Kolkman, Maximilien Joseph Caspar Marie (1853-1924)

 
English | Nederlands

KOLKMAN, Maximilien Joseph Caspar Marie (1853-1924)

Kolkman, Maximilien Joseph Caspar Marie, kamerlid en minister (Dordrecht 9-3-1853 - 's-Gravenhage 19-2-1924). Zoon van Joannes Frederikus Kolkman, koopman, en Elisabeth Masion. Gehuwd op 20-5-1878 met Angelina Johanna Maria Walthera Fackeldey. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 7 dochters geboren. afbeelding van Kolkman, Maximilien Joseph Caspar Marie

Kolkman bezocht het gymnasium van de Jezuïeten in Katwijk en studeerde daarna rechten en tegelijkertijd notariaat aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Na zijn promotie (op stellingen) op 6 april 1878 vestigde hij zich als advocaat in Arnhem. In 1881 volgde zijn benoeming tot notaris in Didam. Deze functie bekleedde hij van 1882 tot 1 oktober 1885, toen hij naar 's-Gravenhage verhuisde, nadat hij op 6 mei 1884 tot lid van de Tweede Kamer was gekozen, eerst als afgevaardigde van het kiesdistrict Nijmegen, later als afgevaardigde van het district Rheden.

In de Kamer viel hij op als een der weinigen die achter de katholieke politieke leider, dr. H.J.A.M. Schaepman, stonden. Dit hield niet in dat hij aan de leiband liep van de man wiens trouwe vriend hij zich mocht noemen. Duidelijk kwam dit naar voren tijdens de befaamde debatten over de dienstplicht. Met Schaepman was hij het eens dat de kwestie van de dienstplicht geen 'katholieke zaak' behoorde te zijn, maar in tegenstelling tot Schaepman stemde hij tegen de dienstplichtwet, doch alleen omdat naar zijn mening de militaire problematiek in haar geheel diende te worden bezien. Later schreef hij echter: 'Ik beschouw de geschiedenis van de persoonlijke dienstplicht voor mij en anderen als een donkeren dag in onze parlementaire loopbaan.' Kolkman trad in de Kamer vooral op als financieel deskundige, doch zijn betekenis reikte verder, omdat hij al spoedig een belangrijke rol in de katholieke kamerfractie ging spelen. Vóór de dood van Schaepman in 1903 was hij enige tijd vice-voorzitter van de katholieke kamerfractie, vanaf 1903 tot 1908 was hij voorzitter. Als zodanig en tegelijk als medebestuurder van de R.K. Haagsche Kiesvereeniging heeft hij een rol gespeeld bij de stichting van de Algemeene Bond van R.K. Kiesvereenigingen, waaruit de R.K. Staatspartij is gegroeid. Reeds bij de totstandkoming van het programma van de katholieke kamerfractie in 1897 was Kolkmans invloed groot geweest. Weliswaar was hij nooit een echte partijman, maar bij het bepalen van het beleid van de katholieke kamerfractie konden zelfs de scherpste tegenstanders niet aan zijn oordeel voorbijgaan. Duidelijk toonde hij zich dan als een voor die tijd progressieve democraat.

In 1901 vormde A. Kuyper zijn kabinet. Schaepman had Kolkman daarin als minister van Binnenlandse Zaken willen zien. Het schijnt echter dat Kolkman bij de Nederlandse bisschoppen veel sympathie had verspeeld, omdat hij naast Schaepman als enige katholiek voor de leerplichtwet had gestemd, en daardoor zou hij geen kans hebben gemaakt om minister te worden. In 1908 waren er geen bezwaren van kerkelijke zijde en werd hij opgenomen als minister van Financiën in het kabinet-Heemskerk. Het ambt van minister van Financiën is een ondankbaar ambt, vooral op momenten waarop gewijzigde omstandigheden een radicale aanpassing van de belastingen noodzakelijk maken. Welvaartsverbetering (ook voor de arbeiders) en bevolkingstoeneming eisten meer en betere voorzieningen op allerlei gebied. Maar dan moesten de belastingen worden verhoogd. Kolkman wenste een hervorming van het gehele belastingstelsel. Daar een dergelijke hervorming veel tijd van voorbereiding vergde, wilde hij door een aantal overgangsmaatregelen toch aan de nodige gelden komen. In dit verband spreekt men weleens van 'het suikerpotje' van Kolkman. Door vermeerdering van het suikergebruik zou de regering de suikeraccijns willen verlagen, zonder echter het risico te lopen dat hierdoor de staatsinkomsten zouden verminderen. Kolkman wilde wel overgaan tot verlaging van de suikeraccijns, maar stelde daartegenover de verhoging van de drankaccijns. De meerdere opbrengst van de drankaccijns zou gereserveerd worden voor het dichten van het gat dat zou kunnen ontstaan door een in te voeren verlaging van de suikeraccijns. Een andere oplossing voor de financiële problemen van het Rijk zag Kolkman in een verhoging van de invoerrechten. Daarvoor was een herziening van de Tariefwet nodig.

Juist dit punt werd de coalitie van de rechtse partijen noodlottig. In 1913 zouden de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer plaatsvinden. Die verkiezingen stonden vooral in het teken van de antithese. De rechtse coalitie moest worden gebroken, en daarom vormde de linkse partijen (socialisten en liberalen) een linkse concentratie, die het moest opnemen tegen de rechtse coalitie. Om stemmen te winnen schilderde de linkse concentratie de Tariefwet van Kolkman als een economische ramp voor Nederland. Maar dan was het ook nodig de behandeling van de Tariefwet vóór de verkiezingen van 1913 te verhinderen. Daarom voerden de linkse partijen bij de behandeling van de verzekeringswetten van Talma zodanige obstructie dat de Kamer niet meer tot de behandeling van de Tariefwet kon komen. Ongetwijfeld heeft het ontwerp-Tariefwet de rechterzijde stemmen gekost ten voordele van de linkse concentratie.

Kort na zijn aftreden als minister in 1913 werd Kolkman gekozen tot lid van de Provinciale en Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, welke functie hij tot 1924 combineerde met zijn sinds 1916 hervat kamerlidmaatschap. Opnieuw trad hij op als financieel deskundige van zijn partij. Intussen was Nolens de onbetwiste leider van de R.K. Staatspartij in wording geworden, maar Kolkmans invloed was zeer sterk, zoals bijv. bleek bij besprekingen rondom de kabinetsformatie van Nolens in 1918.

Ondanks zijn zwakke gezondheid was Kolkman een opgeruimd man, die bekend stond om zijn fijnzinnige humor, die soms door tegenstanders werd gevreesd. Vaak wist hij in het parlement door zijn geestige opmerkingen de lachers op zijn hand te krijgen. O.a. als voorzitter van de katholieke kamerfractie toonde hij zich een bekwaam bemiddelaar tussen de verschillende groeperingen. Hij schreef weinig, maar werd veel gevraagd als spreker. Ook in het katholieke maatschappelijke leven speelde hij een grote rol. Zo was hij nauw betrokken bij de oprichting van de Katholieke Sociale Actie, waarvan P.J.M. Aalberse de grondlegger was. Kolkman vielen verschillende binnen- en buitenlandse onderscheidingen ten deel.

A: Behoudens enkele archiefstukken, vnl. in familiebezit, is het archief verloren gegaan.

P: 'Mgr. dr. H.J.A.M. Schaepman', in J.A. Loeff [et al.]. Het Katholiek Nederland 1813-1913 (Nijmegen, [1913]) II, 371-384.

L: Mr. Antonio, 'Parlementaire portretten. Mr. Kolkman', in De Telegraaf, 19-3-1904; A. v. D-, 'De politieke toestand. Interview van den heer mr. M.J.C.M. Kolkman', in Het Centrum, 6-2-1905; Politicus, 'De "Wagesterts" der Kamer', in Oprechte Haarlemsche Courant, 12-3-1906; 'De Heeren in Den Haag. XIX. Mr. M.J.C.M. Kolkman', in Algemeen Handelsblad, 6-5-1908; J.H. Schaper, De politieke strijd. Sociaaldemokratisch handboekje voor de verkiezingen van 1913 (Amsterdam, 1913) passim. Verder herdenkingsartikelen in De Maasbode, 19-2-1924 (av.) en 20-2-1924 (ochtend) en De Tijd, 19-2-1924 en 20-2-1924. Vervolgens J.H.J.M. Witlox, Schaepman als staatsman (Amsterdam, 1960. dl.) II en III, passim; J.P. Gribling, P.J.M. Aalberse (1871-1918) (Utrecht, 1961) passim; idem, Willem Hubert Nolens (1860-1931). Uit het leven van een priester-staatsman (Assen, 1978) passim.

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2A5245.

J.P. Gribling


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013