Smitskamp, Hendrik (1907-1970)

 
English | Nederlands

SMITSKAMP, Hendrik (1907-1970)

Smitskamp, Hendrik, hoogleraar geschiedenis ('s-Gravenhage 7-3-1907 - Amsterdam 5-8-1970). Zoon van Herman Smitskamp, broodfabrikant, en Jannetje Adriana Ceelen. Gehuwd 1-4-1937 met Alida Gijsberta de Gooijer. Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren.

Smitskamp doorliep in zijn geboortestad de christelijke HBS en deed in 1926 staatsexamen om de studie in de geschiedenis te kunnen volgen. Zijn kandidaatsexamen legde hij af in 1931, het doctoraal in 1934, beide aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Die keus sprak voor Smitskamp vanzelf. Bij zijn intrede als hoogleraar aan diezelfde universiteit in 1947 getuigde hij nadrukkelijk van zijn 'liefde voor de gereformeerde beginselen', hem van jongs af door zijn ouders ingeprent. Geestelijke herkomst en studiekeuze hebben beide gelijkelijk Smitskamps levensloop bepaald. Smitskamp de historicus was nuchter, zakelijk en professioneel; kamergeleerde uit overtuiging, niet omdat hij de aanleg voor breder maatschappelijke ontplooiing miste. Maar er was ook Smitskamp de adept van Kuypers Vrije Universiteit, die door haar stichter niet alleen bedoeld was om geestverwanten te vormen in de wetenschap, doch tevens om hen te leren de verworven kennis in eigen kring vruchtbaar te maken. Die twee motieven waren in Smitskamps leven naast elkaar aanwezig vanaf het ogenblik dat hij in de openbaarheid trad. Als jong leraar in Alphen aan de Rijn en later Den Haag begon hij dadelijk zijn dissertatie voor te bereiden, die in 1940 verscheen onder de titel Groen van Prinsterer als historicus (Amsterdam, 1940). Tegelijk deed men weldra van vele kanten een beroep op hem om een breder publiek van dienst te zijn. Smitskamp werd gevraagd voor radiolezingen van de NCRV, artikelen in De Standaard, studieschetsen voor gereformeerde jeugdverenigingen. Het uitbreken van de oorlog in mei 1940 leek beide wegen af te snijden. Op uitdrukkelijk verzoek van Colijn bleef Smitskamp een tijd lang aan De Standaard meewerken, Maar voor zijn beschouwingswijze van het verleden bleek spoedig de ruimte te ontbreken. Een populair boekje onder de titel 'Wat heeft Groen van Prinsterer ons vandaag te zeggen?' kwam begin 1941 niet door de censuur heen. Het zou pas in 1945 onder dezelfde titel verschijnen. Een kans tot wetenschappelijk werk bood hem zijn leermeester A.A. van Schelven, die Smitskamps medewerking vroeg voor zijn uitgave 'Het calvinisme gedurende zijn bloeitijd'. Smitskamp voelde zich met auteur en onderwerp sterk verbonden, doch wees het aanbod om politieke redenen af. Misschien hebben de oorlogservaringen hem wel geholpen zijn keus te maken tussen popularisatie en wetenschap. 'Mijn populaire boekje over Groen, mijn krantengeschrijf, drongen mij in een richting die ik toch eigenlijk niet uitwilde', zei hij zelf in 1943 (archief-Risseeuw in VU). Een enkele maal liet hij zich sindsdien nog weleens overhalen. Maar hij kwam er gaandeweg minder toe de popularisatie te beoefenen in de verlangde trant, 'evangeliserend-apologetisch', zoals een Weekbladredactie het in 1945 uitdrukte. Wel aanvaardde hij in 1954 het voorzitterschap van de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, een functie die hij tot 1966 heeft bekleed. Doch het tijdvak van de evangelische apologetiek had hij achter zich gelaten.

Smitskamps heroriëntatie op de zuivere wetenschap wordt gemarkeerd door zijn benoeming tot hoogleraar aan de Vrije Universiteit in 1947. Zijn leeropdracht omvatte eerst geschiedenis van de middeleeuwen en de tijd van reformatie en contrareformatie, na Goslinga's aftreden in 1956, werd het geschiedenis van de nieuwe tijd en historiografie, in 1967 vaderlandse geschiedenis van de nieuwe tijd, met behoud van de historiografie. Smitskamp bleef geneigd zijn onderzoek af te stemmen op de vraag die hem vanuit het veld bereikte. Het resultaat ligt daarom verspreid in artikelen voor een groot aantal bundels en verzamelwerken. Zijn beste bijdragen betreffen de Nederlandse historiografie (Stijl, Perizonius) en het gereformeerd protestantisme van de negentiende eeuw. De beide lijnen vallen samen in wat Smitskamps belangrijkste publikatie is gebleven, het proefschrift over Groen van Prinsterer als historicus. Smitskamp was Groeniaan in die zin, dat hij de geschiedenis vooral beschouwde als een strijd der geesten. De Franse revolutie omschreef hij eens als 'de toepassing van verlichte denkbeelden op het staatkundige en sociale leven'. Anderzijds was zijn benadering van Groen koeler en afstandelijker dan men in 1940 aan de Vrije Universiteit wellicht verwacht zou hebben. Zijn werk had daardoor een algemenere bruikbaarheid. Als voorzitter van de examencommissie MO-geschiedenis en als eerste voorzitter van de onder zijn leiding gevormde Sectie Geschiedenis van de Academische Raad nam hij meer dan zijn voorgangers deel aan het Nederlandse historische bedrijf. Zeker heeft daartoe ook zijn weinig polemische natuur bijgedragen, die in zijn wetenschappelijk werk eveneens goed zichtbaar is. Hij nam in zijn publikaties duidelijk stelling, maar prikkelde niet tot discussie.

Smitskamps produktiviteit is in de jaren zestig sterk afgenomen. Een ernstige ziekte dwong hem zich te beperken tot de allernoodzakelijkste plichten. Een manuscript over de geschiedenis van de antirevolutionaire richting in de negentiende eeuw bleef onvoltooid achter.

A: Collectie-Smitskamp in Archief Vrije Universiteit.

P: Calvinistisch nationaal besef in Nederland vóór het midden der 17de eeuw ('s-Gravenhage, 1947); Oranje en Nederland (Amsterdam, 1949); 'Inleiding' op 'Christelijk verweer', en 'Reformatorisch verweer', in Cultuurgeschiedenis van het Christendom. [Onder red. van J. Waterink e.a.]. (Amsterdam [enz.], 1951) IV, 228-276; Groen van Prinsterer, Ongeloof en revolutie. Nieuwe uitgaaf door H. Smitskamp (Franeker, [1952]); 'Simon Stijl als verlicht geschiedschrijver', in Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden 6 (1952) 199-217; 'Perizonius en de crisis der geschiedwetenschap in de 17de eeuw. (Het historisch pyrrhonisme)' in Verslag . . . van het Historisch Genootschap ... 68 (1953) 47-68; Een keerpunt in de voorgeschiedenis der vrije Universiteit (Kampen, 1961); 'Van lotwissel en menigerlei geval (1553-1593)', in 500 jaren Staten-Generaal in de Nederlanden (Assen, 1964) 28-63.

L: Gegevens betreffende de Vrije Universiteit (Kampen, 1955) ; W.J. Wieringa, in Jaarboek van de Vrije Universiteit 1970, 29-38; M. van Os, 'Klein eerbetoon aan prof.dr. H. Smitskamp', in De Standaard. Orgaan van de vereniging van studenten geschiedenis aan de Vrije Universiteit 1971, 17-19. VU Bibliotheek.

A.Th. van Deursen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013