Lugt, Frederik Johannes (1884-1970)

 
English | Nederlands

LUGT, Frederik Johannes (1884-1970)

Lugt, Frederik Johannes (Frits), kunstkenner en verzamelaar (Amsterdam 4-5-1884 - Parijs 15-7-1970). Zoon van Frederik Johannes Lugt, directeur van diverse bedrijven, en Jeannette Petronella Verschuur. Gehuwd sinds 15-12-1910 met Jacoba Klever. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 3 dochters geboren. afbeelding van Lugt, Frederik Johannes

Frits Lugt gaf al op jeugdige leeftijd blijk van zijn meer dan middelmatige aanleg voor tekenen, verzamelen en catalogiseren. Hij bracht op zijn achtste jaar rariora bijeen - waaronder de kern van zijn schelpenverzameling - en catalogiseerde ze enthousiast. Liefde en aanleg voor de tekenkunst deden hem de tekenschool Hendrik de Keyser bezoeken en later, na zijn tiende verjaardag, het Rijksmuseum en het Rijksprentenkabinet. Hier kon hij originelen van de grote meesters in handen nemen. Lugt trof er echter geen catalogus van tekeningen aan en besloot die zélf te gaan maken in zijn vrije tijd. Toen hij deze werkzaamheid in 1900 moest beëindigen, had hij 955 tekeningen uitvoerig beschreven. Lugts passie voor Rembrandts werk werd inmiddels gevoed door de grote Rembrandt-tentoonstelling in 1898 en vond zijn neerslag in een manuscript dat de toenmalige Rembrandt-literatuur samenvat en treft door minutieus getekende kopieën naar werk van de meester. Toen Frits de HBS tot de vierde klas doorlopen had kwam het Rembrandtmanuscript echter Anton Mensing, eigenaar van de firma Frederik Muller, onder ogen en dit attendeerde hem, juist toen hij in 1900 een medewerker zocht voor de kunst, op Frits Lugt trad in september 1901 in dienst van de firma, nadat hij zich eerst een halfjaar in Londen op zijn werkkring had voorbereid. In de volgende jaren steunde hij Mensing bij diens streven de veilingcatalogi op een hoog peil te brengen en verzorgde, meestal anoniem, menige fraaie en omvangrijke catalogus. Dank zij hem kon de firma enige tentoonstellingen organiseren over Van Goyen (1903) en Rembrandt (1906).

In 1915 besloot Lugt de firma Muller, waarin hij sedert 1911 als deelgenoot opgenomen was geweest, te verlaten. Mensing wilde de firma in de moeilijke tijden ongetwijfeld in eigen handen houden. En voor Lugt, ook al verschafte het werk hem vele contacten, waren de firmabepalingen op den duur te benauwend bij het aanvullen van zijn verzamelingen. Zijn bibliotheek was al omvangrijk, maar nu konden ook de collecties prenten, tekeningen en schilderijen gaan groeien. Vanaf 1915 begonnen de belangrijke publikaties te verschijnen. Lugts Wandelingen met Rembrandt in en om Amsterdam (1915) treft nog steeds door de oorspronkelijke benadering. Bijzonder betrokken bij het Nederlandse museumbestel toonde Lugt zich in zijn boekje Het redderen van den nationalen kunstboedel. Het verscheen in 1918 als - afwijzend - antwoord op de brochure Over hervorming en beheer onzer musea ... van de Nederlandsche Oudheidkundige Bond (1918). Het bepleit de aanstelling van een 'hervormer' als hoofddirecteur van het Rijksmuseum, van museumbeambten, die beschikken over veeleer liefde voor kunst, smaak en praktische zin dan over de (door de Bond aanbevolen) theoretische kunsthistorische opleiding. Het wijst een smaakvolle, op de eisen des tijds gerichte opstelling in de musea aan als preferabel boven de kunsthistorische. De publikatie van dit boekje zou evenwel voor Lugt een officiële loopbaan op kunstgebied in Nederland blokkeren. In 1921 kwam Les marques de collections des dessins et de stamps... uit, een onvervangbaar naslagwerk, dat merken van verzamelaars naast puntige biografieën presenteert. Na een lange reis door Italië eind 1921 en begin 1922, ontving Lugt in augustus 1922 een zeer vererende opdracht. De Franse minister de l' Instruction publique et des Beaux-Arts vroeg hem een inventaris te maken van alle tekeningen uit de Noordelijke scholen in grote Parijse instellingen, voor de serie Inventaire général des dessins dans les collections publiques de France. De uitvoering van deze immense taak vergde jaren lang een aanzienlijk deel van Lugts energie. Het resultaat was een negental gedegen boekdelen (1927-1968).

Het jaar 1931 was voor het echtpaar heel zwaar: hun zoon Huibert overleed. Mevrouw Lugt verloor toen eveneens haar vader. Zij werd hierdoor erfgename van een groot vermogen. Lugts werkzaamheden voerden hem toen regelmatig naar Parijs en hij vestigde zich daar, maar hij was ook vaak in Nederland en woonde sedert 1932 in Den Haag, o.a. aan de Lange Vijverberg (thans 'Het Nederlands Kostuummuseum'). Hij stimuleerde de uitbouw van het in 1930 gestichte Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD). Sinds 1931 beschikt het RKD over een belangrijk deel van Lugts kunstbibliotheek; zijn veilingcatalogi (22.000) en zijn goed geordende collectie foto's (130.000 stuks) ontving het met de notities als geschenk.

Onder auspiciën van het RKD startte Lugt een buitengewoon omvangrijk project, de publikatie van een repertorium van kunstveilingscatalogi uit de periode 1600 tot 1925. Drie delen van het Répertoire des catalogues de ventes . . . verschenen tussen 1938 en 1964 en vermeldden ongeveer 60.000 catalogi. Het vierde en laatste deel (met ca. 50.000 vermeldingen) wordt verzorgd door het RKD.

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vertrok het echtpaar Lugt uit Frankrijk en ging naar Zwitserland, waarheen zij hun waardevolste tekeningen lieten zenden, en vandaar naar de Verenigde Staten. Ook daar bleef Frits Lugt actief. Hij richtte er door lezingen de aandacht op de Nederlandse cultuur en schreef een uitstekende bijdrage over de Nederlandse kunsthistorische literatuur, 'History of art' in A.J. Barnouw en B. Landheer, The contribution of Holland to the sciences (New York, 1943). Lugt besefte dat door de oorlog in het RKD lacunes moesten ontstaan. Met het oog daarop bracht hij vele boeken en tijdschriften bijeen, die hij in 1946 aan het RKD kon overdragen.

In 1945 in Nederland teruggekeerd kostte het het echtpaar Lugt de nodige zorgen om het door de Duitsers geconfisceerde deel van hun collectie weer bijeen te krijgen. Het zag toen bovenal één taak: het veiligstellen en definitief onder dak brengen van de collecties. Deze werden al spoedig (1947) ingebracht in de Fondation Custodia, welke instelling ze ook thans (1977) nog beheert. Lugts gedachte om in Parijs een Nederlands cultureel centrum te stichten kon in 1957 gerealiseerd worden. Toen werd een daartoe door Lugt (Fondation Custodia) verworven pand, bestaande uit een negentiende-eeuws voorhuis en een achttiende-eeuws achterhuis (het hotel Turgot), ter beschikking gesteld van het Institut Néerlandais, een door de Fondation gemeenschappelijk met de Nederlandse regering in het leven geroepen instelling, waarvan Lugt de eerste voorzitter is geweest en bijna tot aan zijn dood is gebleven. De verzamelingen werden ondergebracht in het hotel Turgot en zijn sindsdien dienstbaar gemaakt aan het doel van het Institut. Dit kwam overeen met het streven van Lugt om zijn kunstschatten in een groter verband te doen functioneren en de verzameling mede daardoor levend te houden.

Nationaal en internationaal vonden zijn verdiensten erkenning in verschillende eerbewijzen, die hij niet alle zonder meer accepteerde. Zo wees hij eredoctoraten in Utrecht (1936) en Amsterdam (1947) van de hand als verklaard tegenstander van het universitaire kunsthistorische onderwijs.

Ook al zette Lugt in deze tijd vroegere projecten voort - een supplement op Les marques de collections . . . verscheen in 1956 - zijn inspanningen golden toch vooral het groot maken van het Institut, samen met Sadi de Gorter, directeur van het Institut en toen ambassaderaad voor pers en culturele zaken in Parijs. Dat lukte: in 1964 kon J.G. van Gelder melden dat het de ca. zestig andere buitenlandse instituten in Parijs in belang was voorbijgestreefd. Maar er was dan ook geen moment rust: concerten, lezingen en tentoonstellingen (veelal geheel of grotendeels samengesteld uit de eigen collectie) volgden elkaar in het Institut op, terwijl regelmatig bijstand werd verleend bij het samenstellen van tentoonstellingen elders in Parijs. Vermeld mag hier worden de tentoonstelling Les plus belles eaux-fortes de Rembrandt (Louvre, 1969-1970), waardoor Lugt de catalogus redigeerde aan het ziekbed van zijn vrouw, kort voor haar dood. Niet lang overleefde hij zijn geliefde echtgenote die in een bijna 60-jarige echtvereniging zijn aspiraties had gedeeld en haar leven op de eisen van zijn werk had afgestemd. In 1970 op 15 juli - Rembrandts geboortedag - overleed hij.

Frits Lugt was, hoewel later geboren, reeds op vrij jeugdige leeftijd de gelijke van A. Bredius en C. Hofstede de Groot. Hij maakte geen school, maar voltooide wat zij begonnen waren en liet, mede dank zij een niet aflatende ijver, onmisbare instrumenten voor de kunstbestudering na, wellicht de sterkste bijdrage van Nederland aan de kunsthistorie. Hij heeft Nederland zeer aan zich verplicht door zijn bijzonder grote en fraaie collecties - waaronder een 6000 tekeningen, 30.000 prenten, 400 schilderijen en een uitgebreide collectie autografen - in een Nederlands instituut te laten voortbestaan en voortleven. Deze ongebruikelijk onbaatzuchtige daad was in overeenstemming met het geloof van Lugt en zijn vrouw dat hun talenten waren toevertrouwd die verantwoord besteed moesten worden. Lugt en zijn vrouw waren doopsgezind en zij voelden zich betrokken bij de gemeenten in Den Haag en Parijs. Lugt was ook een schrander zakenman en wist goed leiding te geven bij de uitvoering van grootse projecten. Hij was uiterst voorkomend en bewoog zich met groot gemak, maar was zich ook zijn eigen waarde bewust. Tegelijkertijd kon hij heel gesloten zijn.

A: Collectie en archief in de Fondation Custodia van het Institut Néerlandais in Parijs. Familiearchief, beheerd door P.J. Lugt, Den Haag.

P: Volledige bibliografie van Lugt in het hieronder genoemde artikel van Maurice Sérullaz.

L: M.F. Hennus, Frits Lugt, kunstvorser -kunstkeurder - kunstgaarder', in Maandblad voor beeldende kunsten 26 (1950) 77-140; Frits Lugt, zijn leven en zijn verzamelingen, 1949-1964. Met bijdr. van J.G. van Gelder, H. Gerson en S. de Gorter ('s-Gravenhage, 1964); J.G. van Gelder, in Jaarboek Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1970, 261-267; René Huyghe, Hommage à Frits Lugt (Parijs, 1971); Maurice Sérullaz, 'Hommage à Frits Lugt', in La revue du Louvre . . . 21 (1971) 39-44; 51-54; Treasures from the collection of Frits Lugt at the Institut Néerlandais, Paris. Uitg. door Denys Sutton ([Londen], 1976). (Werd eerder gepubliceerd in de vorm van twee speciale nummers van Apollo 104 (1976) 242-305 en 332-404).

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 956.

J. Storm van Leeuwen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013