Paredis, Joannes Augustinus (1795-1886)

 
English | Nederlands

PAREDIS, Joannes Augustinus (1795-1886)

Paredis, Joannes Augustinus, bisschop van Roermond (Bree in België 28-8-1795 - Roermond 18-6-1886). Zoon van Henricus Paredis, landbouwer, en Maria Reijnders. afbeelding van Paredis, Joannes Augustinus

Paredis' middelbaar onderwijs was gebrekkig. Vermoedelijk ontving hij onderricht van de augustijn Göbbels, kapelaan te Bree. In 1815 werd hij ingeschreven als student aan het groot-seminarie te Luik, waar hij twee jaar cursussen in de filosofie en vier jaar onderwijs in de theologie volgde. Volgens de testimonia over de jaren 1815-1821 was hij een middelmatig student. Zijn priesterwijding, door de aartsbisschop van Mechelen F.A. de Méan, vond plaats op 25 maart 1821. Na zijn wijding werd Paredis door de Luikse kapittelvicaris J.A. Barret, die, bij ontstentenis van een bisschop, het bisdom Luik bestuurde, tot kapelaan van de parochie van St. Christoffel te Roermond benoemd. Van 1827 tot eind 1828 beheerde hij de hulpkerk. Kapel in 't Zand, te Roermond. Daarna volgde zijn benoeming tot pastoor in Herkenbosch. In mei 1830 werd hij pastoor van de St. Christoffel te Roermond. Toen Roermond in 1833 tot dekenaat werd verheven, werd Paredis pastoor-deken.

Na de afscheiding van België stond Roermond van 1830 tot 1839 onder Belgisch bestuur. Paredis koos noch voor het Belgische noch voor het Nederlandse bewind. Wel maakte hij van de grotere vrijheid van manifestatie van het religieuze leven gebruik en wist hij binnen de mogelijkheden die het Belgisch bewind hem toestond, een traditie op te bouwen, waarop hij zich na 1840 telkens weer zou gaan beroepen.

Paredis' voorzichtigheid en tact inzake de politieke spanningen van de status-quo tijd vonden waardering bij de Luikse bisschop mgr. C.R.A. van Bommel en bij andere Limburgse dekens. In zijn goede faam werd wel de voornaamste grond gevonden voor zijn benoeming in 1840 tot apostolisch administrator van het vicariaat Limburg en voor de spoedig daarop volgende verheffing tot bisschop van Hirene i.p.i.

Opvallend is dat deze, zelf gebrekkig gevormde, bisschop binnen korte tijd een aantal katholieke middelbare scholen in het vicariaat Limburg, sedert 1853 het bisdom Roermond, wist op te richten of reeds bestaande scholen van de gemeentelijke overheden overnam en onder leiding van zijn diocesane clerus stelde. Startte reeds op 19 oktober 1841 het groot-seminarie te Roermond met een filosofie- en theologieopleiding, in 1843, toen Paredis de gebouwen van Rolduc (Kerkrade) van het bisdom Luik kon overnemen, richtte hij de kostschool Rolduc in, waar hij naast het klein-seminarie van het bisdom ook de filosofieopleiding van Roermond plus een handelsschool en een normaalschool voor onderwijzers vestigde. De colleges van Roermond en Weert werden in 1851 onder de leiding van de diocesane geestelijkheid gesteld. Te Venray vond hij in 1844 de Franciscanen bereid en te Sittard in 1850 de Jezuïeten om middelbare scholen onder hun hoede te nemen.

Elders, ook in Brabant, was men tot dan toe niet verder gekomen dan het oprichten van klein-seminaries. Aanvankelijk had Paredis te weinig oog voor de vakbekwaamheid van de leraren, later zou hij als eerste Nederlandse bisschop zijn priesters naar de Nederlandse universiteiten sturen om daar een profaan vak te gaan studeren.

In zijn onderwijsbeleid volgde Paredis de leidraad van zijn vroegere bisschop mgr. C.R.A. van Bommel, die in zijn Exposé des vrais principes sur l'instruction . . . (Luik, 1840) niet van een neutrale school, maar evenmin van een aparte instelling van katholiek onderwijs sprak. Het openbare karakter van de lagere scholen achtte Paredis niet bezwaarlijk, omdat hij via katholieke onderwijzers in deze scholen de vrije verkondiging van het katholieke geloof in de scholen gewaarborgd zag. Aan het principe van vrijheid van onderwijs op een vrije school onder een eigen bestuur zonder overheidsbemoeiing hield Paredis niet vast. Deze beleidslijn bracht hem in botsing met zijn collega's in de andere bisdommen, speciaal in Utrecht en Haarlem, die aan de Bovenmoerdijkse openbare school het protestantse karakter wensten te ontnemen en voor godsdienstloosheid van de lagere scholen pleitten. Voor de minderheidspositie van de katholieken in de bisdommen Utrecht en Haarlem had Paredis te weinig oog. Zijn collega uit Haarlem G.P. Wilmer schilderde Paredis af als een provincialist en een negatieve partner in de leiding van de katholieke kerk in Nederland.

Ook voor de verlangens van de Noordnederlandse geestelijkheid en leken, die, behalve voor bijzonder onderwijs, ook voor de afschaffing van het recht van placet, vrijheid van organisatie en van viering van de eredienst en deelname van katholieken aan het landsbestuur pleitten, kon hij moeilijk enig enthousiasme opbrengen. Onder gezamenlijke supplieken van het Nederlandse episcopaat ten aanzien van deze kwesties zette hij, zij het niet van ganser harte, zijn handtekening, maar wanneer hij bemerkte dat de koning of de regering niet gunstig reageerden, trok hij zich weer snel, met de nodige excuses, terug. Voor het gezag, de wet, maar vooral voor de koning en diens representanten had Paredis een heilige eerbied. Ook hier was een zeker opportunistisch provincialisme Paredis niet vreemd.

Voor de conservatieve bisschop waren de liberalen veel gevaarlijker en onbetrouwbaarder dan de protestanten. Paredis liet niet af tegen alle revolutie en alle democratie te waarschuwen. Dit bleef ook na 1853 een van de vaste thema's in de vastenbrieven van deze bisschop, wiens staatkundige begrippen die van een patriarchaal ancien régime waren. Ook hamerde Paredis telkens weer op het gevaar van een groeiende onverschilligheid in religieus opzicht en meer nog op de openlijke aanvallen op het traditionele katholicisme, dat voor hem in de persoon van paus Pius IX belichaamd werd. Heel graag onderschreef de Roermondse bisschop de van vele kanten bekritiseerde 'Syllabus' (1864). Hij kondigde hem direct af in zijn diocees en kwam er in de volgende jaren in zijn vastenbrieven gretig op terug. Allen die de positie van de paus aantastten, scheerde hij over één kam of dat nu de Italiaanse nationalisten, de vrijmetselaars, de protestanten, de socialisten of de jong-liberalen waren. Via het sedert 1856 te Roermond verschijnende Nieuwsblad, dat al spoedig de naam van Maas- en Roerbode ging dragen, poogde hij zijn diocesanen te vormen in de geest en de leefwijze die hij voor een katholiek wezenlijk achtte. Encyclieken en toespraken van de paus alsook eigen vastenbrieven liet hij hierin afdrukken om de katholieken op deze wijze de leer van Rome op het hart te binden.

Paredis' geestelijke mentaliteit werd gekenmerkt door grote eenvoud. Pastoraal ingesteld als hij was, had hij geen behoefte aan een romantische zucht naar een zegepralende kerk. Hij wilde het evangelie concreet verkondigen en door zijn eigen voorbeeld, priesters en kerkvolk leren hun dagelijkse plichten stipt te volbrengen. Zijn diocesanen bleef hij aansporen zich de mentaliteit van het evangelie eigen te maken. Daarna[ast] benadrukte hij de geest van verbondenheid met Christus, die als trouwe zoon van de vader, diens Wil vóór alles volgde. Het gebed moest, volgens de Roermondse bisschop, daarom ook in de eerste plaats lofprijzing en pas in de tweede plaats smeekbede zijn. Vooral de heiligen stelde hij graag ten voorbeeld aan zijn kerkvolk. Minachting voor de oude volksdevoties wees Paredis af, maar ook oppervlakkigheid alsmede overdrijvingen in dezen.

In zijn overbezorgdheid voor het geestelijk heil van de zijnen kwam de Roermondse herder wel eens tot uitspraken en maatregelen die niet steeds getuigden van een adequate beoordeling van praktijken en evenementen die hij gevaarlijk achtte. Paredis besefte dat zijn houding reacties moest uitlokken. Degenen onder zijn geestelijken die zelf wilden uitmaken hoe de kerk in Limburg moest handelen, zouden ervaren dat Paredis strikte gehoorzaamheid aan zijn visies eiste en hij eenheid in denken en doen de absolute voorwaarde noemde om zijn gelovigen te redden uit de verwardheid die sinds de Franse tijd in Limburg geheerst had. Vooral in zijn nadagen zou Paredis ervaren dat hij bij een deel van zijn eigen clergé niet bijzonder geliefd was.

De sociale begrippen van deze bisschop in wiens dagen schromelijke mistoestanden in de Maastrichtse aardewerkindustrie heersten, waren statisch. Het bewustzijn van de noodzaak van nieuwe rechtvaardiger sociale verhoudingen was hem vreemd. Het enige antwoord dat hij op het pauperisme van de landarbeiders en fabrieksarbeiders meende te moeten geven was caritas in de traditionele zin. Paredis verwachtte alles van het liefdebetoon van de burgerij en van de goede zorgen van religieuzen, broeders en zusters die hun zorgen aan de armsten wijdden.

Paredis heeft na de dood van zijn vicaris-generaal H.J. Oomen in 1859 het bisdom Roermond alleen bestuurd. Toen hij in 1869 een coadjutor aan Rome vroeg, gaven zijn collega 's-bisschoppen in de kerkprovincie aan Rome te kennen dat geen van de door Paredis voor dit ambt voorgestelde kandidaten in staat zou zijn Paredis' beleid om te buigen. Op Romes verzoek een vicaris-generaal aan te stellen of zich van een wijbisschop te bedienen ging Paredis niet in. Op een vicaris-generaal zonder bisschopswijding stelde Paredis geen prijs. Een jaar vóór zijn dood kreeg de negentigjarige bisschop eindelijk een coadjutor, in de persoon van de zeventigjarige Roermondse deken F.A.H. Boermans, die hem van 1840 tot 1865 als secretaris terzijde had gestaan.

A: Archief-Paredis in het archief van het bisdom Roermond.

L: E. Janssen, 'Mgr. J.A. Paredis, tweede stichter van Rolduc, 1840-1886', in Rolduc 1843-1943 (Kerkrade, 1948) 20-44; E. Janssen, 'Mgr. J.A. Paredis en het Middelbaar Onderwijs te Roermond tot en met 1841', in Historische opstellen over Roermonden omgeving (Roermond, 1951) 343-367; L.J. Rogier en N. de Rooy, In Vrijheid Herboren . . . (Den Haag, 1953); L.J. Rogier, Katholieke Herleving . . . (Den Haag, 1956); J.M. Gijsen, 'Joannes Augustinus Paredis (1795-1886) pastoor-bisschop van Roermond . . .', in Archief voor de Geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland 8 (1966) 129-161; idem, Joannes Augustinus Paredis (1795-1886) bisschop van Roermond, en het Limburg van zijn tijd (Assen, 1968).

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2a13415 [Portret: F. Molenaar].

M.G. Spiertz


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013