© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: W.J.M. Klaassen, 'Jacob, Frederik Bernard s' (1872-1941)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/jacob [12-11-2013]
JACOB, Frederik Bernard s' (1872-1941)
Jacob, Frederik Bernard s' (Frits), koopman en handelsattaché (Rotterdam 13-8-1872 - Londen 4-7-1941). Zoon van Willem Hugo s'Jacob, advocaat en procureur, en Jacoba Maria Rochussen.
Frits s'Jacob was het jongste kind uit een groot gezin; zijn vader oefende zijn beroep achtereenvolgens in Ned.-Indië en in Holland uit, wat in zijn - oorspronkelijk Normandische - familie niet uitzonderlijk was. Hijzelf ging op 19-jarige leeftijd naar Londen om zich te bekwamen voor de handel; hij verbleef daar samen met onder anderen Ernst Heldring, van wie hij een goede vriend werd. Begin 1897 vestigde hij zich als koopman in Hongkong, en vervolgens in Sjanghai, de grootste havenstad van China.
Op 1 oktober 1903 richtte s'Jacob samen met kapitaalkrachtige Rotterdammers (zo nam bijv. de handelsvennootschap onder de firma De Monchy deel voor 360 aandelen van f 1000.-) de NV Holland-China Handelscompagnie op, waarvan hij met J.H. Collignon en S.J.R. de Monchy jr. directeur werd. Hij maakte van zijn tijdelijke verblijf in Nederland gebruik om bij de secretaris-generaal en de minister van Buitenlandse Zaken te pleiten voor een betere positie van de consul-generaal te Sjanghai. In 1907/1908 verleende hij huisvesting aan de waarnemend consul-generaal; dit maakt het begrijpelijk dat hij het initiatief nam tot een petitie om het Nederlandse consulaat in Sjanghai een eigen gebouw te geven. De mening van de gezant te Peking dat s'Jacob 'over het algemeen bij zijn landgenooten niet zeer gezien is', stuitte op tegenspraak van het ministerie in Den Haag: daar had men altijd slechts met de grootste lof over hem horen spreken. De zaken van de Holland-China Handelscompagnie floreerden intussen, zodat s'Jacob ook in Hongkong, Kanton en Tientsin kantoren kon openen. Hij verliet deze onderneming in 1917, waarschijnlijk in verband met de oorlogssituatie.
Vanaf eind mei 1918 voerde s'Jacob in Londen, als gevolmachtigde van een particuliere commissie, onderhandelingen over de ladingen van Nederlandse schepen die door de Britse regering in beslag genomen waren. Mede daardoor werd hij algemeen de geschikte persoon geacht om als eerste Nederlandse handelsattaché verbonden te worden aan het gezantschap te Londen. Met ingang van 29 november 1918 kreeg hij de functie, die hij tot zijn dood zou bekleden (tussen 1923 en 1933 zonder vergoeding van staatswege). s'Jacob genoot het volle vertrouwen van gezant jhr. R. de Marees van Swinderen, die op economisch gebied slecht onderlegd was en voor wie hij talloze brieven en nota's opstelde. Hij rapporteerde regelmatig, ook over internationale financieel-economische vraagstukken, aan de directie van economische zaken van Buitenlandse Zaken. Als overtuigd voorstander van een regeling van de Russisch-Nederlandse handelsbetrekkingen zou hij graag onderhandelingen aangeknoopt hebben met de Russische gedelegeerde L.B. Krassin, maar minister jhr. H.A. van Karnebeek voelde daar niet voor.
'De handelspolitiek van Groot-Brittannië verschilde tot voor weinige jaren nagenoeg niet van die van Nederland en toont met deze, ofschoon afwijkingen zijn ontstaan, nog gelijkenis', zo stelde s'Jacob aan het begin van een nota uit oktober 1927 (zie Handelsverdragspolitiek van Nederland. Notulen van de vergaderingen en Conclusies eener Commissie, ingesteld aan het Departement van Buitenlandsche Zaken... ('s-Gravenhage, 1928) 11. In januari 1932 liet hij echter aan J.A. Nederbragt, als voorzitter van de commissie voor de herziening der handelsverdragen, uitdrukkelijk weten 'dat de dagen van den zuiveren vrijhandel in Engeland voorbij zijn'. Het veldwinnend protectionisme bezorgde s'Jacob nog veel moeilijkheden, die hij in overleg met de ministeries van Buitenlandse en Economische Zaken moest proberen op te lossen.
Van Swinderens opvolger, J.P. graaf Van Limburg Stirum, deed in juni 1938 de suggestie de functies van handelsattaché en van consul-generaal in Londen te combineren, wanneer s'Jacob het daaropvolgende jaar de dienst zou verlaten. De minister van Buitenlandse Zaken kondigde deze combinatie ook aan in de begroting voor 1940, maar het uitbreken van de oorlog tussen Duitsland en de geallieerden gooide roet in het eten. De nieuwe gezant, E.F.M.J. baron Michiels van Verduynen, vond s'Jacob 'in dezen abnormalen tijd voor dit Gezantschap bepaald onmisbaar' en verzocht hem voor de duur van de oorlog aan te blijven. S'Jacob verklaarde zich daartoe bereid; hij bleek echter niet lang meer over voldoende kracht te beschikken. Bijna 69 jaar oud, overleed hij aan de gevolgen van een hartaanval.
s'Jacob was vóór 1918 een succesrijk zakenman, die spoedig een notabele was in de Nederlandse kolonie te Sjanghai. Daarna gaf hij, onder gezant R. de Marees van Swinderen, een ruime inhoud aan de functie van handelsattaché te Londen. In deze functie was hij een goed verdediger van de Nederlandse economische belangen in Groot-Brittannië.
A: Ministerie van Buitenlandse Zaken, B-dossiers 1871-1940, dossier B-146 China, portefeuille 9; Gezantschapsarchief Londen 1914-1937, dossiers B-1 Handelspolitiek en B-4 Handelsverdragen; Gezantschapsarchief Londen 1937-1945, dossiers B-7 Handelspolitiek, B-8 Handelsverdragen en C-12 Gebouwen.
L: Ch.A. van Manen, De Nederlandsche Overzee Trustmaatschappy ('s-Gravenhage, 1935) IV, 273-274 en 338; VI, 61; verder behalve een necrologie in The Times, 8-7-1941: Verslag... Enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945 ('s-Gravenhage, 1949, 1952) 3a, 190 en 6c, 197; H.M. Hirschfeld, Herinneringen uit de jaren 1933-1939 (Amsterdam [etc.], 1959) 17-18 en 32; Bescheiden betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1848-1919. Derde periode 1899-1919 Vijfde deel 2e stuk. Uitg. door C. Smit ('s-Gravenhage, 1964) 693, 702, 715; Herinneringen en dagboek van Ernst Heldring (1871-1954). Uitg. door Joh. de Vries (Groningen, 1970. 3 dl.); Documenten betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1919-1945. Periode A, Deel I, II, IV. Bew. door J. Woltring ('s-Gravenhage, 1976,1977,1983).
W.J.M. Klaassen
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013