Hofstede de Groot, Cornelis (1863-1930)

 
English | Nederlands

HOFSTEDE DE GROOT, Cornelis (1863-1930)

Hofstede de Groot, Cornelis, kunsthistoricus (Dwingelo 9-11-1863 - 's-Gravenhage 14-4-1930). Zoon van Comelis Philippus Hofstede de Groot, predikant en hoogleraar, en Catharina Dorothea Star Numan. Ongehuwd. afbeelding van Hofstede de Groot, Cornelis

Hofstede de Groot bezocht achtereenvolgens de gymnasia in Kampen en Groningen, maar moest zijn opleiding daar in 1880 afbreken voor een verblijf in Zwitserland in verband met zijn zwakke longen. Nadat in St. Elme en Coburg zijn gymnasiumopleiding voltooid was, ging hij in Leipzig kunstgeschiedenis studeren onder leiding van Anton Springer. Op aandringen van zijn familie volgde echter spoedig zijn terugkeer naar Groningen, waar hij in 1883 als student in de klassieke letteren werd ingeschreven; in 1888 ging Hofstede de Groot over naar de Leidse Universiteit, behaalde in 1889 het kandidaatsexamen en hervatte te Leipzig de kunsthistorische studie die in 1891 afgesloten werd met zijn proefschrift: Arnold Houbraken in seiner Bedeutung für die holländische Kunstgeschichte .... Intussen was hij al in 1890 assistent geworden aan het Prentenkabinet te Dresden, een functie die hij in augustus 1891 op uitnodiging van dr. A. Bredius verwisselde voor het onderdirectoraat van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen 'Het Mauritshuis' in Den Haag. In de volgende jaren publiceerde De Groot een uitgebreide versie van zijn proefschrift, een aantal artikelen over 17de-eeuwse Nederlandse schilderkunst en, samen met Bredius, een wetenschappelijke catalogus van de verzameling van het Mauritshuis. In 1896 volgde zijn benoeming tot directeur van het Rijksprentenkabinet te Amsterdam, waar hij echter al spoedig in een dusdanig ernstig conflict geraakte met zijn door Victor de Stuers gesteunde voorganger J.Ph. van der Kellen, dat hij in 1898 ontslag nam. Daarna vestigde De Groot zich in Den Haag als onafhankelijk kunsthistoricus en voorzag hij in zijn levensonderhoud met het samenstellen van boeken en catalogi en het afgeven van expertises betreffende oude Nederlandse schilderijen. Met Wilhelm von Bode gaf hij in deze jaren een achtdelig werk over Rembrandt uit en ter gelegenheid van de 300ste geboortedag van deze kunstenaar (1906) publiceerde hij een catalogus van zijn tekeningen en een uitgave met de integrale teksten van alle met zijn leven en werken verband houdende 17de-eeuwse documenten. Bij deze Rembrandtherdenking ontvingen De Groot en vier andere Rembrandtkenners een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. In 1907 verscheen het eerste deel van zijn levenswerk. Beschreibendes und kritisches Verzeichnis der Werke der hervorragendsten holländischen Maler des XVII. Jahrhunderts, waaraan hij met een staf van wisselende assistenten, merendeels jonge Duitse kunsthistorici, meer dan twintig jaar heeft gewerkt; deze uitgave, waarvan het tiende en laatste deel in 1928 verscheen, bestaat uit de oeuvre-catalogi van veertig 17de-eeuwse Nederlandse schilders en beschrijft alles bijeen vele duizenden schilderijen. Naast deze boeken publiceerde De Groot enige honderden artikelen in tijdschriften als Oud-Holland en schreef hij voor het kunstenaarslexikon van Ulrich Thieme en Felix Becker meer dan 70 biografieën van Nederlandse schilders.

Hofstede de Groot was niet alleen bijzonder actief als publicist, maar verrichtte ook veel werk in commissies en verenigingsbesturen. Vanaf 1916 was hij lid van de Rijks Monumentencommissie en nam hij deel aan de samenstelling van de voorlopige monumentenbeschrijving. In 1919 werd hij benoemd tot secretaris van de Staatscommissie voor het Museumwezen, die tot taak had plannen te ontwerpen voor een ingrijpende hervorming van de Nederlandse musea. Tussen 1905 en 1927 had De Groot vele jaren zitting in het bestuur van de historische vereniging 'Die Haghe', waarvan elf jaar als voorzitter, terwijl hij daarnaast o.a. deel uitmaakte van de commissies voor het Gemeentemuseum in Den Haag en het Frans Halsmuseum in Haarlem. In de loop der jaren heeft Hofstede de Groot een aanzienlijke kunstverzameling bijeengebracht. Bij zijn overlijden in 1930 gingen delen van deze verzameling over aan o.a. het Groninger Museum, het Rijksprentenkabinet te Amsterdam en het Gemeentemuseum in Den Haag. Zijn bijzonder rijke verzameling foto's van schilderijen, kunsthistorische aantekeningen en ander documentatiemateriaal werd nagelaten aan de Staat der Nederlanden met de verplichting de verzameling te onderhouden en aan te vullen; dit legaat leidde tot de oprichting van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag.

Gedurende zijn leven heeft Hofstede de Groot door zijn strijdbare en onbuigzame karakter tal van conflicten gehad met vakgenoten, waaronder vooral die met dr. A. Bredius veelal zeer heftig waren. Op felle en soms zelfs redeloze manier verdedigde De Groot in brochures, tijdschriften en dagbladen zijn eenmaal ingenomen standpunten, zonder een duimbreed te wijken voor aangevoerde tegenargumenten. Bijzonder geruchtmakend was de discussie over een vals schilderij de zg. Lachende Cavalier, dat door De Groot in 1923 in een expertise aan Frans Hals was toegeschreven en waarvan hij tijdens een in 1924 en 1925 gevoerd proces tegen alle redelijke argumenten in de echtheid verdedigde. Deze zaak heeft ernstige schade aangebracht aan zijn naam als expert en ten onrechte zijn integriteit in opspraak gebracht. De betekenis van Hofstede de Groot als kunsthistoricus ligt vooral in de door hem uitgevoerde systematische ordening van de oeuvres van talloze 17de-eeuwse Nederlandse beeldende kunstenaars. De door hem in zijn tiendelige boekwerk en in enige honderden artikelen opgebouwde oeuvre-catalogi zijn weliswaar vrijwel alle verouderd, maar zijn steeds de basis gebleven voor elk verder onderzoek. Een zelfde functie vervult het door hem bijeengebrachte en in het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie bewaarde documentatiemateriaal.

A: Verzameling aantekeningen en brieven in het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie.

P: Volledige bibliografie door dr. H. Gerson in de hieronder genoemde Handelingen..., 126-155.

L: H.E. van Gelder, in Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en Levensberichten harer afgestorven medeleden 1930-1931. Levensberichten 99-125 (in Engelse vertaling verschenen in: J. Bolten, Dutch Drawings from the Collection of Dr. C. Hofstede de Groot (Utrecht, 1967) 17-36); H.E. van Gelder, in Jaarboek Die Haghe 1931, 1-5; W. Vogelsang, in Oudheidkundig Jaarboek (= 3e serie van het Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 10 (1930) 4-9.

I: R.E.O. Ekkart, 'Cornelis Hofstede de Groot, een Groninger in Den Haag', in Jaarboek Die Haghe 1998 (Den Haag 1999) 72 [Portret: Leo Arendzen].

R.E.O. Ekkart


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013