© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: A.P. van Nienes, 'Welderen baron Rengers, Wilco Julius van (1835-1916)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/welderen [12-11-2013]
WELDEREN BARON RENGERS, Wilco Julius van (1835-1916)
Welderen baron Rengers, Wilco Julius van, gemeentebestuurder, volksvertegenwoordiger en parlementair historicus(Leeuwarden 14-11-1835 - Leeuwarden 21-2-1916). Zoon van Willem Carel Gerard van Welderen baron Rengers, grietman en statenlid, en Quirina Jacoba van Andringa de Kempenaer. Gehuwd sinds 26-10-1864 met Catharina Theresia Looxma. Uit dit huwelijk werden 5 zoons en 4 dochters geboren.
Rengers stamde uit een Friese tak (Van Welderen) van een Groningse familie. Het geslacht had veel politieke invloed. Hij bezocht de Latijnse school te Leeuwarden en de kostschool Kaptein te Barneveld. Na zijn staatsexamen studeerde hij rechten te Utrecht en promoveerde in 1861. Rengers werd daarop advocaat in zijn geboortestad (1861-1877) en bekleedde een tijdlang het Rijksadvocaatschap in Friesland (1866-1876).
Hoewel de kiesvereniging hem niet liberaal genoeg vond, werd Rengers in 1865 tot lid van de Leeuwarder gemeenteraad gekozen. In 1867 liet hij zich overhalen om wethouder te worden. Het jaar 1877 bracht Rengers de benoeming tot burgemeester. Hij bleef raadslid. Tijdens zijn bewind werden belangrijke maatregelen genomen op het gebied van onderwijs en van volksgezondheid. De strijd om de plaats van het beurs- en waaggebouw werd beslecht. In 1883 wenste de burgemeester echter niet voor herbenoeming in aanmerking te komen, hoogstwaarschijnlijk door de tegenwerking, die hij van twee van de drie wethouders ondervond. In 1884 beëindigde hij ook het raadslidmaatschap.
Inmiddels was Rengers in 1883 bij herstemming in de Friese Staten gekomen. Het volgend jaar was hij enige maanden lid van de Tweede Kamer voor Dokkum, dat hem in 1885 weer afvaardigde. Omdat hij in de onderwijskwestie een te verzoenend standpunt innam, werd hij in 1888 niet herkozen. Ook op andere gebieden was hij geen uitgesproken partijman.
Maar hetzelfde jaar kwam Rengers in de Eerste Kamer, waar hij zijn bestemming vond, al behoorde hij er niet tot de meest vooraanstaanden. In 1905 trad hij uit de Liberale Unie, die hij te vooruitstrevend vond. Rengers verliet de Kamer in 1913. Onderwijs, economie, landbouw, gevangeniswezen en sociale vraagstukken hadden in en buiten de volksvertegenwoordiging zijn belangstelling. Rengers was van 1894 tot 1901 curator van de Groningse Universiteit en van 1881 tot 1889 voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging voor Gemeentebelangen, in welke functie hij ijverde voor een pensioenfonds voor gemeenteambtenaren. Deze rijke Friese grootgrondbezitter schijnt als pachtheer een goede naam te hebben gehad. Een zekere gematigdheid en bescheidenheid waren hem eigen.
Rengers is echter vooral bekend door zijn nog steeds gebruikte Schets eener parlementaire geschiedenis van Nederland, die enige herdrukken en een geannoteerde uitgave kreeg. Hij was één van de eerste schrijvers over parlementaire geschiedenis. In zijn werk behandelde hij de stof praktisch geheel per ministerie. Er viel een nadruk op wetten en instellingen. Achtergronden werden weinig gegeven, De Handelingen... waren de voornaamste, maar niet de enige bron. De Schets... heeft iets te weinig niveau, om de kwalificatie wetenschappelijk te verdienen, al is het een degelijk en nuttig boek, vooral ook als naslagwerk nog steeds onmisbaar. Anderen bezorgden vervolgdelen over latere perioden.
P: Beschouwingen over het verband tusschen het Burgerlijk Regt en de Staathuishoudkunde (Utrecht, 1861). Proefschrift Utrecht; Schets eener parlementaire geschiedenis van Nederland sedert 1849 ('s-Gravenhage, 1889-1893. 2 dln. 4e dr. 1948. Met aant. van C.W. de Vries.).
L: G.A. Wumkes, in Eigen Haard 42 (1916) 217; Sljucht en Rjucht 20 (1916) 81-82; Nederlandse Vereeniging 'Onze Vloot" 8 (1916) 87; H.J. Romeijn, in Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en levensberichten harer afgestorven medeleden 1916-1917, 197-214; R. Visscher, in De Vrije Fries 25 (1917) 126-133.
I: De Vrije Fries 25 (1917) Afbeelding tegenover pagina 126.A.P. van Nienes
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013