Cate, Willem ten (1860-1942)

 
English | Nederlands

CATE, Willem ten (1860-1942)

Cate, Willem ten (door naamstoevoeging bij KB van 7-5-1870 nr. 6 gewijzigd in Naudin ten Cate), vice-admiraal en minister van Marine (Haarlem 15-7-1860 - 's-Gravenhage 18-12-1942). Zoon van Albert Willem ten Cate (door naamstoevoeging bij KB van 7-5-1870 nr. 6 gewijzigd in Naudin ten Cate), reder in de grote vaart, en Elizabeth Klein. Gehuwd op 10-5-1894 met Gertrude Maria Catharina Gebel. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 1 dochter geboren. afbeelding van Cate, Willem ten

Naudin ten Cate meldde zich in 1875, na in Amersfoort de HBS met 3-jarige cursus te hebben gevolgd, bij het Koninklijke Instituut voor de Marine te Willemsoord. In 1880 werd hij als luitenant ter zee 2e klasse aangesteld, om zijn aanvankelijke loopbaan in Ned.-Indië te vervolgen: in 1882 als commandant van een marinedetachement met artillerie betrokken bij de verdediging van de nederzetting te Samalangan (Atjeh), daarna voornamelijk belast met hydrografische opnemingen van de kusten voor Ned.-Indië. Terug in Nederland voerde hij tussen 1899 en 1900 het commando over het riviervaartuig 'Merva' en daarna over marineopleidingsschepen in Hellevoetsluis. Na een bevordering tot kapitein-luitenant ter zee in 1902 werd hij betrokken bij de bouw van Hr.Ms. pantserschip 'Hertog Hendrik', waarvan hij als eerste officier de proefvaart in 1904 meemaakte. Dat zelfde schip bracht hem naar Ned.-Indië terug. Hier voerde hij in 1906 als kapitein ter zee het bevel over Hr.Ms. kruiser 'Zeeland', die deelnam aan de expedities tegen de Kleine Soenda Eilanden.

Het jaar 1907 bracht voor Naudin ten Cate de benoeming tot chef van de torpedodienst in Den Helder. Van daaruit nam hij in 1910 deel aan een oefenreis met drie torpedoboten naar Noorwegen. Thans volgden gewichtiger opdrachten. Met ingang van 4 juli 1911 werd hem het bevel opgedragen over het Nederlandse eskader in de Oostindische wateren en hem verzocht een standpunt te vormen omtrent de maritieme verdediging van Ned.-Indië. Na deze missie werd Naudin ten Cate tot schout-bij-nacht bevorderd en benoemd tot lid van de Staatscommissie voor de verdediging van Ned.-Indië (de zogenaamde Vloot-commissie 1912). In deze staatscommissie pleitte hij voor de vaststelling van Tandjong-Priok als voornaamste vlootbasis.

De nadere wetgeving op grond van de gegeven adviezen van dit rapport moest inmiddels wegens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog worden uitgesteld.

Begin oktober 1913 werd aan Naudin ten Cate het commando over de stelling van Den Helder opgedragen en in augustus 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, werd hij tot vice-admiraal bevorderd. Hij streefde naar de verbetering van de verouderde fortengordel rondom Den Helder, liet de vliegkampen De Mok en De Kooy aanleggen en ook de Waddeneilanden versterken. Zijn zorg voor het marinepersoneel bleek onder meer uit voorstellen vlootaalmoezeniers en -predikanten aan te stellen. Wellicht droeg zijn streven ertoe bij dat op 21 juni 1918 het verbod van de Bond van Minder Marinepersoneel, die nauwe banden met de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij onderhield, werd opgeheven en deze potentieel revolutionaire beweging zich als moderne vakbeweging ging toeleggen op het verkrijgen van intern-sociale hervormingen binnen de marine.

In september 1918 werd Naudin ten Cate door formateur Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck aangezocht als minister van Marine. Na lang aarzelen, zich van zijn gebrek aan politieke ervaring bewust, aanvaardde hij op 18 september 1918 deze post. Hij kreeg spoedig te maken met de gevolgen van de Russische en Duitse revolutie in Nederland. Over de handhaving van de rust onder het marinepersoneel raakte hij in conflict met zijn opvolger in Den Helder, de stellingcommandant J. Albarda, aan wie hij onzeker gedrag en een verkeerd oordeel over de politieke gezindheid van het marinepersoneel verweet. Albarda was aanvankelijk gaan onderhandelen met de marinebonden, maar nam daarna maatregelen tot ontwapening van het personeel. Dat schokte ieders vertrouwen. Bij KB van 29 november 1918 nr. 32 onthief Naudin ten Cate hem met ingang van 3 december 1918 eervol uit zijn functie.

Van 11 tot 13 februari 1919 moest Naudin ten Cate voor het eerst in de Tweede Kamer zijn beleid verantwoorden tijdens de begrotingsdebatten van de marine. De oppositie leverde kritiek op zijn beleid ten aanzien van de vakbondsproblemen in de stelling Den Helder, verweet hem daar een te groot vertrouwen in het marinepersoneel te hebben gesteld en diende tevens moties in tegen zijn plan de bouw van drie voor Ned.-Indië bestemde kruisers te voltooien. Toen zijn repliek de oppositie niet overtuigde, vroeg hij schorsing van beraad en nam vervolgens, ondanks zijn militair flegma blijkbaar niet opgewassen tegen de emoties van het parlementaire debat, ontslag als minister. Op 19 februari werd hij door koningin Wilhelmina van zijn ministerspost ontheven.

Eenmaal met pensioen als marineofficier bleef Naudin ten Cate een pleitbezorger voor de versterking van de vloot. Nog in 1939 verstrekte hij hierover adviezen aan het ministerie van Defensie. Op 12 augustus 1942 stelde hij zich aan de bezetter ter beschikking als gijzelaar in ruil voor personen van jongere leeftijd. Men heeft van het aanbod van de toen 82-jarige oud-marineman geen gebruik gemaakt.

A: Familiearchief Naudin ten Cate in Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.

P: Samen met S. Bakker, Beschrijving van Hr.Ms. pantserschip "Hertog Hendrik" ('s-Gravenhage, 1904).

L: L.A.M. Goossens, 'De koninklijke marine en de rode week in 1918', in Marineblad 83 (1973) 387-404; idem. De Koninklijke Marine en haar monument te Den Helder, 1914-1922 (Haarlem, [1974]); Th.J. Naudin ten Cate, 'Beknopte levensbeschrijving van vice-admiraal W. Naudin ten Cate (1860-1942)'. Ms. in familiearchief (zie onder A).

I: Website Dutch Submarines: http://www.dutchsubmarines.com/men/commanding_officers/images/men_w_naudin_ten_cate.jpg [5-2-2008].

J.A.A. Bervoets


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013