Koomans, Nicolaas (1879-1945)

 
English | Nederlands

KOOMANS, Nicolaas (1879-1945)

Koomans, Nicolaas, hoofdingenieur der Telegrafie en Telefonie, chef van het Radiolaboratorium der Rijkstelegraaf (Delft 18-12-1879 -'s-Gravenhage 4-10-1945). Zoon van Nicolaas Koomans, hoofdonderwijzer, en Catharina Maria Waltman. Gehuwd op 18-3-1910 met Johanna Maria Reijs. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren. afbeelding van Koomans, Nicolaas

Koomans begon in 1897 na zijn middelbare schooltijd werktuigbouwkunde aan de toenmalige Polytechnische School te Delft te studeren. Elektriciteitsleer kon hij slechts als bijvak kiezen, omdat een afzonderlijke afdeling elektrotechniek daar destijds nog niet bestond. Hij behaalde zijn diploma in 1901 en was vervolgens twee jaar als assistent in de toegepaste natuurkunde en de elektrotechniek bij prof. J. Snijders werkzaam.

In 1903 trad Koomans als adspirant-ingenieur der Telegrafie tot de Rijksdienst der P en T toe. De Telefonie - toen nog in technisch opzicht hoofdzakelijk door telegraafmensen verzorgd - werd zijn eerste arbeidsterrein. Ondertussen bereidde hij zijn promotie bij prof. C.L. van der Bilt voor. Deze vond plaats in 1908 op een proefschrift getiteld: Over den invloed der zelfinductie in telefoongeleidingen (Delft, 1908). Was Koomans een radioamateur van het eerste uur; een brede ontplooiing van zijn tot professioneel niveau uitgroeiende liefhebberij liet nog even op zich wachten. De Herstellingswerk -plaats der Telegrafie in Den Haag (waarbij men ook aan de Telefonie moet denken) kreeg hem in 1912 als chef. Daar zou hij van 1917 af zijn eerste grote experimenten op radiografisch gebied verrichten, nadat hij reeds in 1909 radiotelefonische proeven had gedaan.

Doceren zat Koomans in het bloed. Van 1915 af gaf hij les aan de zogeheten Telegraafcursus. Enige jaren later onderwees hij met veel succes de cursisten aan de Hoogere Post- en Telegraafschool in Rotterdam. Sinds 1918 maakte hij van vele examencommissies op PTT-gebied deel uit. Maar hij was ook een organisator en bestuurder van formaat. Hij beschikte over een vlotte pen en bewoog zich in feite op alle terreinen van het radiodomein. Zo was hij in 1916 bij de oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor Radio-Telegrafie (NVVR) lid van het hoofdbestuur. In de jaren daarop hield hij talloze lezingen en demonstraties voor deze vereniging en publiceerde hij veel artikelen in haar orgaan Radio-Nieuws. Voorts ontwierp hij een voor die tijd 'gemakkelijk' door amateurs te bouwen drielamps-radio-ontvangtoestel ('Schema van Koomans').

Ruimere mogelijkheden bood het jaar 1919 voor de zich geleidelijk aandienende nieuwe technieken in de (radio)communicatie. De oprichting van een Bureau Proefnemingen, Onderzoek en Onderwijs was het gevolg; Koomans werd met de leiding hiervan belast. Aanvankelijk traden zijn experimenten en constructies niet zozeer op de voorgrond. Pas toen het draadloos telegrafisch verkeer met het vroegere Ned.-Oost-Indië in 1923 eenmaal was geopend, bracht Koomans aan de in Kootwijk tot dat doel opgestelde lange-golfmachinezender enige verbeteringen aan, die de bedrijfszekerheid en de verkeersafwikkeling gunstig beïnvloedden. Inmiddels was direct na de Eerste Wereldoorlog de kortegolf in opmars. Deze korte golven van ca. 200 tot 20 m. maakten het mogelijk met een installatie van bescheiden omvang en geringe energie zeer grote afstanden te overbruggen. Bovendien steeg de kwaliteit van overdracht en ontvangst en kon er meer uren per etmaal bevredigend worden gewerkt. Het was in dit domein dat Koomans met zijn getrouwen een grote faam zou verwerven. Inmiddels had de radio-organisatie te onzent qua research gelijke tred met deze stormachtige ontwikkelingen gehouden: het Bureau Proefnemingen werd in 1925 tot een afzonderlijk en volwaardig Radiolaboratorium verheven, met de nodige outillage voor de bouw van zend- en ont vanginrichtingen. Koomans werd chef van dit instituut. Nog in hetzelfde jaar kon met een in eigen beheer vervaardigde telegrafiezender de korte-golfdienst op Indië worden geopend. Na geslaagde experimenten en dito kruisgesprekken in 1927, kreeg het radiotelefonieverkeer ongeveer anderhalf jaar nadien een openbaar en permanent karakter. Het was toen de eerste en langste verbinding ter wereld zonder tussenliggende relaisstations. Een eigentijds ontvangstation Noordwijk-Radio (NORA) kwam onder Koomans' leiding eveneens in 1928 gereed. Hierna ontwikkelde deze een stelsel voor geheime telefonie, zodat onbevoegden de gesprekken niet zomaar als het ware uit de ether konden 'plukken'. Zoals in de jaren twintig een Europees en daarna universeel radiotelegrafisch verkeer gestalte had gekregen, zo ging het in het volgende decennium met de telefonie langs draadloze weg.

Anders dan na de Tweede Wereldoorlog het geval zou zijn, waren in Koomans' tijd onderzoek en ontwikkeling enerzijds en het technisch radio-bedrijf anderzijds nog ongescheiden. Behalve chef van het radiolaboratorium was Koomans al geruime tijd tevens hoofd van het radiobedrijf tussen vaste punten op aarde, de zogenaamde Fixe-dienst. Daarnaast bouwden hij en zijn staf doorgaans zelf de benodigde zend- en ontvangmiddelen, wat in de jaren dertig tot de oprichting van een Radio-Zendlaboratorium bij het Kootwijkse bedrijfsconglomeraat leidde. Eerst na 1945 zou het particuliere bedrijf geleidelijk aan als leverancier op de voorgrond gaan treden. Op deze wijze was het in de jaren dertig nog mogelijk dat Koomans c.s. door het ontwikkelen en bedrijfsklaar maken van zend- en ontvangmiddelen voor éénzijbandtelefonie op de korte golf (1933-1934) het meeste opzien baarde en deze primeur voor het eerst op de verbinding met Oost-Indië kon worden toegepast. Een persoonlijke vinding van Koomans was het dat gelijktijdig over één zender vier gesprekken gevoerd konden worden, terwijl daarbij nog een telegrafiekanaal ter beschikking kwam. Dit alles had belangrijk lagere exploitatiekosten bij een hoger rendement tot gevolg. Daarenboven werd de kwaliteit van de verkeersafwikkeling opnieuw verbeterd. Tal van binnen- en buitenlandse deskundigen kwamen naar Kootwijk om al deze nouveautés te bestuderen. Op verschillende van Koomans' uitvindingen werd octrooi verleend; onder meer voor een schakeling voor meervoudig telegraferen over kabels, een toonversterker, een neutrodyneschakeling en een gericht antennesysteem.

Koomans' nevenfuncties waren ook in deze tijd met zijn hoofdbezigheden als het ware verweven. Zo was hij o.a. buitengewoon lid van de Octrooiraad, bestuurslid van het Nederlandsch Radio-Genootschap (NRG), van de Bond van Octrooihouders en radiotechnisch adviseur bij de Volkenbond. Bij dit alles kwam dan ook zijn benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de Elektrotechniek met Radiotechniek als leeropdracht niet meer als een verrassing. Op 24 januari 1934 aanvaardde hij dit ambt met een rede over De ontwikkelingsgang van de radio (Delft, 1934).

De bezetting van 1940-1945 was ook voor de radio in al zijn geledingen ingrijpend van aard: het gehele bestaande verkeer moest worden stopgezet. Duitse technici, voornamelijk van de Deutsche Reichspost, gingen ook in Kootwijk de lakens uitdelen. Alleen uitzendingen ten behoeve van de bezetter werden nog verzorgd. Sabotage door PTT-medewerkers aldaar leidde ertoe dat vooral de Duitse omroepuitzendingen regelmatig van slechte kwaliteit waren en soms helemaal wegvielen. Het Radiolaboratorium zette onderzoek en ontwikkeling bewust op een erg laag pitje.

Voor Koomans zouden de bezettingsomstandigheden echter bijzondere moeilijkheden opleveren. Hij bezat een gecompliceerde karakterstructuur. Enerzijds nerveus, scherp en soms agressief, kon hij aan de andere kant geestig en charmant zijn. Nu eens bracht hij zijn mening wat hoekig en ontactisch naar voren, dan weer stimuleerde hij vaderlijk zijn medewerkers en hield hij er bij hen de moed in, wanneer bepaalde experimenten leken vast te lopen. Au fond mochten de meesten van zijn ingenieurs hem graag. Koomans' tragiek schuilde voornamelijk in zijn politieke visie. Reeds in de Eerste Wereldoorlog was hij pro-Duits. Nadien versterkten relaties en vriendschapsbanden met prominente Duitse radio-experts - onder wie overigens ook joodse - zijn band met onze oosterburen. Bewondering voor hun prestaties was hieraan niet vreemd. Na de machtsovername door Hitler in 1933 was ook Koomans van oordeel geweest dat Europa onder Duitse leiding het best zou kunnen gedijen. Zijn mening daaromtrent had hij niet onder stoelen of banken gestoken. Merkwaardig genoeg was hij persoonlijk hierbij nooit direct voor het nationaal-socialisme geporteerd

Deze tweeslachtigheid openbaarde zich opnieuw tijdens de bezetting. Koomans was zo naïef en onverstandig deze hele periode als hoogleraar in functie te blijven. Al was hij niet afkerig van een 'nieuwe orde', tal van Duitse maatregelen vervulden hem met afschuw. De jodenvervolging schokte hem zeer. Lijdelijk verzet en illegale activiteiten - zoals de bouw van zenderonderdelen voor het verzet - in en om het Radiolaboratorium en het zenderbedrijf zag hij door de vingers. Ook al regende het Duitse opdrachten, vooral voor de bouw van éénzijbandap-paratuur, tegen het einde van de oorlog waren slechts één zender en enkele ontvangers gereed gekomen, die overigens hun plaats van bestemming nimmer bereikten. Koomans heeft door zijn connecties met de leidende radiotechnici van de bezettende macht, van wie hij de meesten al van vroeger kende, het Radiolaboratorium in materieel en personeel opzicht voor veel calamiteiten behoed. Maar dat alles nam toch niet weg dat hij naar buiten toe een slechte, want pro-Duitse, naam kreeg en zijn aanblijven en meewerken door velen als collaboratie zou worden beschouwd, wat in menig opzicht niet terecht was.

Koomans' laatste levensmaanden na de bevrijding verliepen triest. Bij de PTT had Koomans in april 1945 de dienst met eervol ontslag verlaten, als hoogleraar werd hij geschorst. De nieuwe leiding van het staatsbedrijf verguisde hem, in Delft ging het niet anders. Dat zijn voormalige personeel - in het bijzonder de radio-ingénieurs - achter hem bleef staan, besefte hij nauwelijks meer. Koomans was enigszins verrast over het feit dat men zijn diensten niet meer nodig had. In oktober 1945 kreeg hij een hartaanval, waaraan hij overleed.

P: 'Draadlooze telefonie', in De Ingenieur 24 (1909) 236-240; Draadlooze telegrafie 1e dr. (Deventer, 1910. 7e dr., 1920); De theoretische grondslagen van magnetisme en electriciteit ('s-Gravenhage, 1920); 'Eenvoudige hoogfrequentieversterking bij antenne-ontvangst', in Radio-Nieuws 5 (1922) 71-73; 'De ontvangst van kortere golven door middel van golftransformatie', ibidem, 7 (1924) 340-350; Wisselstroomtheorie ('s-Gravenhage, 1924); 'Beeld-telegrafie', in De Ingenieur 46 ( 1931 ) E 19-E24; 'Vervorming bij radio-omroep', in Natuurkundige voordrachten nr: 11 (1932-1933) 1-21; 'Eenzijbandte-lefonie op de radioverbinding Nederland-Neder-landsch Oost-Indië', in Tijdschrift van het Nederlandsch radiogenootschap 8 (1937-1938) 231-256; 'Asymetric-sideband broadcasting', in Proceedings of the Institute of Radio Engineers 27 (1939) 687-690; 'Van het verleden tot het heden in de radio', in Tijdschrift van het Nederlandsch radiogenootschap 9 (1941-1942)201-216.

L: A. Spaans, 'Tien jaren radioverbinding met Oost-Indië 1923 5-7 Mei 1933', in Tijdschrift voor Posterijen, Telegrafie en Telefonie 19 (1933) 158-162; C.v.G. [=C. van Geel], 'Prof.dr.ir. N. Koomans', ibidem 50(1934) 109-110; 'In memoriam prof.dr.ir. N. Koomans. Rijkseenheid in het gedachtenverkeer', in De Schouw. Een modern staatkundig en cultureel weekblad 4 (1945) 161 (19 oktober) 3; O.T.F. van der Wijck, 'Moderne een-zijbandapparatuur der Nederlandsche PTT', in Tijdschrift van het Nederlandsch Radiogenootschap 12 (1947) 127-151; H. P. van Alphen, 25 jaar radio-verkeersdienst, 7 mei 1923-7 mei 1948 ('s-Gravenhage, 1948) 20-38; 55-56: E.A.B.J. ten Brink en C.W.L. Schell, Geschiedenis van de Rijkstelegraaf 1852-1952 ('s-Gravenhage, 1954) passim; J.G. Visser, 'Radiotelefonie. Het pionierstijdvak van de draadlooze', in Honderd jaar telefoon. Geschiedenis van de openbare telefonie in Nederland 1881-1981 ('s-Gravenhage, 1981) 109-117.

I: Website Terras.TV: http://www.terras.tv/pages/tvmuseum/tvmuseumkoomans/koomans.html [2-6-2008].

J.G. Visser


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013