Iterson, Frederik Karel Theodoor van (1877-1957)

 
English | Nederlands

ITERSON, Frederik Karel Theodoor van (1877-1957)

Iterson, Frederik Karel Theodoor van, directeur Staatsmijnen (Roermond 12-3-1877 - 's-Gravenhage 11-12-1957). Zoon van Gerrit van Iterson, inspecteur der registratie, en Agathe Henriette van Woelderen. Gehuwd met Jennie Woutera Rotgans sinds 24-12-1910. Uit dit huwelijk werden 2 dochters en 1 zoon geboren. afbeelding van Iterson, Frederik Karel Theodoor van

Van Iterson was in Roermond op de lagere school. Na het doorlopen van de HBS te 's-Gravenhage werd hij in 1895 ingeschreven aan de Polytechnische school te Delft voor de richting werktuigbouwkundig ingenieur. Tijdens zijn studententijd gaf hij blijk van een grote wiskundige vaardigheid en helder fysisch inzicht. Na een vlotte studie werd hem in 1899 het ingenieursdiploma uitgereikt.

In 1900 kwam Van Iterson in dienst bij de werf Conrad in Haarlem, die hem een tijdlang uitzond naar een baggerwerk aan de Guadalquivir, waar hij o.a. ook de Spaanse taal leerde beheersen. In 1903 trad hij in dienst bij de gemeentewerken van 's-Gravenhage, welke functie in 1905 verwisseld werd voor een ingenieursfunctie bij de gasfabriek aldaar. Zijn reputatie als wetenschappelijk verdienstelijk student te Delft en de eerste publikaties van zijn hand in De Ingenieur vormden intussen de aanleiding voor het verzoek in 1908 om de colleges in de toegepaste mechanica tijdelijk over te nemen. In 1910 werd hij tot gewoon hoogleraar benoemd. In zijn inaugurele rede De beteekenis van de leer der sterkteberekeningen bij het tot stand brengen van ijzerconstructies en haar waarde voor de vorming van de ingenieur spreekt hij reeds uit wat later zijn uitgangspunt zal blijven.

Op 1 januari 1913 werd Van Iterson benoemd tot directeur van de Staatsmijnen, belast met de leiding van de bovengrondse werken. Deze functie bracht hem in aanraking met vele takken van ingenieurswetenschap en in al deze zou hij zijn talenten kunnen bewijzen. Bij zijn benoeming trof hij in de mijnen een toestand aan die hem tot zulk een verdergaande activiteit stimuleren kon: in 1908 was de magerkoolmijn Wilhelmina in produktie genomen; van de drie vetkoolmijnen was de ontsluiting van de mijn Emma voltooid, de mijn Hendrik in aanleg en voor de mijn Maurits werden de plannen ontworpen. De aandacht van Van Iterson ging direct uit naar een rationeel gebruik van het cokesovengas in en buiten het eigen bedrijf. Gaslevering op afstand aan openbare nutsbedrijven werd door hem gepropageerd en tot uitvoering gebracht. Verwerking van afvalkolen kreeg bijzondere aandacht. De ketelhuizen werden ingericht om grove afvalkool te verwerken en in elektrische stroom om te zetten. In de eerste jaren van zijn directeurschap kwamen ook reeds zijn persoonlijke ideeën bij de bouwtechnische problemen tot gelding. Op staatsmijn Hendrik werd afgeweken van de traditionele schachtbok en werd de hoofdschacht toegerust met een der eerste torenschachtbokken in de mijnindustrie, gevolgd door de twee betonnen, op drie poten rustende torenschachtbokken van staatsmijn Maurits. Wereldfaam verwierf de door Van Iterson en Kuyper ontwikkelde betonnen koeltoren in de vorm van een hyperboloïde. Toen hem in 1930 het eredoctoraat in de technische wetenschappen werd verleend, kon zijn promotor prof.ir. A.J. ter Linden terecht constateren, dat de veelzijdigheid van Van Iterson in technische kringen 'bijna spreekwoordelijk' was. En op dat ogenblik was nog pas de basis gelegd voor een geheel nieuwe activiteit van de staatsmijnen, het stikstofbindingsbedrijf. Bij zijn ontslag in 1941 had dit bedrijf reeds een groot aantal chemische produkten op het programma.

Uiteraard heeft Van Iterson niet zelf alle ideeën tot technische verbetering van de exploitatie der mijnen kunnen uitwerken. Hij verstond echter de kunst en had de gave een schaar van enthousiaste medewerkers om zich te verenigen. In dezelfde stimulerende richting ging zijn aandacht voor de belangen van het lager en middelbaar kader. Als bestuurslid en jarenlang voorzitter van de Vereniging voor beroepsonderwijs te Heerlen behartigde hij de belangen van het lager en middelbaar technisch onderwijs. Op zijn initiatief kwam aan de MTS te Heerlen een werkmeestercursus tot stand.

In het mijnbedrijf had Van Iterson reeds lang de strijd tegen de gesteentedruk gefascineerd. Toen hij in 1941, kort voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, door de bezetter werd ontslagen, zette hij zich intensief aan de studie van dit probleem. Zijn colleges over dit onderwerp aan de Universiteit van Luik vonden de neerslag in een van de weinige grotere publikaties van Van Iterson: Traité de plasticité pour l' ingénieur (1944) die baanbrekend was en in verschillende talen werd vertaald.

Een groot aantal publikaties van zijn hand over zeer uiteenlopende onderwerpen vindt men terug in de literatuur. Vanaf zijn eerste artikel in 1900 in De Ingenieur tot het jaar 1950 verschenen er 115 publikaties van zijn hand. Over een veelheid van onderwerpen, waarvan diverse in de Engelse of Franse taal, zelfs een enkele in het Spaans, heeft hij gepubliceerd. Speciaal zijn te vermelden die welke handelen over cavitatieverschijnselen bij stromende vloeistoffen, en leidden tot een definitie van het begrip 'implosie'. Veel steun bij zijn publikaties ondervond hij van zijn echtgenote, begaafd wiskundige en doctoranda in de chemie.

Op velerlei terrein buiten het eigenlijke werk bij de Staatsmijnen was op Van Iterson evenzeer niet tevergeefs een beroep gedaan. Vanaf 1909 tot het einde van zijn leven, was hij adviseur van de Dienst der Zuiderzeewerken. Hij was o.m. lid van de staatscommissie 'Spaarbekken krachtwerk Zuid-Limburg', van de staatscommissie voor het vervoer, adviseur van het instituut voor de brandstoffeneconomie, naast een aantal andere commissies op verschillend terrein. Kort voor de Tweede Wereldoorlog had Van Iterson bovendien nog een reis gemaakt in opdracht van de Nederlandse regering naar het toenmalige Nederlands-Indië om verslag uit te brengen over de mogelijkheid van industrialisatie in deze gewesten. Ook na de oorlog werd Van Iterson verzocht als voorzitter van de commissie ter bestudering van centralisatie van de gasvoorziening op te treden.

Zijn grote verdiensten op wetenschappelijk terrein vonden, behalve zijn eredoctoraat van de TH Delft, erkenning door toekenning van de Conrad-medaille (1931) van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, zijn benoeming tot lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (1934), alsmede van vele andere binnen en buitenlandse onderscheidingen.

P: Lijst van publikaties in Archief Staatsmijnen in Limburg.

L: J. Bakker Gzn., in De Ingenieur 70 (1958) 3 (17 januari) A25-A27; H.W. van Tijen, in Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1957-1958, 220-228.

I: Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1957-1958 (Amsterdam 1958) afbeelding tegenover pagina 220.

C.E.P.M. Raedts


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013