Blom, Durk van (1877-1938)

 
English | Nederlands

BLOM, Durk van (1877-1938)

Blom, Durk van, jurist en econoom (Leeuwarden 19-12-1877 - Leiden 29-11-1938). Zoon van Jarich Gelinde van Blom, griffier van de Provinciale Staten van Friesland, en Catharina Margaretha Duursma. Gehuwd op 5-8-1902 met Emma Helena van der Goot. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. afbeelding van Blom, Durk van

Van Blom doorliep de gymnasiale opleiding in zijn geboortestad en studeerde van 1896 tot 1900 rechten - overigens is hij met economie niet verder gekomen dan de gemiddelde student voor zijn kandidaatsexamen nodig had - aan de Leidse universiteit. Aldaar promoveerde hij in 1900 op stellingen tot doctor in de rechtswetenschap. Vervolgens werd hij begin 1901 adjunct-commies bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Op 1 juli 1901 werd hij als opvolger van R. Macalester Loup hoofdredacteur van Het Vaderland, het officiële orgaan van de linkse Liberale Unie. Hij werd daartoe aangezocht door H. Goeman Borgesius, president-commissaris van dat dagblad, op aanbeveling van zijn leermeester prof. J. Oppenheim. Bij dat blad gaf hij algemene leiding en schreef hij de hoofdartikelen en de kameroverzichten. Eind 1906 legde hij het hoofdredacteurschap neer na een principieel verschil van mening met de raad van beheer over de vrijheid naar eigen inzicht politieke meningen te verkondigen. Daarna vestigde Van Blom zich als repetitor in het staatsrecht en de staathuishoudkunde te Leiden. Zijn economische belangstelling bleek in deze periode ook uit tijdschriftpublikaties. Na een half jaar repetitorschap volgde, na het aftreden van prof. B.H. Pekelharing, een aanstelling tot hoogleraar in het staats-, administratief- en handelsrecht te Delft. De leeropdracht werd in 1908, bij het vertrek van prof. C.A. Verrijn Stuart naar de Groninger universiteit, gewijzigd in economie en arbeidsrecht. Dit hoogleraarschap werd in 1915 ingewisseld voor de leerstoel staathuishoudkunde en statistiek aan de juridische faculteit der Leidse universiteit, ter opvolging van prof. H.B. Greven, Van Bloms leermeester. Verder was Van Blom vanaf 1913 aan de toen gestichte Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam buitengewoon hoogleraar in het financiewezen der openbare lichamen en sinds 1925 tevens hoogleraar in de handels- en scheepvaartpolitiek aan de Hoogere Marine Krijgsschool te 's-Gravenhage.

In zijn Delftse jaren was Van Blom ook lid van de gemeenteraad in die stad. Sinds 1909 was hij opgenomen in de redactie van De Economist en sinds 1913 in die van De Gids, in beide redacties zou hij tot zijn dood zitting hebben. Vele van zijn publikaties verschenen in deze tijdschriften, alsmede in de Economisch-Statistische Berichten. Sinds 1929 was Van Blom lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Tevens was hij vanaf 1928 voorzitter van de Maatschappij voor Nederlandsche Letterkunde te Leiden (lid sinds 1910). Ook maakte hij deel uit van diverse staatscommissies en van besturen van instellingen van algemeen belang. Hem viel een eredoctoraat in de rechtswetenschap aan de universiteit van Edinburgh ten deel.

Een doorwrochte wetenschappelijke studie in boekvorm is niet uit Van Bloms pen voortgekomen. Wel verschenen van zijn hand zeer vele artikelen en boekbesprekingen, waaruit een veelzijdige en creatieve belangstelling bleek, ook buiten het gebied van recht en economie. In economisch-theoretisch opzicht toonde Van Blom zich, zoals bijna de gehele economengeneratie in Nederland vóór 1940, een aanhanger van de neoklassieke economie en speciaal de Oostenrijkse school van de zogenaamde grensnuttheorie (Carl Menger, Eugen von Böhm-Bawerk). Hierop sloten Van Bloms liberale economische opvattingen aan. Deze opvatting manifesteerde zich in de bestrijding van marxisme en socialisme, die hij aanmerkte als utopie in plaats van wetenschap. In dit kader verdedigde hij ook von Böhm-Bawerks theorie van de kapitaalrente en bestreed hij het Socialisatierapport (1920) van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Zijn liberalisme kwam tevens tot uiting in de bestrijding van het internationale handelsprotectionisme.

Toch waren het niet primair de theoretische-economische vraagstukken die Van Bloms publicistische activiteit prikkelden, maar veeleer - in het verlengde van zijn vroegere journalistieke werkzaamheid - vraagstukken en actuele discussiepunten van praktische aard. Naast kwesties als socialisatie, bedrijfsorganisatie en vrijhandel zijn in dit verband te noemen de mijnwetgeving, de grondverdeling, de kolonisatie van Suriname en het Zuiderzeevraagstuk. Van Blom verdedigde C. Lely's plannen tot inpoldering van de Zuiderzee. In aansluiting op deze meer feitelijke dan theoretische belangstelling ging later ook de historie zijn aandacht trekken. Met name gold dit de geschiedenis van de - door hem jarenlang bezochte - Waddeneilanden en van de oude agrarische verhoudingen in kleine gemeenschappen. Van Bloms schrifturen over al deze onderwerpen werden gekenmerkt door helderheid, warsheid van overijlde conclusies en een voortreffelijk Nederlands. Hoewel zijn maatschappelijke loopbaan hem van Friesland wegvoerde, verloochende Blom nooit zijn aanhankelijkheid jegens die provincie. Zijn karakter was vasthoudend zonder koppig te zijn, en overigens bescheiden en rustig. Binnen de Leidse universiteit timmerde hij niet zo sterk met zijn vak economie aan de weg.

P: Zie voor een volledige bibliografie onder L bij J.H. Boeke.

L: C.A. Verrijn Stuart, in De Economist 87 (1938) 853-856; E.M. Meijers, in Jaarboek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1938-1939, 191-204; J.H. Boeke, in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1938-1939, 53-66; Jaarboek der Rijksuniversiteit te Leiden 1939, 79; [Red.] in De Gids 103 (1939) I, 1-8; E.M. Meijers, in Almanak van het Leidsch Studentencorps 126 (1940) 88-90.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 157.

A.C.A.M. Bots


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013