Mensing, Antonius Wilhelmus Mari (1866-1936)

 
English | Nederlands

MENSING, Antonius Wilhelmus Mari (1866-1936)

Mensing, Antonius Wilhelmus Mari (Anton), kunsthandelaar en veilinghouder (Amsterdam 27-6-1866 - Amsterdam 24-6-1936). Zoon van Carolus Johannes Mensing, boekbinder, en Adelheid Catharina Elisabeth Trautwein. Gehuwd sinds 12-9-1895 met Anna Maria Moerbeek. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 7 dochters geboren. afbeelding van Mensing, Antonius Wilhelmus Mari

Mensing groeide op in een milieu van eenvoudige rooms-katholieke burgers, die in het boekenbedrijf werkten. Op zeer jeugdige leeftijd werd hij al door zijn vader in diens eigen bedrijf betrokken en dat bepaalde de keuze van zijn beroep: als vijftienjarige trad hij in dienst van de firma C.L. van Langenhuysen. Eigenaar was prof. J.A. Alberdingk Thijm, wiens zoon Karel deze jonge bediende terzijde moest staan in het antiquariaat, in de 'Blauwe Werelt' te Amsterdam. Toen de jonge Thijm zich aan de letterkunde was gaan wijden, kreeg Mensing er de leiding en stelde sinds 1883 diverse opmerkelijke magazijncatalogi samen.

Enkele jaren later ging de eigen bibliotheek van prof. Thijm aan het Rijk over en werd Mensing belast met de plaatsing in het nog niet geopende Rijksmuseum. Zo leerde J.Ph. van der Kellen Dz. directeur van Rijks prentenkabinet, hem kennen, die hem weer in contact bracht met F. Adama van Scheltema, hoofd van Frederik Muller & Co. In 1885 trad Mensing in dienst van deze Amsterdamse firma, was spoedig chef van het antiquariaat en onderscheidde zich door zijn bibliografische kennis.

In 1892 werd Mensing deelgenoot en verbreedde de firma Muller haar basis door zich ook op de verkoop van kunst te gaan toeleggen. Op Mensings advies begon men de, nu beroemde, rijk geïllustreerde en goed gedocumenteerde catalogi uit te geven, die ook in het buitenland aandacht trokken en dus betere opbrengsten garandeerden. In deze tijd beijverde Mensing zich ook voor de uitgave van twee werken op maritiem gebied Abel Janszoon Tasman. Journal of his discovery . . . (Amsterdam, 1898). Met medew. van prof. J.E. Heeres, en het plaatwerk Remarkable maps. . .(Amsterdam, 1894-1897. 4 dln.) met inl. van C.H. Coote.

Na de dood van Adama van Scheltema (1899), werd Mensing in 1900 enig eigenaar van Fred. Muller en bleef dat tot zijn dood. Hij wist Frits Lugt aan te trekken die, tot zijn vertrek in 1915, menig fraaie catalogus samenstelde en enige tentoonstellingen organiseerde. In 1905 verhuisde de firma naar een grotere behuizing in de Nieuwe Doelenstraat, waar de veilingen van - vaak wereldberoemde - collecties in eigen lokalen plaats vonden, zoals G. Castiglioni uit Wenen (voor bijna 2, 5 millioen in 1925) en Marczell von Nemes uit München (voor c. 1 millioen in 1928 en 1931). In deze jaren voerde Mensing een strijd voor vrijdom van invoerrechten op voorwerpen van oude kunst, die in 1915 met succes bekroond werd. In 1925 vierde hij zijn veertigste jubileum bij Muller en werd in mei 1927 benoemd tot Chevalier de la Légion d'Honneur, wegens verdiensten voor de Franse musea. In 1929 nam hij zijn zoon B.F.M. Mensing in de firma op, maar bleef actief: nog een halfjaar voor zijn dood herdacht hij, onder grote belangstelling, het feit dat hij vijftig jaren aan Frederik Muller verbonden was.

Mensings daden werden niet alleen gekenmerkt door zin voor de handel, maar ook door belangstelling op het gebied van kunsten en wetenschappen - vooral met betrekking tot de zeevaart. Hij legde diverse collecties aan, die ten dele tijdens zijn leven een definitieve bestemming vonden. Een grote verzameling fraaie boekbanden werd in 1909 door de Koninklijke Bibliotheek gekocht; de kaarten, globes en atlassen gingen naar het Maritiem museum te Greenwich, de zeevaartkundige instrumenten naar het Adler planetarium en astronomisch museum in Chicago, terwijl het Nederlandsch historisch scheepvaartmuseum (waarvan hij één van de oprichters was) de boeken over scheepvaart door schenking en aankoop verwierf. De laatstgenoemde verzameling voorzag Mensing zelf in 1923 van een catalogus. Na zijn dood bleef evenwel genoeg waardevol bezit over voor zes veilingen, van zijn bibliotheek (in 1936 en 1937), van de topografische tekeningen (in 1937), van de uitgelezen collectie schilderijen (in 1938) en van de prenten en tekeningen (in 1939).

P: Verzameling-Mensing in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam. (Amsterdam, 1923-1925. 2 dln.).

L: [A.C.A. ?] Plasschaert, Vijftig jaren in één bedrijf, A.W.M. Mensing-1 October 1935 te Amsterdam (S.l., s.a.) in het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (knipseldienst) in Den Haag; Chr.P. van Eeghen, in Amstelodamum. Maandblad voor de kennis van Amsterdam 23 (1936) 94-96; 'Anton W.M. Mensing', in Jan Storm van Leeuwen, De achttiende-eeuwse Haagse boekband . . . ('s-Gravenhage, 1976) 30-31

I: Journal of the history of collections 7 (1995) 236 [Mensing in 1935].

J. Storm van Leeuwen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013