleen te baseren op het psychologisch 'utility'-begrip, maar ook op de produktiekosten. Van zijn trouw aan Jevons getuigen D'Aulnis' artikelen in De Economist van 1911 en de bijdrage 'Eenige inzichten van Adam Smith' in Sociaal-economische opstellen aangeboden aan mr. H.B. Greven (Haarlem, 1916). In dat opstel rekent hij economie tot de psychologische wetenschappen (13).

Naast zijn wetenschappelijk werk, zijn publikaties op sociaal-politiek terrein, zijn voorzitterschap van de Vereeniging Het Vrije Ruilverkeer, gepaard gaande met artikelen die getuigden van zijn voorkeur voor vrijhandel, was hij in de jaren 1898, 1901 en 1902 vertegenwoordiger van de Nederlandse regering bij de Internationale Conferentie tot Opheffing van de Suikerpremies.

In 1917 ging hij met emeritaat. Zijn opvolger werd C.A. Verrijn Stuart.

P: Zie behalve bovengenoemde publikaties voor bijdragen aan De Economist: Algemeen register op De Economist... ('s-Gravenhage, 1904) 171-172, en Algemeen register op de jaargangen 1903-1937 van De Economist (Haarlem, 1938) 2. Verder Het economisch pessimisme. Redevoering ('s-Gravenhage, 1889); Mededeelingen omtrent de vermogensbelastingen in de kantons van Zwitserland (Utrecht, 1892); met H.B. Greven, De werking der Duitse wet van 22 Juni 1889 op de invaliditeits- en ouderdomsverzekering (Utrecht, [1896]); Eenige bladzijden uit de geschiedenis der liberale partij sedert 1887 ('s-Gravenhage, 1897); 'De ontwikkeling der volkswelvaart', in Een halve eeuw 1848-1898 (Amsterdam, 1898) I, 349-364; Les primes à l'exportation du sucre (La Haye, 1899); La convention relative au régime des sucres conclue le 5 mars 1902 à Bruxelles (La Haye, 1902); (samen met anderen) preadviezen over de vraag: Is wijziging van de handelspolitiek hier te lande wenschelijk? voor de Nederlandsche Vereeniging voor staathuishoudkunde en statistiek in 1904; levensbericht van N.G. Pierson in Jaarboek van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen 1911, 15-14, en in Onze Eeuw 11 (1911) IV, 202-222; 343-359.

L: 'Mr. Johan d'Aulnis de Bourouill', in De Economist 79 (1930) 595-596; H.W.C. Bordewijk, Theoretisch-historische inleiding tot de economie (Groningen [etc.], 1931) 609-613; P.B. Kreukniet, 'Conjunctuurtheorie en conjunctuurpolitiek in honderd jaren van De Economist', in De Economist 100 (1952) 918-920; F. de Vries, 'Honderd jaren theoretische economie', in De Economist 100 (1952) 840-843; H.H. Behrens, De ontwikkeling in het economisch denken (Utrecht [etc., 1969]) 431-132.

I: Beroep op de wetenschap. Utrechtse geleerden tussen universiteit en samenleving 1850-1940. Onder red. van L.J. Dorsman (Utrecht, 1999) 88.

A.C.A.M. Bots


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013