Pompe, Willem Petrus Joseph (1893-1968)

 
English | Nederlands

POMPE, Willem Petrus Joseph (1893-1968)

Pompe, Willem Petrus Joseph, hoogleraar strafrecht, strafprocesrecht en criminologie (Utrecht 10-3-1893 - Utrecht 26-7-1968). Zoon van Cornelis Andreas Pompe, koopman in granen, en Johanna Maria Alijda Brom. Gehuwd op 4-4-1923 met Petronella Cornelia Maria Jacoba Muijser. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 3 dochters geboren. afbeelding van Pompe, Willem Petrus Joseph

Na het stedelijk gymnasium te Utrecht te hebben doorlopen, begon Pompe in 1911 zijn rechtenstudie te Utrecht, die in 1914 onderbroken werd door de mobilisatie. In 1921 promoveerde hij cum laude op het proefschrift Beveiligingsmaatregelen naast straffen bij prof. D. Simons te Utrecht. Twee jaar was Pompe werkzaam in de advocatuur, eerst te Amsterdam, daarna in Deventer. In 1923 werd hij extraordinarius en in 1926 Ordinarius in het strafrecht, strafprocesrecht en criminologie te Nijmegen. Ook gaf hij enige tijd college te Groningen in de plaats van prof. J. Simon van der Aa. In 1928 volgde zijn benoeming tot hoogleraar te Utrecht, als opvolger van prof. Simons, aan welke universiteit hij tot zijn aftreden in 1963 verbonden bleef, afgezien van de jaren 1943 tot 1945 toen hij zijn ambt niet wenste uit te oefenen en onderdook. Naast het hoogleraarschap vervulde Pompe verschillende andere functies o.a. het voorzitterschap van de Centrale Raad van Advies voor het gevangeniswezen, Psychopatenzorg en de Reclassering; raadsheer in de Bijzondere Raad van Cassatie; voorzitter -van Pax Romana, de internationale organisatie van katholieke academici; voorzitter van de strafrechtelijke sectie van de Beneluxcommissie tot eenmaking van het recht. Zijn zo arbeidzaam leven werd beloond met een groot aantal hoge zowel binnen- als buitenlandse onderscheidingen, eredoctoraten van de Universiteit van Gent en Leuven, alsmede het lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (1950).

Pompe stond bekend als een eenvoudig en karaktervast man. Als rooms-katholiek, gedragen door een groot geloof, liet hij zich niet door uiterlijkheid en schijn beroeren. Een man ook, aan wie het leed niet is voorbijgegaan: de bezettingstijd en het overlijden van één van zijn zoons troffen hem zeer. Prof. G.Th. Kempe kenschetste hem in zijn uitstekende 'Herdenking van Willem Petrus Joseph Pompe' met de woorden 'waarde en waardigheid'. Hij was een autoriteit, die evenwel steeds openstond voor nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap, kerk en politiek, ja, zijn tijd vooruit was. Pompe was vooral een jurist met een diep menselijk gevoel: getuige de titel van de bundel opstellen die hem in 1963 bij zijn afscheid als hoogleraar werd aangeboden Rechtvaardigheid en menselijkheid, en zijn eigen voordracht bij deze gelegenheid Strafrecht en vertrouwen in de medemens. Centraal in zijn leven stond het door hem in 1934 te Utrecht opgerichte Criminologisch Instituut, dat sinds 1974 zijn naam draagt. Het werd zijn tweede tehuis, en aldus creëerde Pompe met zijn naaste medewerkers (o.a. prof. G.Th. Kempe en prof. P.A.H. Baan) hetgeen de Franse hoogleraar J. Léauté later 'l' école d' Utrecht' zou noemen, een school, die gekenmerkt werd door de nadruk die zij legde op de persoon van de dader; zoals prof. J.M. van Bemmelen het uitdrukte (Nederlands Juristenblad (N J B) 43 (1968) 727): 'een theorie... die tot hoofdinhoud had, dat gedurende de gehele strafrechtelijke berechting en behandeling allen, die met de delinquent in aanraking komen, moeten proberen hem als mens tot mens te ontmoeten.' Nog tijdens zijn leven, in 1966, kreeg een ander Instituut reeds zijn naam: de 'Prof. Pompe Kliniek' te Nijmegen ten behoeve van psychisch gestoorde delinquenten. Grote betekenis en invloed had Pompe ook als docent. Velen gaven de wens te kennen bij hem te promoveren. Daarnaast kreeg zijn Handboek van het Nederlandse strafrecht (5e dr. 1959) grote bekendheid. Veel aandacht wordt in dit, het algemeen deel van het strafrecht betreffende, werk, besteed aan de 'straffen en maatregelen'. Pompes uitgangspunt was de zogenaamde vergeldingsleer: 'De straf is vergelding van de, aan schuld te wijten, normovertreding (verstoring der rechtsorde), en tevens als sanctie ondergeschikt aan de doelstelling van een sanctie, nl. de handhaving der rechtsorde, evenals aan de doelstelling van de gehele rechtsorde, nl. de behartiging van het algemeen welzijn' (p. 10). Pompe keerde zich tegen de lange gevangenisstraf (1957) en wilde de termijn, waarna voorlopige invrijheidstelling mogelijk is, bekorten (1952); op grond van zijn overwegingen verzocht hij in 1963 te zamen met Van Bemmelen om gratie te verlenen aan vier Duitse oorlogsmisdadigers die nog in Nederlandse gevangenschap verkeerden. Deze gratie werd niet verleend en zou nog lang na Pompes dood een slepende affaire blijven. Van historisch wetenschappelijk belang is zijn Geschiedenis der Nederlandse strafrechtswetenschap sinds de codificatiebeweging, in Geschiedenis der Nederlandsche rechtswetenschap; men vindt er onder meer het leven en werken van belangrijke Nederlandse strafrechtjuristen. Nog op ander gebied dient Pompes invloed genoemd te worden, namelijk op de rechtspraak. Van 1931 tot 1967 was Pompe annotator in de Nederlandse Jurisprudentie. Sinds 1946 maakte hij deel uit van de redactie. Bij zijn afscheid in 1967 werden zijn noten gekarakteriseerd als 'toonbeelden van heldere bedachtzaamheid', waarmee hij een 'grote en uiterst heilzame invloed op de ontwikkeling van onze rechtspraak heeft gehad' (NJB 42 (1967) 1073).

P: Zie voor bibliografie Tijdschrift voor Strafrecht 72 (1963) 497-507 en postume uitgave van Vijf opstellen. Met een herdenking van G.Th. Kempe (Zwolle, [1975]).

L: Rechtvaardigheid en menselijkheid. Opstellen aangeboden in het Tijdschrift voor Strafrecht aan prof.mr. W.P.J. Pompe bij gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar (Leiden, 1963); G.Th. Kempe, in Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1968-1969, 263-270; J.J.M. van der Ven, 'Een leven van hoog niveau', in . De Tijd, 27 juli 1968.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1169.

W.G.Ph.E. Wedekind


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013