Heldring, Ernst (1871-1954)

 
English | Nederlands

HELDRING, Ernst (1871-1954)

Heldring, Ernst, reder, bankpresident (Amsterdam 21-9-1871 - Amsterdam 29-4-1954). Zoon van Balthazar Heldring, president van de Nederlandse Handelmij., en Olga Sophie Sillem. Gehuwd op 26-7-1910 met Marie Constance Bungener. Zij kregen 4 zoons en 2 dochters.

afbeelding van Heldring, Ernst

De vorming van Heldring is de in die tijd gebruikelijke voor jongelui uit de goedgesitueerde milieus die zich een carrière in het bedrijfsleven voor ogen stellen. Na de lagere school bezoekt hij de Openbare Handelsschool te Amsterdam (1884-1889), waarop leerjaren op een Amsterdams handelskantoor (1889-1892), een reis naar West-Indië (1892-1893), leerjaren op Londense kantoren (1893-1895), een vertegenwoordiging van de Amsterdamse kofïïefirma W. Heybroek Jr. & Co. met een reis naar Noord-Amerika en West-Indië (1895-1897) en een studiereis naar Oost-Azië en Nederlands-Indië (1897-1899) volgen. De benoeming tot directeur van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij per 1 oktober 1899 sluit de vormingsfase af. In hetzelfde jaar publiceert hij het naar aanleiding van zijn laatste reis geschreven boek Oost-Azië en Indië. Beschouwingen en Schetsen (Amsterdam, 1899).

Heldrings loopbaan omvat de jaren 1899-1949 en het is in deze halve eeuw dat hij zich ontplooit tot de ondernemer van de breedste allure van zijn generatie, alhoewel niet in strikt economische zin de meest succesrijke. Zonder twijfel komt hij tot belangrijke initiatieven: in 1898 medeoprichter van de N.V. Zeehaven en Kolenstation 'Sabang', in 1902 van de Java-China-Japan Lijn; in 1904 neemt hij als eerste het initiatief om de Zuid-Amerika-Lijn (later Koninklijke Hollandsche Lloyd) uit Duitse handen te houden en in 1912 is hij de centrale figuur in de fusie tussen de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij en de Koninklijke West-Indische Maildienst. Anderzijds lukt het hem niet de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij ongeschonden door de depressiejaren '30 te loodsen; zonder regeringssteun zou deze ten onder zijn gegaan. Een dergelijk falen valt niet uitsluitend negatief uit te leggen. Uit overwegingen van algemeen belang was Heldring destijds tegenstander van devaluatie, ongeacht de omstandigheid dat zijn onderneming eerder gebaat was bij een tegengesteld standpunt. Dit gezichtspunt strookte echter niet met Heldrings verantwoordelijksheidsgevoel en integriteit, de eigenschappen die nog meer dan zijn verstandelijkheid, zelfvertrouwen en terughoudendheid in het oog springen, zowel bij degenen die na hem kwamen als de tijdgenoten. Was hij door afkomst en maatschappelijke positie al voorbestemd in allerlei bestuurlijke functies buiten zijn ondernemerschap te geraken, zijn verantwoordelijkheidsgevoel deed hem bredere kringen - economisch, kunstzinnig, wetenschappelijk, politiek en diplomatiek - beschrijven dan enig ander ondernemer van zijn tijd. Van 1922 tot 1931 is hij voorzitter van de Amsterdamse Kamer van Koophandel en Fabrieken en als zodanig woordvoerder van de hoofdstedelijke belangen. Wanneer in 1939 de Nederlandsche Handel-Maatschappij een president behoeft die het vertrouwen in deze onderneming kan herstellen, is de onkreukbare Heldring de aangewezen man.

Van zijn voornaamste arbeidsterrein, de scheepvaart, zowel nationaal als internationaal, lopen vertakkingen naar een aantal commissariaten, waarvan die bij De Nederlandsche Bank en de Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken de voornaamste zijn. Op internationaal terrein combineert hij zijn bemoeienissen ter zake van de Internationale Kamer van Koophandel met economische werkzaamheid ten behoeve van onze diplomatie; in het verlengde daarvan ligt zijn activiteit in de examencommissies voor de buitenlandse dienst.

Als fervent vrijhandelaar volgt en beïnvloedt hij waar mogelijk, vooral in de periode tussen de twee wereldoorlogen de binnenlandse - voornamelijk economische - politiek, in 1938 uitmondend in het lidmaatschap van de Eerste Kamer voor de Liberale Staatspartij. Op wetenschappelijk en kunstzinnig terrein vormen het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, de Rijksakademie voor beeldende kunsten en de Vereeniging Rembrandt zwaartepunten. Al deze functies zijn geen lege ereambten maar werkkracht en deskundigheid eisende taken. Wanneer Heldring in 1932 een doctoraat honoris causa in de economische wetenschappen verwerft, is dit de laatste maal dat de economische faculteit der Amsterdamse universiteit een dergelijk gebaar jegens een ondernemer maakt.

Een groot man eerder dan een groot ondernemer, en wel vanwege de breedte eerder dan de grootte van zijn allure, in het bijzonder op economisch terrein. Mogelijk heeft daartoe zijn neurastenie bijgdedragen die zich tijdens de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde en hem sedert 1917 noopte een dagboek bij te houden, voorafgegaan door zijn herinneringen. Tot december 1948 zou hij met grote regelmaat, behalve ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, notities maken die een ongekende kijk achter de schermen van het bedrijfsleven gunnen. Daarnaast maakte hij verslagen van zijn reizen, soms zeer gedetailleerd, drukte een eigen stempel op de jaarredes van de voorzitter der Amsterdamse Kamer van Koophandel en begeleidde zijn economische activiteit met een vloed van korte en lange artikelen in dagblad en tijdschrift.

P: Herinneringen en dagboek van Ernst Heldring (1871-1954). Uitg. door Joh. de Vries (Groningen, 1970. 3 dln.) met een overzicht van de kleine publikaties in dl. III, 1972-1973.

L: Hendrik Muller, 'Dr. E. Heldring en zijn werk voor het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap', in Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap Amsterdam 71 (1954) 273-283; L.J. Plemp van Duiveland, in Economisch Historisch Jaarboek 26 (1952-1954) 262-265; W.E. Popta, in Onze Vloot 43(1954) 254-255 en Joh. de Vries, 'Inleiding' in onder P genoemd werk.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 632.

Joh. de Vries


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013