© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A.A. van Gils, 'Moeskops, Pieter Daniel (1893-1964)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/moeskops [12-11-2013]
MOESKOPS, Pieter Daniel (1893-1964)
Moeskops, Pieter Daniel (Piet), wielrenner (Loosduinen 13-11-1893 - 's-Gravenhage 16-11-1964). Zoon van Pieter Daniel Moeskops, koopman in pluimvee, en Wilhelmina Johanna Bosman. Gehuwd met Ida Berger op 29-1-1935. Uit dit huwelijk waren geen kinderen.
Na het verlaten van de lagere school ging Moeskops werken bij zijn vader, voor wie hij op een transportfiets bestellingen rondbracht. Mede als gevolg van de oorlogsjaren 1914-1918 ging hij zich pas betrekkelijk laat op het wielrennen toeleggen. Na als amateur tweemaal de nationale baantitel sprint te hebben behaald, besloot Moeskops in 1919 beroepswielrenner op de baan te worden. Als professional zegevierde Moeskops achtmaal in de titelstrijd om het nationale kampioenschap baansprinten en werd hij vijfmaal wereldkampioen, in 1921, 1922, 1923, 1924 en 1926. Bovendien won hij tientallen belangrijke wedstrijden, van de Grote Prijs van Brussel in 1920 tot de Grote Prijs van Alis (FR.) in 1933.
Bij het baansprinten, waarbij de renners de gehele baan tot hun beschikking hebben, telt niet de snelste tijd, maar de eerste plaats. De sprinters cirkelen als insecten om elkaar heen, doen schijnaanvallen, blijven op de fiets stilstaan (sur place), versnellen plotseling (demarreren) of stoppen af, kruipen hoog in de baan of blijven laag en traag onderin. Dit spel van lagen en listen dient om de tegenstander in een zo ongunstig mogelijke positie te manoeuvreren. Baansprinten is bij uitstek een individuele sport waarbij macht, snelheid en tactiek elkaar dienen aan te vullen. Daar het professionalisme in de sport in deze periode nog maar nauwelijks was ontwikkeld, waardoor de toprenner nog niet werd omringd door een staf van coaches, mécaniciens, masseurs, artsen etc., moest Moeskops meestal alle medische, technische en tactische problemen zelf oplossen. Juist op deze beide laatste gebieden lag zijn kracht.
Niet het winnen maakte Moeskops fameus, maar de manier waarop. Urenlang was hij bezig met het uitpluizen van een gewonnen of verloren rit. Moeskops was schrander en had bovendien het talent zijn verworven kennis in de volgende ritten toe te passen, waarbij hij niets aan het toeval overliet. Omdat hij besefte dat een baansprinter zo compleet mogelijk diende te zijn, legde hij zich toe zowel op de 'korte' als de 'lange' sprint. Om zich te dwingen meer aandacht te besteden aan het rijden zelf, trainde hij vaak zonder voetriemen. Hierdoor kwam hij meer uitgebalanceerd op de fiets te zitten. Daar Moeskops zwaar van postuur was (afgetraind woog hij 100 kg.) besteedde hij veel aandacht aan het soepeler maken van de bewegingen van enkels en voeten. In oefenritten testte hij regelmatig de verhouding van de lengte der cranks t.o.v. het achtertandwiel. Omdat Moeskops scherp observeerde was hij in staat zijn tegenstander door en door te kennen en kon derhalve diens zwakheden meedogenloos uitbuiten. Zo wist hij vóór een rit tegen de Zwitser Ernst Kaufmann de plaats op de baan aan te wijzen waar Kaufmann zijn aanval zou plaatsen, waar deze zijn hoogste snelheid zou hebben en waar hij hem zou verslaan. Moeskops liet zijn tegenstander zo lang als het kon in het ongewisse over zijn bedoelingen en probeerde hem waar mogelijk zijn rit op te leggen. Een tegenstander had voor hem pas klasse als hij niet wist wat deze ging ondernemen. In tegenstelling tot de meeste andere renners had hij geen afkeer van ritten waarin niet twee maar drie of zelfs vier renners tegen elkaar uitkwamen. De gelegenheid waarbij Moeskops al zijn technische en tactische bekwaamheden ten volle etaleerde was in de finalerit om het wereldkampioenschap 1923 te Zürich waar hij de Fransman Gabriël Poulain, min of meer zijn type, volledig overklaste. De zekerheid dat praktisch niets hem kon verrassen gaf Moeskops veel zelfvertrouwen en droeg er toe bij dat hij de naam kreeg van bijna onoverwinnelijk te zijn.
Teleurstellingen zijn Moeskops echter ook niet bespaard gebleven zoals bij de wereldkampioenschappen 1925 te Amsterdam. De onderhandelingen hierover verliepen niet vlot waardoor Moeskops gedeprimeerd en te laat aan de start kwam. Voor eigen publiek bracht hij het niet verder dan de halve finale. Kritiek was er ook op de wijze waarop Moeskops na het behalen van een triomf grootscheeps werd ingehaald. Wat zuurtjes vermeldden sommige kranten dat de natuurkundigen Einstein of Keesom dergelijke huldigingen nooit te beurt waren gevallen. Het einde van Moeskops actieve loopbaan werd verhaast door een zware operatie (complicatie van blinde darm en buikvliesontsteking)in 1930.
Het wielrennen heeft Moeskops geen windeieren gelegd. Het 'grote' geld verdiende hij in de V.S. dank zij de in Europa behaalde titels en successen. Baanwedstrijden waren toen in de V.S. geweldig populair en Moeskops, met zijn natuurlijke flair, was er een graag gezien wielrenner. Het bijeengefietst vermogen heeft hij, het kan haast niet anders, met grote zorg beheerd.
Met Moeskops kreeg de baansprint een ander karakter omdat was aangetoond dat een sprintwedstrijd meer inhield dan zo snel mogelijk van de tegenstander wegfietsen en dat niet uitsluitend lichamelijke eigenschappen de doorslag hoefden te geven. Moeskops wist verband te leggen tussen snelheid en gemoedstoestand. Zijn haast academische benadering van het baansprinten tilde deze sport op het niveau waardoor deze de eretitel verwierf van 'de hogeschool' van het wielrennen. Dat Nederland nog jarenlang grote baansprinters heeft gekend, was niet op de laatste plaats Moeskops' verdienste.
L: Joris van den Bergh, Te midden der kampioenen Ie dr. (Amsterdam, 1942); 5e dr. (Amsterdam, 1964); G. Schuurman, 'Piet Moeskops', in Het Vrije Volk, 11-11-1963; Evert van Mokum, 'Te midden der kampioenen was Moeskops een der grootsten' in Wielersport 13 (1964) 38 (19 november).
I: Joris van den Bergh, Te midden der kampioenen ; 4e dr. (Amsterdam, 1947) afbeelding tegenover pagina 19.
A.A. van Gils
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013