Huart, Frederik Johan Albert (1896-1935)

 
English | Nederlands

HUART, Frederik Johan Albert (1896-1935)

Huart, Frederik Johan Albert, jurist (Delft 16-4-1896 - Amsterdam 23-12-1935). Zoon van Albert Henri Huart, kapitein der Artillerie, en Jeanne Marianne Luderus. Gehuwd op 25-5-1926 met Henderika Anna Engelsman. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Huart, Frederik Johan Albert

Huart ontving lager onderwijs in zijn geboortestad en bezocht daarna het eerste stedelijke gymnasium te 's-Gravenhage, waar hij het eindexamen behaalde. Aan de Leidse universiteit studeerde hij eerst klassieke letteren; in 1918 legde hij het kandidaatsexamen af. Hij was enige tijd als tijdelijk leraar verbonden aan het gymnasium te Delft. Tevens studeerde hij rechten te Leiden, welke studie hij, na op 1-12-1919 kandidaatsexamen behaald te hebben, op 2-10-1922 voltooide. Van 1 maart 1924 tot 31 mei 1927 was hij hoofdcommies, en van 1 juni 1927 tot 31 oktober 1930 referendaris ter provinciale griffie van Friesland. Op 30 april 1925 promoveerde hij te Leiden cum laude op het proefschrift Grondwetsherziening 1917 en 1922. Dat boek kan beschouwd worden als het vierde deel van het klassieke werk van J.Th. Buys, De Grondwet (Arnhem, 1883-1888. 3 dl.). Zijn promotor was prof. H. Krabbe. Toen Huart op 10 november 1930 met de rede Taak en methode bij de beoefening van het administratief recht het hoogleraarschap in het staats- en administratief recht aan de Universiteit van Amsterdam aanvaardde, had hij reeds een aantal artikelen, vooral op het gebied van het gemeenterecht, in verschillende juridische tijdschriften gepubliceerd. Ook het door hem te zamen met C.W. van der Pot in 1935 voor de Nederlandsche Juristen-Vereeniging uitgebrachte preadvies Is het gewenscht het bestuur der gemeente, voor zoover thans opgedragen aan den Gemeenteraad, over te brengen naar het College van Burgemeester en Wethouders? Zoo ja, a. in welken omvang moet dit geschieden? b. zal dit gelden voor alle gemeenten of voor sommige categorieën? behandelt een onderwerp van gemeenterecht. Zijn belangstelling reikte evenwel veel verder. Behalve op het gebied van het positieve staats- en administratief recht van Nederland, zowel als op dat van het buitenlandse geldende recht, bewoog Huart zich ook op het terrein van de staatkundige geschiedenis, de algemene rechtsleer en methoden van wetsuitlegging en wetstoepassing. Hij stelde de leer van de onsplitsbare wilsverklaring voor het eerst uitvoerig en uitdrukkelijk aan de orde. Zijn geschriften getuigen van grote belezenheid en maken indruk door hun helderheid en oorspronkelijkheid. Op betrekkelijk jonge leeftijd had hij reeds een omvangrijk oeuvre op zijn naam staan. Het college geven kostte hem evenwel moeite; hij wist de stof slecht over te brengen op zijn studenten. Bekend was Huart om zijn fotografisch geheugen; hij herinnerde zich iedere bladzijde die hij had gelezen. Fysiek was hij echter helaas niet sterk. Zijn dood maakte vroegtijdig een eind aan de vele verwachtingen die men nog van hem koesterde.

P: Zie bibliografie in postuum uitgegeven werk in Nederlands aandeel in de ontwikkeling van het onzijdigheidsrecht gedurende den wereldoorlog (Leiden, 1939) 371-373.

L: Nederlandsch Juristenblad 10 (1935) 716; F.G. Scheltema, in Rechtsgeleerd Magazijn 55 (1936) 94; V., in Weekblad voor gemeentebelangen 15 (1936) 7; Th.G. Donner, in F.J.A. Huart, Verspreide geschriften (Alphen a/d Rijn, 1949) V-VI.

I: Mr. F.J.A. Huart, Nagelaten geschriften (Zwolle 1936) afbeelding tegenover titelpagina.

W.M. Peletier


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013