© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: H.W.A. Joosten, 'Greeve, Henri Theodorus Maria de (1892-1974)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/greeve [12-11-2013]
GREEVE, Henri Theodorus Maria de (1892-1974)
Greeve, Henri Theodorus Maria de, RK priester en radiospreker (Amsterdam 25-12-1892 - Groesbeek 14-6-1974). Zoon van Bernardus Josephus Maria de Greeve, slachter, en Margaretha Petronella Paulina Engel.
Na zijn gymnasiale studies in Culemborg en Venray trad hij in 1911 in de Sociëteit van Jezus (de Jezuïetenorde). Zoals het daar gewoonte was onderbrak hij zijn filosofische en theologische studies om zich te wijden aan onderwijs en opvoeding van de jeugd. Zo was hij van 1918 tot 1920 surveillant en leraar in declamatie aan het toenmalige Jezuïetencollege St. Willibrordus in Katwijk. In die jaren begon hij echter ook aan de Leidse Universiteit een studie in de egyptologie, in oktober 1936 afgesloten met een geslaagd kandidaatsexamen. Op 15 augustus 1932 volgde zijn priesterwijding.
Hij was enige tijd kapelaan in Den Haag, en toen ontpopte hij zich als een begaafd kanselredenaar. Al snel kwamen verzoeken uit het gehele land om te komen preken, retraites te leiden en voordrachten te houden. Zo werd De Greeve door zijn overheid benoemd tot 'reizend prediker'. Ook werd hij medewerker aan een groot aantal periodieken, zoals De Katholieke Illustratie, De Katholieke Vrouw, de Haagsche Parochiebladen en het dagblad De Residentiebode. Verder verschenen van zijn hand brochures en boeken, waarvan er enkele in het Duits zijn vertaald. Zijn activiteiten beperkten zich niet tot het pastorale gebied, maar bestreken ook het culturele, het sociale en het politieke terrein. Hij werd een veelgevraagd adviseur van katholieke organisatis en verenigingen. Zo was hij o.m. lid van de Raad van Bijstand van de Roomsch-Katholieke Staatspartij. Henri de Greeve had een bijzondere relatie met de in 1925 opgerichte Katholieke Radio Omroep (KRO), waarvan hij een van de vurigste propagandisten was. Hij was bovendien geestelijk adviseur van de Diocesane Radiobond van het bisdom Haarlem en bleef raadsman toen deze instantie werd veranderd in een Diocesane Contact Commissie van Luisteraars. Om beter en onafhankelijker zijn werk te kunnen doen, trad hij in 1934 met volledige instemming van zijn kerkelijke overheden in Nederland en Rome uit de Jezuïetenorde en werd hij als seculier priester opgenomen in de clerus van het bisdom Haarlem. Toen 'pater de Greeve', zoals men hem toch bleef noemen, om organisatorische redenen zijn rubriek 'Vijf-minuten Preekjes' in De Katholieke Illustratie moest staken, kreeg hij van de voorzitter van de KRO, de dominicanerpater L.H. Perquin, het verzoek om wekelijks een toespraak van tien minuten te houden voor de microfoon. Zo startte hij op 4 januari 1936 zijn lange reeks van beroemd geworden 'Lichtbakens'. De naam van deze rubriek was een idee van KRO-reporter Paul de Waart. Zijn pittige toespraken, waarin hij allerlei actuele vraagstukken behandelde en vooral de belangen bepleitte van de noodlijdende mensen, hadden een grote luisterdichtheid, niet enkel bij de katholieken maar ook bij andersdenkenden. In het 'Lichtbaken' van 2 april 1938 lanceerde hij de gedachte van de oprichting van de 'Bond Zonder Naam', een ideële beweging die zich zonder begrenzing van geloofsovertuiging of levensbeschouwing zou moeten inzetten voor de beoefening van de naastenliefde op alle terreinen onder het motto: 'Verbeter de wereld, begin bij jezelf!' Zijn oproep vond een enorme weerklank. De Greeve, geholpen door honderden vrijwilligers, propageerde met dikwijls zeer originele middelen de gedachten van de 'Bond'. Hierdoor en door zijn 'Lichtbakens' groeide hij uit tot een nationale figuur. Met grote welsprekendheid bestreed hij alles wat in zijn ogen een gevaar of een belemmering was voor het welzijn van mens en maatschappij.
Hij keerde zich op politiek gebied met zeer veel nadruk tegen het nationaal-socialisme, in het bijzonder zoals het zich in Nederland manifesteerde in de Nationaal-Socialistische Beweging. Tijdens de Duitse bezetting werd hij op 18 januari 1941 gearresteerd. Tot medio 1944 verbleef hij achtereenvolgens in de gijzelaarskampen het groot-seminarie in Haaren, het klein-Seminarie Beekvliet en het Instituut Ruwenberg in St. Michielsgestel. Ook daar bleef hij actief. Hij hield voordrachten voor zijn medegegijzelden en hij schreef daar het toneelspel 'Het Vierde Beest', waarin hij de ideologie van het nazisme aan de kaak stelde.
Na de bevrijding heeft hij dit stuk als solotoneel meer dan 400 x in geheel Nederland gespeeld. Een deel van de recette was bestemd voor het herstel van de Bond Zonder Naam, die door de Duitsers van alle bezittingen was beroofd, een ander voor de bevolking van die steden die door de oorlogshandelingen zwaar hadden geleden. Zodra het mogelijk was verzorgde hij weer voor de KRO zijn wekelijkse 'Lichtbaken', en via deze rubriek ontketende hij met succes allerlei landelijke acties voor mensen in nood, zoals 'Ruiten Troef' om de glasschade te herstellen in de getroffen gebieden, 'de Aardappelactie' om de honger te stillen. Maar ook hield hij vlammende pleidooien voor een rechtvaardige en vooral menswaardige behandeling van politieke delinquenten. Dit werd hem lang niet altijd in dank afgenomen. Hij bespaarde de regering en officiële instanties zijn kritiek niet als hij meende dat die nodig was. In het bijzonder nam hij stelling tegen het communisme zoals dit zich tijdens de 'koude oorlog' manifesteerde. Zo agressief als hij zich uitte in de bestrijding van alle vormen van onrecht, zo vol warme menselijkheid en zorg was hij voor de zwakken en zo bemoedigend voor de underdogs in de samenleving. Hij noemde zichzelf 'een karrepaard' in dienst van ieder die hem nodig had. Bij zijn zilveren priesterfeest in 1948 ontving hij een nationaal geschenk in de vorm van 'Het Zilveren Boek der Naastenliefde', dat hem in staat stelde zijn werk voort te zetten en uit te breiden.
In 1950 kreeg Henri de Greeve een fysieke en psychische inzinking als gevolg van het feit dat hij zeer overwerkt was en dat hij door grove aanvallen op zijn persoon door zijn communistische tegenstanders - die hij sterk geprikkeld had door zijn stellingneming tegen arrestaties van geestelijken in Tsjechoslowakije en Hongarije in 1948 en 1949 - zwaar in zijn eer en goede naam gekrenkt was. Zo was een vriendschap met een dame op onjuiste wijze uitgelegd geweest. Op medisch advies staakte hij terstond al zijn activiteiten. Hij trok zich terug en hield de mensen op een afstand: 'Maak je niet bezorgd om mij. Het werk moet doorgaan.' Hij wilde niet dat er over zijn persoon ook maar enige nadere mededeling werd gedaan. Zijn plotselinge vertrek uit de ether en uit het openbare leven was aanleiding tot de wildste geruchten. Intussen had hij zich teruggetrokken in het klooster van de paters Montfortanen in Nijmegen. Vrienden zorgden ervoor dat hij op het terrein van de paters de beschikking kreeg over een eenvoudige bungalow, waar hij kon herstellen. Hij is er tot aan zijn dood blijven wonen en werken. In 1952 vatte hij zijn oude taak weer op: zich inzetten voor de medemens. Hij deed dit minder spectaculair dan vroeger, maar niet minder intensief. De leiding van de Bond Zonder Naam was met zijn goedvinden al in 1950 in andere handen overgegaan. Dit liet hij zo, omdat hij vond dat voor een nieuwe leiding er geen moeilijker obstakel is dan een voorganger die zich met de zaken blijft bemoeien. Hij trad niet meer op voor de microfoon, en ondanks vele verzoeken weigerde hij voor de televisie te verschijnen. Hij zette zich vooral in voor 'Noodgevallen' in de stad Nijmegen en omgeving. Hij publiceerde in kranten en tijdschriften niet enkel artikelen, maar ook korte hamerende advertenties om de praktische naastenliefde te propageren. Hij stond alleen maar interviews toe aan de journalisten om te kunnen spreken over zijn werk. Zijn persoonlijk leven moest erbuiten blijven. Wat dat betrof kreeg hij de naam van een moeilijk mens. In een groot artikel in De Linie van 22 december 1962 werd hij beschreven: 'zijn geest rusteloos, vol ideeën en invallen. Zijn klacht: ik kan niet genoeg spuien... zijn enige zorg: de armoede en het sociale onrecht in de wereld. Zijn bezetenheid: de naastenliefde.' Ofschoon hij moeite had met de snelle veranderingen die zich in de katholieke kerk voltrokken, toonde hij zich, hoewel conservatief, toch vredelievend en verdraagzaam. Zelf noemde hij zich 'een eigenaardig mengsel van ouderwets geloof en 19e eeuwse romantiek'. 'Niet ruziën, maar praten' was zijn devies. De schrijver van de enige biografie die over hem tot nu verscheen, P.H. Ritter jr., karakteriseerde hem als 'romantische individualist, niet naar de leer maar naar het karakter'.
Op 14 juni 1974 is Henri de Greeve overleven. Hij was 81 jaar. Op zijn wens werd zijn lichaam ter beschikking gesteld aan de wetenschap. Er was geen uitvaart, slechts een eenvoudige stille eucharistieviering te zijner nagedachtenis. Zo had hij het gewild. Hij vond zichzelf onbelangrijk, alleen het werken voor de medemens telde.
A: Archief Katholieke Radio Omroep te Hilversum; Archief Bond Zonder Naam te Haarlem.
P: Behalve de publikaties in de al genoemde periodieken: de jaargangen van Lichtflitsen. Orgaan van de Lichtbaken en den Bond Zonder Naam van 1938-1940 en 1946-1950; S.O.S. (Den Haag, ca. 1930); Periscoopjes (Den Haag, s.a.); Het Meetsnoer (Den Haag, 1935); Lichtbakens (Den Haag [etc.], 1937); Zaterdagavond kwart over acht (Eindhoven, ca. 1938); Terra Promissa (Hilversum, 1941 dl. I. Bussum, 1947 dl. II); Vijf-Minuten Preekjes het jaar rond (Haarlem, [1946]); Het Vierde Beest (Bussum, 1948); Staties (Den Haag, 1948); Gebed zonder end (Turnhout, [1957]).
L: P.H. Ritter jr., Pater Henri de Greeve (Baarn, [1946]); S. Carmiggelt, Ieder kent ze (Den Haag, 1949) 35-52; De Linie, 22-12-1962; Limburgs Dagblad, 24-12-1966; De Tijd, 22-12-1967; Algemeen Dagblad, 29-12-1971; De Tijd, 17-6-1974 en Studio (televisie- en programmablad van de KRO) 26 (1974) 47 (30 juni).
I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 557.
H.W.A. Joosten
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013